Kerkdienst over breuklijnen
Vanuit Hardenberg vroeg iemand in reactie op ‘De Bijna-Bisschop’: ‘U schrijft wel over de breuklijnen. Maar u geeft geen therapie. Geen manier van hoe daarmee om te gaan als mensen. Het zal toch niet uw bedoeling zijn de lijdelijkheid te stimuleren?'
Graag pak ik die handschoen op. Hieronder volgt een kerkdienst die met liturgie, verkondiging en gebed een inkleuring geven van dat thema van de breuklijnen.
Liturgie
- er is gebruik gemaakt van het liedboek 2013 -
Zingen: Psalm 43: 3 (‘O Here, God, kom mij bevrijden’)
Stil Gebed
Votum en Groet
Zingen: Psalm 43: 4 (‘Dan ga ik op tot uw altaren’)
Gebod
Zingen: Lied 362: 2, 3 (‘Hij die ons in zijn dienstwerk heeft gewild’)
Gebed
Eerste schriftlezing: Leviticus 6: 1-6 (NBV; in de HSV begint de lezing bij vs. 8)
Tweede schriftlezing: Hebreeën 10: 5-10
Zingen: Psalm 40: 3, 4 (‘Het is geen offervuur dat U behaagt’)
Verkondiging
Zingen: Lied 1005: 1, 4 (‘Zoekend naar licht’)
Gebeden (afgewisseld met Lied 598 Nederlandse tekst – ‘Als alles duister is, ontsteek…’)
Collecte
Zingen: Lied 825: 1, 6, 5 (‘De wereld is van Hem vervuld’)
Zegen
Meditatie
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De provincie Overijssel hield onlangs in Kampen een congres over ons cultureel erfgoed. De zaal zat vol mensen van musea, archiefdiensten en monumentenzorg; allen hadden iets met historie en cultuur van doen. Merel van der Vaart, een cultureel docente uit Dordrecht, was gevraagd om iets over de millennials te zeggen. De millennials zijn de mensen die tussen 1980 en 2000 zijn geboren, de mensen die nu tussen de 18 en 39 jaar zijn. Voor veel musea is dat een lastige doelgroep. Ze ontvangen wel veel mensen van 60 jaar en ouder. Ze noemen dat de Museum-jaarkaart-generatie. Maar jonger dan 40 komen er relatief weinig mensen. Merel van der Vaart vertelde over een experiment van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. In het verlangen de millennials te trekken nodigden ze een rapper uit die tussen de collecte ging rappen. De directie was benieuwd wat er zou gebeuren. Er kwamen inderdaad meer bezoekers. Maar het waren bijna allemaal Museum-jaarkaart-houders. Er kwamen weinig jonge mensen. Je zag de oude bezoekers nieuwsgierig naar de rapper kijken en je zag ze ongemakkelijk zich bewegen tussen de scheepstoeters en foto’s. Merel adviseerde: Blijf trouw aan je roots, je identiteit, je raison d’etre, de reden waarom je in het leven bent geroepen. Je mag dat wel zo toegankelijk mogelijk maken. Maar verzin geen dingen die de aansluiting missen bij je grondmotief.
Ik moest er aan denken toen ik deze meditatie opstelde. De kerk staat voor een transitie. We krijgen als mensen de kerk van onze voorouders in een bepaalde vorm aangereikt en we zien wel in, dat we de kerk niet in dezelfde vorm aan onze kinderen zullen doorgeven. Er is sprake van een breuklijn. Ik merk het bij de bezoeken die ik als classispredikant aan kerkenraden breng. Het maakt eigenlijk niet zoveel uit wat we agenderen; het gaat vroeg of laat weer over de millennials en de moeite die we hebben – net als de musea en de archiefdiensten – om de jonge mensen bij ons over de vloer te krijgen. Alle reden om er samen over na te denken en een paar handvatten te zoeken voor ons als kerkblijvers. Wat impliceert die breuklijn voor onze houding als mensen die trouw zijn aan de kerk?
