Liedteksten 1995 – 2020
Hieronder volgen 26 liedteksten geschreven door ds. Johan Meijer uit Borne. Hij dichtte de teksten in de achterliggende 25 jaar. Hij geeft zelf vooraf een inleiding en legt onder de teksten uit wat de setting is van een lied. Aan het einde hebben we een register gemaakt, zodat bezoekers van deze website eenvoudig bij 'Pasen', 'Pinksteren', 'Kerstfeest' kunnen kijken of bij 'Huwelijk' of 'Jeugd' om suggesties voor liederen te vinden. De melodieën zijn vanuit bestaande bundels in te zetten en als dat lastig is, is er een melodiebalk opgenomen. De lezer mag de liederen vrij en rechtenvrij gebruiken, mits de naam van de schrijver wordt genoemd.
inleiding
- tekst Johan Meijer -
De liedteksten in dit overzicht zijn ontstaan in de jaren 1995- 2020. In deze vijfentwintig jaar ben ik op verschillende manieren betrokken geweest bij het organiseren van kerkdiensten, als student eerst, als predikant later tot op vandaag.
Het begon in Kampen, waar ik meewerkte in een taakgroep die maandelijkse diensten van Schrift en Tafel voor studenten organiseerde. Ieder half jaar had een eigen thema. Om iedere dienst in de serie op gelijke wijze te laten beginnen en eindigen ontstonden er enkele openings- en slotgroeten. Zo begon het. De eerste tekst, ‘Kom binnen’ schreef ik op een bierviltje. Jos Wijmans, cantor van het studentenkoor maakte de melodie. Het was een aparte gewaarwording toen ik op een dag iemand het lied hoorde zingen in een gang van de Theologische Universiteit.
Toen ik stage liep in de Nieuwe Kerk te Groningen, ontstond de eerste strofische tekst op een bestaande melodie. Dit lied, ‘Lang voor wij zijn geboren’, werd gezongen in een jeugddienst, waarin ikzelf voorging, najaar 1996.
Na een korte onderbreking ontstonden er in 1999 en 2000 nieuwe teksten. Enkele daarvan schreef ik voor jongerenvieringen in de Nieuwe Kerk, enkele maakte ik als Bijbellied bij een roosterlezing in diensten waarin ikzelf voorging. Eén lied ontstond ter gelegenheid van een onvergetelijke en naar later bleek historische (want laatste) Oecumenische Dienst in de Kathedrale St. Jozefkerk te Groningen, tijdens de Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen.
In mijn Sauwerdse jaren, predikant in mijn dierbare eerste gemeente, 2002-2008 zijn ook enkele strofische liederen ontstaan. Ik plande dat nooit, ik wachtte op inspiratie. Kijk ik terug, dan was 2006 een Geestrijk jaar, met als hoogtepunt de paascompositie 'Viermaal vernieuwd', die ik samen met mijn dierbare vriend, de musicus Halbe de Jong maakte. Met het afscheid van de kindernevendienstkinderen in Sauwerd, juni 2008, eindigde mijn Sauwerdse periode.
Ik werd predikant in Borne. In de eerste jaren schreef ik geen liederen, maar vanaf 2012 werden er zo nu en dan (gelegenheids)liederen geboren. Bijzonder was het dat onze cantor Heleen Steenbergen en haar echtgenoot, de musicus, Gerrit Baas me uitdaagden om een communielied uit het Noors te vertalen, terwijl ik geen woord Noors spreek. Een werkvertaling was genoeg om een ‘vrij vertaald’ lied te maken. Er volgden meer. Er moge meer volgen, geïnspireerd door de Heilige Geest van de Levende God.
Borne, 1 juli 2020.
1. openingsgroet ‘Kom binnen.’
Kom binnen, kom binnen,
jij die het geloven kan,
of jij die niet meer weet.
Kom en hoor naar anderen,
die zeggen: ‘Ik geloof’
slotgroet ‘Ga ‘
Ga, ga,
jij die het weer geloven kan
of jij die nog niet weet.
Wees gesteund door woorden,
die wij hier samen hoorden.
Ga maar, weer je leven aan.
Ga maar weer je leven aan!
