Reichskristallnacht

Als je de geschiedenis kent, hoef je de geschiedenis niet te herhalen. Dat was de kern van wat ik gisteren gezegd heb in de synagoge van Haaksbergen. De joodse gemeente had mij uitgenodigd om te spreken over de nacht van 9 op 10 november. ‘Als ik die datums noem’, zei iemand tegen mij, ‘dan weet u wel waarover het moet gaan, toch?’ Ik wist het niet, moet ik bekennen. Waarop mijn Joodse gastheer verduidelijkte: ‘In de nacht van 9 op 10 november vond in 1938 de Reichskristallnacht plaats’. Toen ik dat woord hoorde, viel ’t kwartje.  

In de Reichskristallnacht waren er in Duitsland georganiseerde pogroms. Honderden synagogen werden kapotgeslagen. Duizenden winkels van Joodse eigenaren werden geplunderd. Honderden Joden verloren hun leven. De nazi’s grepen een aanslag op een Duitse diplomaat in Parijs aan om een hele bevolkingsgroep aan te pakken. Veel Joden probeerden het land te ontvluchten. Ze meldden zich onder meer bij de Nederlandse grens.

Ze waren hier niet echt welkom. Alleen hier al wonende Joden hielpen hen. Die vormden hulpcomité’s in bijvoorbeeld Oldenzaal en Enschede om ze voort te helpen. Van de overheid hoefden de Joden weinig te verwachten. Die hield de grenzen zoveel mogelijk dicht.

Ik denk dat die traumatische ervaring nog steeds doorwerkt in de manier waarop Nethanyahu tegenwoordig omgaat met de Gaza-crisis. Hij heeft het gevoel, dat de Joden, als het er op aankomt,  weinig van de volkeren hoeven te verwachten. De rellen in Amsterdam afgelopen week rond de voetbalwedstrijd Ajax – Maccavi Tel Aviv onderstreepten dat. Israëlische supporters moesten rennen voor hun leven. Het déja-vu van 1938 doemt op. 

Er zijn meer parallellen te trekken. Bijvoorbeeld hoe we in Nederland kijken naar vluchtelingen. De Nederlandse regering schafte op 7 mei 1938, een half jaar voor de Reichskristallnacht, het asielrecht af. Minister Goseling wees op de werkloosheid in eigen land. Eigen mensen eerst, was het motto.

Colijn was na veel aandringen bereid om toch een paar Joodse vluchtelingen op te nemen. Hij liet een opvang inrichten, een soort Ter Apel. De vraag was alleen waar. Koningin Wilhelmina vond iedere plek okay, als het maar geen Apeldoorn was, want daar stond haar paleis. Als plek koos Colijn daarom voor een goedkoop stukje land ergens in de provincie. Het werd Westerbork. En hij liet de Joodse gemeenschap de kosten betalen. Hoe pijnlijk was het, dat de Duitsers – na hun overname van Nederland in 1940 -, hetzelfde azc in Westerbork gingen gebruiken als kamp voor deportatie van de Joden naar de gaskamers. Het geneesmiddel van gisteren bleek de kwaal voor vandaag te zijn.  

De toespraak in de synagoge in Haaksbergen op 10 november 2024 zette ook in op dit thema. Klik hier. 
En in een consistoriegebed in de protestantse gemeente te Kuinre kwam het aan de orde. Klik hier.