Ik kom tot drie punten.
1. Ik wil eerst met u de Bijbel verkennen en wijzen op andere breuklijnen die er te vinden zijn in de vormgeving van de kerk.
2. Ik wil vervolgens met u inzoomen op Leviticus en kijken naar de breuklijn die daar te vinden is.
3. Ik zou tenslotte met u willen kijken naar de breuklijn in de tweede lezing, in Hebreeën.
En bij elk van die punten zou ik met u willen proberen de gedachten te herleiden naar een handvat voor ons als kerkblijvers. Een enkel trefwoord voor ons eigen gedrag, onze eigen houding.
Ik kan het thema ook verduidelijken aan de hand van een ingekleurde cartoon van Dick Tuinder. Dick Tuinder maakte een cartoon van twee rupsen die omhoog kijken naar de lucht en daar vlinders zien. En de vraag is nu, wat die twee rupsen tegen elkaar zeggen als ze de vlinders zien. Hoe de rupsen reageren op de breuklijn. Dat bij wijze van cliffhanger.
1. Breuklijnen in de Bijbel
Maar eerst wat die breuklijnen zijn? Je merkt dat er vaker van die breuklijnen voorkomen in de kerk. In de bijbel kan je er enkele herkennen. Misschien mag ik er een paar noemen. Je ziet zo’n breuklijn bij Abram. Hij komt uit Charan. En hij gaat met zijn familie naar Beloofd Land. Hij weet niet precies hoe dat zal zijn. Als Abram in beloofd land is, zijn er spontane momenten van geloof. Abram voelt de verbondenheid met God. En hij bouwt een altaar. En zo is het bij Isaäk. En zo is het bij Jakob.
En dan verandert dat. Dat gebeurt als Jakob met zeventig zielen naar Egypte gaat. Daar in Egypte groeit de familie uit tot een volk met 600.000 mannen. En dan nog de vrouwen en kinderen. Op dat moment lukt het niet meer om je over te geven aan de spontaneïteit. Dan is er structuur nodig. Het hele boek Leviticus gaat over die structuur. Er wordt van alles geregeld: een ark, priesters, regels. Er komt in de woestijn een tabernakel, een tent voor God. En een ark, waarboven beelden van engelen, waar God verblijft. Abram zou die vorm van kerkzijn niet hebben herkend. Veertig jaar trekt het volk met die tabernakel op.
Dan is de intocht in Israël. Opnieuw beloofd land. Daarbij past een nieuwe manier van God eren, meent David. Hij wil de tabernakel loslaten en een heuse tempel voor God bouwen. God gaat er bij monde van Nathan de profeet aarzelend in mee. En de manier waarop God geëerd wordt verandert. God trekt niet langer van pleisterplaats naar pleisterplaats. Hij is op één plaats in Jeruzalem. En het volk komt naar Hem toe. De inrichting van de kerkdienst, als ik het zo mag zeggen, is ingrijpend veranderd. Het is de omgekeerde wereld.
Nog zo’n breuklijn zie je als Israël in 597 voor Christus in ballingschap wordt gevoerd, naar Babel. Dan wordt de hele tempel verwoest. Er is geen gelegenheid meer offers te brengen. En het volk Israël komt op het idee God te eren in een synagoge. De offers houden op. In plaats van de offers komen er de gebeden en de Schriftuitleg.
En als het volk daar eenmaal aan is gewend komt de Messias in de persoon van Jezus uit Nazareth en krijgt het geloof de gestalte van een persoon. De hele kerk concentreert zich op een enkel persoon en op een levenshouding met Hem verbonden. ‘Breek deze tempel af’, zegt Hij, ‘en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen’.