Kampen 1995, bij een serie studentendiensten over credo’s. melodie: Jos Wijmans
2. openingsgroet. ‘Kom van heinde’
Kom van heinde en van ver,
jij achter adem opgejaagd.
Stap aan boord van deze ark,
voor nieuwe adem,
even veiligheid.
slotgroet ‘Ga naar heinde ‘
Ga naar heinde, ga naar ver,
met iets van vrede in je hart.
En ga aan land, het droge op.
En adem van de frisse lucht.
Kampen 1995, bij een serie studentendiensten, thema: ‘Beestenboel’ melodie: Jos Wijmans
3. Lang voor wij zijn geboren
1 Lang voor wij zijn geboren leefden ons mensen voor
vol twijfelende vragen, soms vallend, dan weer door.
Zij zochten en zij vonden verloren ook het zicht
kenden hun pijn en wonden hun duisternis en licht.
2 Als wij ons soms bedenken ‘ik kan het niet alleen’,
dan willen zij ons wenken de mensen van voorheen:
verhalend van hun leven hun vreugden, hun verdriet.
Weten wij ons omgeven, wij zijn de eersten niet.
3 In optocht door de tijden zien wij een blinkend spoor
van twijfelaars die strijden van mensen door en door.
Zij die de Heer niet zagen hebben Zijn stem gehoord,
zij durfden het te wagen, vertrouwend op zijn Woord.
Groningen 1996, voor een jeugddienst over de ‘wolk van getuigen’ op de laatste zondag van het kerkelijk jaar melodie: Een mens te zijn op aarde, Liedboek voor de kerken gezang 172 (dat op zijn beurt de melodie van psalm 128 - uit 1543- heeft overgenomen)
4. Een lied over zes zintuigen in acht verzen
1 Menselijk zijn wij geschapen, luisterrijk
met oren en ogen, bijna Godgelijk,
om met reuk en smaak en horen en gevoel, gezicht
Gods tekens te verstaan, te zijn op Hem gericht.
2 smaak
Als een weldaad smaken vruchten van het land
waar akkers en gaarden, liefdevol beplant,
oogsten overvloedig schenken ieder die daar woont
melk, honing, brood en wijn het goede leven toont.
3 gezicht
Zie de schoonheid van de schepping al haar pracht
de bloemen, de dieren, de sterren in de nacht
en de mensen in wier ogen liefde leven is
op wier gelaat het komend licht te lezen is.
4 gehoor
Hoor hoe stemmen juichen als een eng’lenkoor
de tonen van vreugde klinken in het oor
mensenmonden, instrumenten als een symfonie
veelstemmig lovend God in warme harmonie.
5 gevoel
Aangeraakt door warme liefde in het hart
beminnend gestreeld, gekoesterd en aanvaard,
voelt een mensenkind van meetaf dat het groeien mag,
vertrouwend in het leven tot de oude dag.
6 reuk
Waar een vleug van toekomst het verlangen wekt
een zweem van het voorjaar de neus tot vreugde strekt
lentebloemen, nectar ruikend, geuren schoon en zoet
daar leeft de mens naar zomertijd in overvloed
7 zesde zintuig
Al wie door der wijsheid prikkel is gewekt
om schoonheid te zoeken, waarheid, liefde, recht,
legt opmerkzaam ‘t oor te luister bij het wijze woord;
het horend hart verstaat wat bij het leven hoort.
8 Zicht, geluiden, smaak en geuren, het gehoor
gegeven aan mensen alle tijden door
om te horen naar een Stem, te zien het levend Licht
Gods lentegeurend Rijk, dat lieve vergezicht.
Groningen, 1999- 2000 . Een serie van 6 jongerenvieringen over de 6 zintuigen van de mens. Gaandeweg het seizoen ontstond het lied. melodie: ‘Looft de Heer, al wat gemaakt is’ . (Gezangen voor Liturgie 491, van het Souterliedeken ‘nu dyn leven’)
5. Rechtop en fier
1 Efeze Rechtop en fier hebt gij weerstaan
de leugen die verleidt;
maar doe ook weer uw liefde aan
zoals eertijds.
2 Smyrna Verdrukkende gemene macht
drijft graag u in het nauw;
blijf daarom sterk, wend aan de kracht
der liefde trouw.