Breuklijnen zijn het dus. Op diverse plaatsen in de geschiedenis. Het karakter van de kerk, van de manier waarop God wordt aangesproken, verandert. Waar komt het nou op aan als je die breuklijnen meemaakt? Noordmans vertelt daarover al bij Abram. Hij zegt: Abram maakt zo’n breuklijn mee. Hij gaat van Charan op weg. Hij weet niet waarheen en hoe dat zal zijn. Er is alleen onzekerheid. Er zijn slechts leegten. Hij kan alleen gaan op het kompas van het geloof. Dat God met hem meegaat. Zo is het nu.
Onze voorouders konden varen op het kompas van het geloof en de eigen zuil. Het geloof en financiën. Het geloof en veel vrijwilligers. Wij zullen vooral op het kompas van het geloof verder moeten gaan. Het vertrouwen dat God er in zal voorzien in ons leven. Daar hebben we een eerste criterium in deze tijd van verandering.
Dat geloof staat overigens niet op zichzelf. Het is als een munt met een voor- en een achterkant. Ik herinner me een begrafenisplechtigheid. Een collega had de ceremonie eigenlijk al afgesloten. Maar met ontferming bewogen over het verdriet voegde hij nog iets toe. ‘Eigenlijk resten ons op een moment zoals dit nog maar twee dingen’, zei hij, ‘het open graf’ en hij wees naar de geopende grond waar zojuist de kist was neergezakt, ‘en de belofte’ voegde hij veelbetekenend toe. Zo is het met het geloof. We geloven in een God die belooft dat Hij met ons is tot aan de voleinding van de wereld. Dat is de eerste gedacht.
2. De breuklijn in Leviticus
Laten we er iets verder naar kijken. We kijken naar één zo’n breuklijn. Leviticus. U weet wellicht dat Israël het Oude Testament verdeelt in drie stukken. De Tora, De profeten en de Geschriften. Het eerste deel, dat van de Tora, de eerste vijf boeken, die aan Mozes worden toegeschreven, staan voorop. Letterlijk en figuurlijk. En van die vijf boeken is het hart Leviticus, een prominent boek dus. Als je een roodletter bijbel hebt, staat dat hele boek in het rood. Dus het is één en al citaat van God zelf. Het wonderlijke is dat bijna het hele boek Leviticus in het rood staat. Met andere woorden: het is één doorlopend citaat van God. En het gaat in zijn geheel over de wetten en regels die met de eredienst samenhangen. Het zijn juist zaken die wij als beginnend bijbellezer beter kunnen overslaan, omdat het nogal technisch overkomt. In de Joodse traditie zijn ze kern van de levensovertuiging. Daarmee wil dus gezegd zijn, dat die hele eredienst aansluit bij wat God voor ogen staat, hoe God gediend wil zijn.
Zoomen we verder in op hoofdstuk 6. Het valt mij op hoe gedetailleerd Mozes vertelt over de eredienst. Er wordt gezegd hoe het ochtendritueel zich voltrekt bij het brandofferaltaar. Het brandoffer is letterlijk het opheffingsoffer. Het verbindt de aarde met de hemel. Via de dimensie van vuur en rook verbindt het tijd een eeuwigheid. Dat altaar moet dagelijks worden schoongemaakt en vernieuwd. Leviticus beschrijft hoe dat gaat. Het gaat over de kleding van de priester. Het gaat over het ritueel in de ochtend. De priester gaat naar het brandofferaltaar. Let dan eens op de zorgvuldigheid. De priester draagt ‘linnen kleding’, dus het materiaal waaruit ook het heiligdom zelf bestaat. De priester komt niet in zijn kloffie, maar in het materiaal waarmee hij identificeerbaar is als horend bij het heiligdom. En dan staat er dat hij niet gewoon een lang gewaad draagt, maar dat hij onder dat gewaad een linnen broek moet dragen. Dus als je van onderen zou kijken kan je niet tegen een bloot lichaam aan kijken. Ook dat is afgedekt met linnen. Het brandoffer is immers laag gesitueerd en het brandoffer brandt ter ere van God. Dan kan het niet zo zijn dat dat offer als het ware, zo het ogen zou hebben, tegen blote delen van een priester aankijkt. De priester, staat er dan, moet de as verwijderen en voordat hij met de as buiten het heiligdom gaat, moet hij zijn oude kloffie aandoen en de as wegbrengen.
Hier kan een misverstand opkomen. De NBV vertaalt dat de as naar ‘de ashoop’ moet buiten het kamp. De HSV vertaalt dat heel anders: ‘een reine plaats’ staat daar. Wat is het nu? Oussoren zit er misschien nog het dichtste bij, die vertaalt het met ‘een ongerepte plaats’. De gedachte is dus dat je de as, die verbonden is geweest met datgene wat je naar God laat gaan, dat die as God gewijd is en dat je ook daar vol eerbied mee omgaat. Dat laat je niet simpel verwaaien. Dat gooi je niet op een vuilnisbelt. Dat gaat naar een ongerepte plaats, daar waar de natuur direct aan de Schepper refereert. En daar leg je het te ruste.
De vraag is nu hoe je de ervaringen bij dat breukvlak in één trefwoord kunt terugvertalen naar onze houding als kerkblijvers. We hadden het woord ‘geloof’. Zou je bij Leviticus het woord ‘respect’ kunnen gebruiken? Zouden we als kerkblijvers kunnen laten zien dat we respect weten op te brengen in de manier van leven; allereerst respect omdat we de Heilige kennen en beseffen voor Zijn aangezicht te leven; en dan ook onderling respect omdat we in elkaar het werk van Zijn handen gewaar worden? En zou dat idee van respect niet iets zijn waar onze samenleving ook schreeuwend behoefte aan heeft?
Ik weet niet of u die discussie hebt gevolgd rond die mevrouw uit Rotterdam, van wie de man is vermoord. Het was een foutje vanuit de misdaadwereld. Een persoonsverwisseling. Ze plaatste een soort rouwadvertentie op internet. Je wilt niet weten hoeveel reacties er kwamen. Heel lugubere. Mensen die zeiden: ‘Hij zal niet brandschoon zijn, want je wordt maar zo niet vermoord’ en ‘waar rook is, is vuur’. De mensen wierpen de vrouw terug op haar verdriet. Er was geen respect voor haar ervaringen en voor haar verdriet.
3. De breuklijn in Hebreeën
We hebben ook een gedeelte uit Hebreeën gelezen. En daar keert dat brandoffer als één van de offers terug. En de schrijver van Hebreeën noemt het ‘het eerste in de tijd’ en in Christus, zo zegt hij, is dan ‘het tweede’ gekomen. Daar is diezelfde gedachte dat er voortgang zit in de geschiedenis. Dat datgene wat ooit voor het heilige stond, wat ooit de zaligmakende vorm was, kan veranderen in de loop van de tijd. En dat God zich nieuwe gestalten kan denken. De nieuwe gestalte van het offer is de persoon van Christus.
Hij heet in vers 10 het ‘offer’, in de grondtaal van het Hebreeuws heet dat ‘de korban’. Het is eigenlijk datgene wat je meeneemt naar het altaar, dat wat je brengt. Dus Jezus komt met zichzelf bij het altaar.
Om de betekenis duidelijk te maken citeert Hebreeën Psalm 40. Het is dienstig om Psalm 40 en Hebreeën 10 precies naast elkaar te leggen. De kern is de wisselende betekenis van het brandofferaltaar. Maar er zijn ook kleine verschillen. Daar moet u niet van schrikken. Dat is altijd aan de orde als je een citaat leest. Er is directe verwantschap. Er zijn in de context ook verschillen. Een predikant merkt dat als hij of zij een preek heeft gehouden en later bij mensen fragmenten terug hoort. Dat zijn heel vaak gedachten die op die manier niet in de verkondiging hebben gezeten, maar die mensen als het ware naar zichzelf toegeluisterd hebben. Quotes hebben ze uit hun context gehaald en in hun eigen frame van denken toegevoegd. Zo mag het gaan. Noem het de vrijmoedigheid van de Geest.