3 Pergamum Zelfs na een brute martelmoord
zijt gij niet afgeschrikt;
weersta wel ‘t twijfelzaaiend woord
dat u verstrikt.
4 Thyatira Een boze tong slist aan uw oor
en spoort tot ‘t kwade aan;
geeft gij alleen mijn Stem gehoor
van nu af aan.
5 Sardes Word wakker, slapers, het is tijd
het leven aan te gaan;
de dode nacht verliest de strijd
vanwie opstaan.
6 Filadelfia Mijn sleutel opent deuren wijd
voor alwie heeft volhard
te zoeken naar gerechtigheid
met heel het hart.
- Laodicea Wie rekent rijk, die telt zich arm
met al het aardse goed;
alleen Gods liefde maakt u warm
met gouden gloed.
Groningen, september 1999: geschreven voor een dienst waarin dit lied werd gezongen afgewisseld met lezing van de 7 brieven uit Openbaring 2 en 3. Melodie: Wim Mennes (Weet Gij waarmee het koninkrijk, Liedboek voor de Kerken, gezang 55)
6. Lied van Licht tegen duister
1 Openbaring 12: 1-7
Licht der wereld, pas geboren
klein en kwetsbaar mensenkind,
uit een vrouw die uitverkoren
door de hemel werd bemind.
Maar een draak wilde het verslinden,
blind van haat,
wilde van het goede winnen
met zijn kwaad
2 Openbaring 12: 7-12
Oorlog werd het tussen beide:
Licht en duister voerden strijd.
Satan, slang, die aartsverleider
tegen de gerechtigheid.
Maar de duiveldraak moest buigen,
het gedrocht!
Hemel-eng’len hebben juichend
overmocht.
3 Openbaring 12: 13-18
In de hemel hard verslagen,
maar op aarde woedt hij voort,
kronkelend door mensendagen,
waar hij levenslicht verstoort.
Slang, die slist en schreeuwt en aanvecht
en verwart.
Draak, nóóit sterker dan wie oprecht
is van hart.
Groningen, oktober 1999: bij Openbaring 12. Melodie: Den singende swaen, Antwerpen 1655 (David heeft de reus verlagen/ Gelijk de witte zwanen, Liedboek voor de Kerken gezangen 10 en 269)
7. Gezegend
1 wij zegenen God
Gezegend zijt Gij, die hebt gegeven
uit liefde het Kind van uw hart.
Met Hem die ons voordeed te leven,
zijn wij als uw Eigen aanvaard.
2 samen als kerken gezegend
Gezegend zijn wij op deze aarde
met licht aan ons toevertrouwd
oneindige Bron van genade
waar liefde en wijsheid op bouwt
3 wij zegenen elkaar
Gezegend met warmend licht van vrede!
Gezegend met gloed van de Geest,
die Een maakt en aanvuurt tot liefde
die samen ons bracht op dit feest.
Groningen, januari 2000, ter gelegenheid van de Oecumenische Dienst in de Week van Gebed voor de Eenheid van de Christenen, MOGG dienst in de St. Jozefkerk. melodie: Frits Mehrtens, Liedboek voor de Kerken, gezang 31 en 64.
8. Het lied van Thomas en zijn tweelingbroer of -zus
1 Mijn lichtend voorbeeld is gegaan
gegaan in donker van de dood
de dood, die Hem na lijden groot,
na bloed en tranen, zweet van nood,
gegrepen heeft bij mij vandaan.
2 In eenzaamheid beween ik Hem
met zilte tranen, groot gemis
omdat Hij niet meer bij mij is
omdat Hij mij ontnomen is
ik nooit meer horen zal zijn stem
3 Zijn stem die wijze woorden sprak
vol tedere bewogenheid,
en felle verontwaardigdheid
om zoveel ongerechtigheid
nu zwijgt zijn woord, zijn stem die brak.
4 Nooit zie ik meer zijn aangezicht
dat aanzag mij van zo dichtbij
dat oog had voor het hart in mij
wat in mij omging kende Hij.
Nu zijn zijn ogen eeuwig dicht.
5 Laat mij alleen in eenzaamheid
laat mij bewenen mijn verdriet
ontneem mijn bittĢre tranen niet
en troost mij met die waanzin niet
van zijn nieuwe aanwezigheid.
6 Als ik niet voel dat Hij het is
als ik niet naar Hem tasten kan
zijn wonden niet bevoelen kan
waarom beweren jullie dan
dat Hij opnieuw verschenen is?
.....
7 Die avond van de achtste dag,
de deur gegrendeld van mijn hart
gesloten nog om alle smart
gedachten donker en verward
die avond was het dat ik zag!
8 Mijn lichtend voorbeeld keerde weer,
doorbrekend wat gesloten was
heeft hij mij met zijn woord verrast.
Ik heb gezien, ik heb getast
ik heb geloofd: ‘Mijn God, mijn Heer!’
Groningen, april 2000, bij Johannes 20: 24-29, de verschijning aan Thomas. Melodie Loys Bourgeois 1551, Liedboek voor de Kerken, psalm 132 en gezang 395 . Voor het eerst gezongen in Sauwerd, toen ik niet kon vermoeden dat ik er ooit predikant zou worden.
9. Het lied tegen Leviathan
1 Over Gods geliefde aarde
waart een monsterachtig kwaad
dat de vruchten van Gods gaarde:
kwetsbaarheid en vrede haat,
dat van liefde niet wil weten
en een hekel heeft aan licht,
dat oprechtheid aan wil vreten
en een rijk vol boosheid sticht.
2 Kronkelend door mensendagen
slissend, schreeuwend of heel stil
komt hij levenslicht belagen,
onderwerpen aan zijn wil
Leviathan, duivels monster
draak die groeit van chaos groot,
in de zee, de poel van donker,
welig levend van de dood.
3 Smachtend als een beest naar eten
speurt het monster naar het kwaad
dat hij slorpend op kan vreten
omdat hij van kwaad bestaat
slechts van afval kan hij groeien
van het boze in zijn buik
slechts van haat en oorlog bloeien
en onterend machtsmisbruik.
4 Spreek de boze chaos tegen
die het leven heeft onteerd
roep het licht en spreek van zegen
als de duisternis regeert.
Dood Leviathan het monster
die van mensen slaven maakt
wees bevrijdend en verwonder
met een daad die harten raakt.
Groningen, november 2000. Voor een jongerenviering over het beest Leviathan. De verzen waren onderdeel van een spel van teksten, muziek en handelingen, waarin een monster werd verslagen en ontdaan van het kwaad dat aan hem hecht. melodie: 1688/ Herrnhut ca. 1740 ( Liedboek voor de Kerken, gezang 292)
10. Wat is geleden
lied bij Jesaja 65: 17-25
1 Wat is geleden is voorbij het wordt niet meer gedacht.
Een nieuwe aarde, hemels licht daagt na de wereldnacht.
2 Een nieuw Jeruzalem vindt plaats, een vreugde voor altijd.
De Schepper vraagt zijn volk ten dans geleid door vrolijkheid.
3 En niemand sterft hier ongeleefd, geen dood treft oud noch jong.
De grijsaard en het kleine kind, zij leven levenslang.
4 In ruime huizen woont het volk, met tuinen vol van vrucht,
die niemand schendt of roven zal. Geen mens hoeft op de vlucht.
5 Als hoge bomen hier rondom, een groen en eeuwig woud,
zo lang zal ademen het volk en leven duizendvoud.
6 Een lam gaat spelen met een wolf, een leeuw kauwt als een rund
en ongevaarlijk is de slang: vrede zij allen gegund!
Zomer 2001. Gezongen in de wijkgemeente ‘De Fontein’ in Groningen. Melodie: Barton's Psalms 1706/ later gewijzigd (Liedboek voor de Kerken, gezang 199)
11. Wees jij mijn naaste
1 Scheppend sprak God de eerste dagen trouw
aan licht en aarde, mensen, man en vrouw,
woord tot vandaag dat dood en duister splijt
durende liefde, brandend als een vlam,
de Geest van God die aarde overkwam,
vuur van verbond dat aanblijft alle tijd
Dierbare dromen,
leven volkomen
worden hier waar,
voor hem en haar
die durft geloven,
waagt te beloven
dat liefde woord
dat liefde woord van God aan elkaar.