Er is een opvallend verschil tussen Psalm 40 en Hebreeën. In Psalm 40 staat letterlijk: ‘U hebt mijn oren doorboord’ (HSV). Ik lees dat als een aanpassing van Exodus 21: 6. Daar staat de situatie getekend van een slaaf. Als een slaaf na het verrichten van zijn dienstwerk vrijgelaten zal worden, kan de slaaf er zelf voor kiezen om bij zijn heer te blijven. Om die keus te markeren, staat er dan in Exodus 21, dat hij naar de deur wordt geleid, dus voor iedereen zichtbaar is in de publieke ruimte, en dat zijn oor wordt doorboord met een priem. Er komt dus een zichtbaar teken dat hij bij zijn heer wil blijven. Psalm 40 kiest dat beeld om uit te drukken dat iemand die een offer brengt dat met een goede gezindheid doet. En Hebreeën gaat nog een stapje verder en zegt: Het is niet alleen het oor, het symbool, Christus is het met zijn hele lichaam. Hebreeën zegt: ‘Je heb voor mij een lichaam gereedgemaakt’. Hij belichaamt de wil van God. Leuk detail om te weten, is dat Psalm 40 en Hebreeën als je teruggaat naar het Hebreeuws niet in de u-vorm zijn geschreven maar in de jij-vorm. Alle vertalingen geven dat beleefd weer met ‘U’ en ‘Gij’. Maar het is in het Hebreeuws veel persoonlijker. De band die we met God hebben mag vertrouwelijk zijn, persoonlijk.
Als we Hebreeën willen herleiden naar een trefwoord voor de kerkblijvers, zou dat misschien het trefwoord ‘toewijding’ kunnen zijn. Stel je twee mannen voor die bij een tuincentrum een rozenstruik kopen, elk één. De ene man plant de rozenstruik en ergert zich aan de doornen. Hij is blij dat de struik is gepoot en kijkt er niet meer naar om. De andere man plant de struik en verheugt zich over de knoppen. Dat kan wat worden. Hij gaat geregeld terug naar de plant en begiet te plant met water. Het laat zich raden welke plant het beste aanslaat. De laatste plant. De houding van de man die die struik pootte kenmerkt zich door toewijding.
4. Tot slot
We leven op een breuklijn van de tijd. Het wordt anders met de kerk en de kerkdienst. We geven de kerk op een andere manier door dan de manier waarop we de kerk hebben ontvangen. We mogen ons als kerkblijvers laten leiden door drie gedachten: geloof, respect en toewijding. Die houding correspondeert met karakteristieken van de Heer zelf. Geloof sluit aan bij de Heer, die Zijn beloften geeft. ‘Ik laat niet los wat Mijn hand heeft aangevangen te doen’. Respect, want Hij is de Heilige. Toewijding, want Hij is trouw.
Met zo’n houding mogen we vertrouwen dat het vuur – om met Leviticus te spreken – blijft branden. De priester moet zich er van vergewissen dat het vuur brandende blijft; want het vuur is het beeld van de aanwezigheid van God zelf. ‘Het vuur mag niet doven’ staat er met nadruk. De gedachte is dat het vuur ons bepaalt bij de aanwezigheid van de Eeuwige, daar waar tijd en eeuwigheid elkaar raken. Des te indringender de vraag of met dat wisselen van de eredienst, met de breuklijnen, wij in staat zijn oog te blijven houden voor de vlam van de Geest. Dat licht beschijnt ons in tijd en eeuwigheid. Het zal blijven branden, want als ik in uw ogen kijk, zie ik het licht flikkeren.