2 Sinds den beginne maakt God ons een huis
met dak en vloer, beschuttend veilig thuis
vast op de voeten, staande alle tijd
over de chaos, boven strijd en haat
baken en teken dat voor ogen staat
bergende plaats van rust en innigheid.
Toekomst en leven,
delen en geven
krijgen hier stem,
voor haar en hem
die durft vertrouwen,
waagt te gaan bouwen
een vredeshuis
een vredeshuis, nieuw Jeruzalem
3 Tot aan het eind zal wezen-die-zal-zijn
eeuwig aanwezig, Naam die mij zal zijn
mantel van hoop, in al mijn levenstijd
warmende glans, gevulde beker wijn
Stem die mij vraagt haar bruidegom te zijn
als recht en vrede dansen voor altijd
Wees jij mijn naaste,
als wij ons haasten
op weg te gaan
het leven aan
durf mij vertouwen,
waag mij te trouwen
om samen naar
om samen naar dat feest te gaan
In juni 2002 trouwden mijn dierbare vrienden Janneke Nijboer en Christiaan Knibbe. Op de melodie van gezang 421 schreef ik voor hen dit huwelijkslied, waarvan zij de refreinen in duet zongen tijdens hun trouwdienst!
12. Om vernieuwing
1 Hoor, een Woord vol van vuur gesproken
heeft de duistere nacht gebroken
‘licht’ en er was licht, en het was goed:
aarde glanzend in gouden zonnegloed
er was een dag, de Eerste Dag
Spreek Woord tot ons schep voor ons ook een nieuwe morgen
wakker ons aan dat wij op zullen staan.
Maak ons als nieuw, mooi en gaaf zoals wij bedoeld zijn
dat wij als mens zullen zijn wie wij zijn.
2 Voel de Geest vol van vuur hier waaien
die het Koninkrijk komt zaaien
in ons hart, in onze aarde
zodat vrucht van Gods goede gaarde
groeien zal, bloeien zal.
Raak Geest ons hart, plant in ons ook een nieuwe toekomst
wakker ons aan dat wij op zullen staan.
Maak ons als nieuw, mooi en gaaf zoals wij bedoeld zijn
dat wij als mens zullen zijn wie wij zijn.
Nog maar net bevestigd als predikant in Sauwerd ontdekte ik een verlangen naar Opwekkingsliederen in de gemeente. Op de melodie van 'Heer uw licht en uw liefde schijnen' schreef ik dit lied voor de dienst op Eerste Pinksterdag 2003.
13. Van eerste dag tot dag der dagen
1 De eerste dag van allen dagen,
sprak God zijn eerste woord van trouw.
Hij ging het met de wereld wagen,
riep 'licht' en 'land', schiep man en vrouw.
Zo werd voor hen het leven waar,
als hulp-tegenover voor elkaar.
2 Op deze dag van alle dagen
Spreken twee mensen van hun trouw.
Zij durven het elkaar te vragen:
‘word jij mijn man, wees jij mijn vrouw
Die ene die mij is en blijft,
de mens op wie mijn leven drijft?’
3 En op de laatste dag der dagen
Bazuint Gods eeuwig Woord van trouw.
Hij zal dan aan de mensheid vragen:
‘Hoe had je lief, jij man, jij vrouw?’
Want als het leven liefde is
dan schrijven wij geschiedenis.
Op de melodie van gezang 479 schreef ik een huwelijkslied voor een bruidspaar met de naam Drijfhout, vandaar het 'drijft' in strofe 2. Oorspronkelijk waren de laatste regels: 'Want daar waar leven liefde is, ontstaat het diepst geheimenis’. Ik was uiteindelijk niet helemaal tevreden over die woorden, vooral omdat het laatste te veel aangehaakt bij de tekst van Jan Wit. Met het oog op een huwelijksviering in Borne werd het zoals het er nu staat.
14. Aan mensen verbannen
1 Aan mensen verbannen
naar angstvolle landen,
vervreemd van de hoop.
Ontredderden, luister:
Een woord in je duister,
een brief in je nood!
2 Gegroet met genade,
met hemelse vrede
in overvloed!
Je God zal je geven
zijn Geest vol van leven,
en nieuwe moed.
3 Als adem voor longen,
als water voor bloemen
zo geeft Hij je kracht
met Jezus herboren
bij ‘t leven te horen,
bij ‘t licht na de nacht.
4 Heradem, herleef dan,
want vreugde en redding,
zijn in je bereik
Van God mag je erven,
wat nooit zal bederven,
zijn Koninkrijk!
5 Drink met volle teugen
de woorden die deugen
van goedheid en trouw.
Doe weg al het kwade
met duister beladen:
Licht schijnt over jou.
6 Geschuurd aan het leven
door stormwind gedreven
Jij, kostbare steen.
God voegt je te samen
met andere namen:
Je bent niet alleen.
7 In Christus vertrouwen
op mensen te bouwen
zo worden wij kerk:
Verhalend verleden,
ontferming, nu, heden:
God is aan het werk.
8 Als kwaad je wil raken
en schade wil maken
raak dan niet verward
maar leef voor het goede
respectvol, zachtmoedig
en zuiver van hart.
9 Aan wie onbezonnen
je vraagt naar je bronnen,
van doop en geloof
vertel die geduldig
en zuiver, zorgvuldig
‘t geheim van je hoop.
10 En weet je verbonden
met Wie werd geschonden,
gelasterd bespot,
maar levend door Geestkracht,
is Hij door de vloednacht
gevaren naar God.
11 Gedenk dan het leven
van Christus, doorweven
met lijden en pijn;
Leed zal zich verzachten
op kracht van gedachten
’t zal omslaan in gein.
12 Wees blij in je zorgen
wie weet breekt de morgen
van onderscheid aan;
Met recht en met reden
brengt God wie beneden
is, dan boven aan.
13 Leef helder en krachtig
- je gaven zijn prachtig
en manen tot spoed ,
om liefde te delen,
gastvrijheid aan velen.
De wereld krijgt moed.
14 God zij alle glorie,
zijn Zoon de victorie
haar Geest alle glans.
Wij delen in vrede,
verbreken verleden
de toekomst krijgt kans!
In de Paastijd van 2005 lazen we volgens het alternatieve leesrooster uit de eerste Petrusbrief. Ik schreef een aantal coupletten bij de eerste zondag. Mijn goede vriendin ds. Janneke Nijboer pakte voor de tweede zondag de draad op en zo ontstond deze co-productie. Ik schreef de coupletten 1, 2, 3, 4, 8, 9, 10 en zij 5,6,7,11,12,13,14. Melodie: Mattäus Apelles von Löwenstern, 1644 (Liedboek voor de Kerken, gezang 196)
15. VIERMAAL VERNIEUWD
I HET LICHT
In zwart gekleed en leeg van binnen,
begeven heeft mij alle kracht:
het duister lijkt de strijd te winnen
verjaagt het licht van den beginne
en grijpt meedogenloos de macht
in deze zwarte nacht.
God, spreek ‘licht’ als op de eerste dag,
zeg tot de zon dat hij weer komen mag!
Gesproken heeft de God der goden,
Hij riep de dood uit zijn verband:
de Levende ontkwam de doden
het levenslicht is ons geboden
zie hier in onze eigen hand
zijn vlam die lichtend brandt.
Loof dit licht en zing uit alle macht
Hem die als zon verschijnt in onze nacht.
II HET WOORD
Met hart en ziel gaat mijn verlangen
naar Gods stemklank in mijn oor .
Door chaos ben ik nu omvangen,
een kwade tong houdt mij gevangen
verlos mij God, van wie mij stoort
bij ‘t horen naar uw Woord.
Spreek mij aan, o Woord, vandaag de dag,
en zeg mij hoe ik van U leven mag.
Gegeven is het Woord der woorden,
als licht, als lamp voor onderweg
Gods trouwverbond, zijn goede orde
die mij tot levensregel worde,
met schone klank ons aangezegd:
de wegen van het recht.
Loof dit Woord en zing verheugd voor Hem
Die ons tot leven heeft gesproken met zijn stem.
III HET WATER
Mijn huilend hart vervuld van vragen,
in deze droge doodswoestijn,
ik mis de sprankelende dagen
en kan de dorheid niet verdragen.