Oh ja, nog even over de cartoon. Dick Tuinder van de Groene Amsterdammer maakte deze cartoon met de rupsen die naar de vlinders kijken. Ze worden geconfronteerd met een breuklijn. Wat zeggen ze tegen elkaar? Dick Tuinder had er de tekst bij gezet: ‘Beloof me dat wij nooit zo worden’. Ik kan me die tekst voorstellen. Ik voel die gedachten vaak opkomen als ik zie hoe veel van de kerk, veel van wat me dierbaar is, afbrokkelt. Ik kan het me zo verschrikkelijk voorstellen. Toch kan je ook een andere tekst nemen. ‘Ik kan niet wachten totdat wij zo worden’. En die tekst mag je de rupsen ook in de mond leggen. Want er is immers die belofte van God: ‘Ik ben met jullie alle dagen van jullie leven, tot aan de voleinding van de wereld’. Die tekst past ook. En als je je die tekst eigen maakt, is het leven zo veel eenvoudiger te dragen. Dan ga je zoveel vrolijker je weg in het leven. Daarom de uitnodiging: Laat je verleiden.
Amen.
Gebed om opening van het woord
Here God, Christus,
De woorden in ons eigen hart lijken luid te klinken,
maar zijn zwakker dan de woorden die van buitenaf komen.
Als we alleen gedachten van onszelf blijven lezen,
versterken we onze eigen visie,
toch blijft het zuchten en zwoegen in ons leven.
Maar als uw Geest ons hart opent,
is het alsof we opgetild worden in het leven.
Troost die van buitenaf op ons afkomt,
raakt ons sterker dan wanneer we onszelf moeten troosten.
Uw woord is niet bedoeld om te sluimeren,
laat het klinken in deze kerk, in ons leven.
Spreek ons aan.
Raak ons aan.
Geef vuur.
Geef glans.
Door uw Geest.
Amen
Voorbeden
- Als de oproep klinkt ‘zo bidden we allen samen’ zingen we Lied 598 Nederlandse tekst -
Als alles duister wordt,
als het licht niet meer door de ramen van de kerk naar binnen schijnt,
als we om ons heen kijken en generaties missen,
als we ons zorgen maken over de diepgang van leven,
als dat gevoel ons beklemt,
wil dan zelf tekenen van hoop geven,
het geloof voeden, het vertrouwen sterken.
Zo bidden we allen samen: ……..
Als de liefde onder mensen bekoelt,
als we elkaar aanzien zonder relatie te voelen,
als eigenzinnigheid de boventoon voert,
als dat gevoel ons beklemt,
wil dan zelf tekenen van waardering geven,
het onderlinge respect voeden, de saamhorigheid sterken.
Zo bidden we allen samen: ………..
Als we merken dat kwaliteit van leven zoek raakt,
we gezondheid verliezen en energie;
als we zien hoe de structuren van de samenleving stomp raken,
als we merken dat mensen zich niet meer geven,
als de balorigheid zich breed maakt,
als we ons zorgen maken over kwaliteit van samenleving,
het milieu, het klimaat, de temperatuur;
als dat gevoel ons beklemt,
wil dan zelf als schepper kenbaar zijn,
de toewijding voeden, de liefde voor alles wat groeit en bloeit,
dat we steun geven aan mensen die kwetsbaar zijn.
Wees zelf troostend en helend aanwezig.
Zo bidden we allen samen: ………
We danken U,
dat U door breuklijnen in de geschiedenis heen, dezelfde bent in Uw trouw.
Dat U vasthoudt aan Uw beloften.
Dat U niet loslaat het werk van Uw handen.
Dat U betrokken blijft op mensen met wie U een begin hebt gemaakt.
Daarom prijzen we U.
Danken we U.
Maken we Uw naam groot.
In Christus, onze Heer en Zaligmaker,
Amen
Voor een reactie van ds. Hans van Solkema op de breuklijnen: klik hier.