Met heel mijn wezen, al mijn zijn
smacht ik naar Gods fontein.
Gelijk het hert dat niet meer verder kon
reikhals ik naar leven uit uw waterbron.
Als regen is Gods trouw gekomen
zijn liefde als een waterval
mijn dorst lest Hij in frisse stromen
bij zijn Jordaan laat Hij mij komen
Gods water mag ik ondergaan
om stralend op te staan.
Loof Hem die uit water opgestaan,
ons voorgaat in het nieuwe doopbestaan.
IV BROOD EN WIJN
Benauwd door wie mij heeft verraden
en eenzaam zonder disgenoot,
met lege maag zocht ik mijn paden
door dalendiepe ongenade.
Zo werd mijn zielsverlangen groot
naar vriendschap en naar brood.
Nodig mij, o Gastheer, grote Vriend
bij U aan Tafel, waar Gij mij bedient.
Gebroken is het Brood des Levens,
gegoten is als wijn zijn bloed.
Die ons dit teken heeft gegeven
Hij gaf zichzelf, zijn hele leven,
De Opgestane die dit doet,
schenkt nieuwe levensmoed.
Reik mij Brood en schenk mij Levenswijn
de voorproef hoe uw Koninkrijk zal zijn.
Na de jaarwisseling 2005-06 had ik behoefte om iets moois te maken en ik stelde mijn goede vriend, de musicus Halbe de Jong voor om samen een compositie voor de Paasnacht te maken. Het leverde naast geweldige ontmoetingen en euforiserende inspiratie de compositie Viermaal vernieuwd op. Door het Hortusquintet te Groningen o.l.v. Halbe werd het uitgevoerd in de Paasnacht van 2006 in het kerkje van Adorp.
16. Aan alle vlees
1 Aan alle vlees wordt nu gezegd:
voeg je aaneen en sta weer recht,
mensheid, je doodsstrijd is beslecht!
Adem Gods Woord, Adem Gods Geest.
Sta op en leef!
2 Al het verdorde bot weer uit,
omdat de stem van God verluidt
dat Hij de dood nam tot zijn bui !
Adem Gods Woord, Adem Gods Geest.
Sta op en leef!
3 Al wat ontzield was ademt weer,
op het bevel van onze Heer,
in onze dood bracht Hij een keer !
Adem Gods Woord, Adem Gods Geest.
Sta op en leef!
Antwoordlied bij Ezechiël 37, 1-7 in de Paasnacht van 2006 in Adorp, melodie: Melchior Vulpius 1609, Liedboek voor de Kerken, gezang 213
17. Lied van de lachende Sara
eerste lezing Genesis 18: 1-15
1 De HEER verscheen opnieuw aan Abraham, bij de eiken van Mamre. Op het heetst van de dag zat Abraham in de ingang van zijn tent. 2 Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar hen toe. Hij boog diep 3 en zei: ‘Heer, wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan. 4 Ik zal wat water voor u laten halen zodat u uw voeten kunt wassen, maak het u hier onder de boom intussen gemakkelijk. 5 Ik zal u ook iets te eten brengen, zodat u weer op krachten kunt komen voordat u verdergaat. Daarvoor bent u immers bij uw dienaar langsgekomen?’ Zij antwoordden: ‘Wij nemen uw uitnodiging graag aan.’ 6 Abraham haastte zich naar de tent, naar Sara. ‘Vlug,’ zei hij, ‘drie schepel fijn meel! Maak deeg en bak brood.’ 7 Daarna snelde hij naar de kudde, zocht een mooi kalf uit dat er mals uitzag, en gaf dat aan een knecht, die het onmiddellijk klaarmaakte. 8 Hij haalde boter en melk, nam het gebraden kalf en zette alles aan zijn gasten voor. Terwijl zij aten, bleef hij bij hen staan onder de boom. 9 ‘Waar is Sara, uw vrouw?’ vroegen zij hem. ‘Daar, in de tent,’ antwoordde hij. 10 Toen zei een van hen: ‘Ik kom over precies een jaar bij u terug en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben.’ Sara, die in de ingang van de tent stond, achter de man, hoorde dat. 11 Nu waren Abraham en zij op hoge leeftijd gekomen en de jaren dat een vrouw vruchtbaar is, lagen al ver achter haar. 12 Daarom lachte ze in zichzelf. Zou de liefde voor mij dan nog weggelegd zijn? dacht ze. Ik ben immers verwelkt, en ook mijn man is al oud. 13 Toen vroeg de HEER aan Abraham: ‘Waarom lacht Sara, waarom vraagt ze zich af of ze op haar leeftijd nog wel een kind ter wereld kan brengen? 14 Is ook maar iets voor de HEER onmogelijk? Op de vastgestelde tijd, over precies een jaar, kom ik bij je terug en dan heeft Sara een zoon.’ 15 Geschrokken ontkende Sara: ‘Ik heb niet gelachen.’ Maar hij zei: ‘Ja, je hebt wel gelachen.’
antwoordlied Lied van Sara
1 Ik kan het niet geloven,
er hoont in mij een lach.
Hoe kan iemand beloven,
op deze najaarsdag,
dat ik nog vrucht zou dragen,
een kind in eigen schoot?
Mijn weg van levensdagen
loopt winterwaarts en dood!
tweede lezing Genesis 21: 1-7
1 De HEER zag om naar Sara zoals Hij had beloofd, Hij gaf haar wat Hij had toegezegd: 2 Sara werd zwanger en baarde Abraham op zijn oude dag een zoon, op de vastgestelde tijd, die God hem had genoemd. 3 Abraham noemde de zoon die hij gekregen had en die Sara hem gebaard had, Isaak, 4 en hij besneed Isaak toen deze acht dagen oud was, zoals God hem had opgedragen. 5 Abraham was honderd jaar toen zijn zoon Isaak werd geboren. 6 ‘God maakt dat ik kan lachen,’ zei Sara, ‘en iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen. 7 Wie had Abraham durven voorspellen dat ik ooit een kind de borst zou geven? En toch heb ik hem op zijn oude dag nog een zoon gebaard!’
antwoordlied Lied van Sara
2 Bijna niet te geloven!
Er woont in mij een lach* :
het kind dat God beloofde
toen ik geen toekomst zag.
Fier treed ik nu naar buiten,
nu najaar lente blijkt
mijn vreugde wil ik uiten
de koningin* te rijk!
* de naam Isaak betekent: men lacht, of: God lacht
* de naam Sara betekent: koningin
derde lezing Hebreeën 11: 11
Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind te verwekken, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan.
antwoordlied Lied van Sara
3 Voor wie het durft geloven
de lach van Gods gelaat,
komt bitterheid te boven
en leeft in blijde staat.
De stem die ons de hoop geeft
op volle zomerbloei,
voltooit wat Hij beloofd heeft:
het Rijk dat in ons groeit
Over Sara is weinig liedmateriaal. Ik deed een poging om bij de lezingen van 8 oktober 2006 een aantal coupletten te maken die over haar zouden gaan. Melodie: Liedboek voor de Kerken, gezang 3 (waarin het gaat over Sara’s man Abraham).
18. Lied van Gods liefde
1 Het graan staat op het veld te wuiven
de vrucht der wijnstok is gerijpt.
De korenaren en de druiven
zijn door Gods groeikracht toebereid.
Om voedsel voor de mens te zijn,
wordt het tot brood en wijn.
2 Maar wie zal drinken, wie zal eten,
wie zal er leven van Gods oogst?
Worden de armsten niet vergeten?
Zijn vreemdelingen in het oog?
Wie leeft naar wat de Heer gebood,
die deelt zijn wijn en brood.
3 Gods wil te doen is heilig leven,
oprechtheid is wat Hij verlangt:
betrouwbaar spreken, eerlijk geven,
want eerlijkheid die duurt het langst.
Geef daarom van je liefde blijk
tot aan Gods Koninkrijk.
4 Het Koninkrijk zal waarheid worden,
Gods oogst groeit op de velden waar
de mensen doen naar Jezus’ woorden:
‘Doe liefde en bemin elkaar
Heb boven alles lief je God
dan doe je zijn gebod.’
5 Maar vóór dit alles laat God weten
dat wij zíjn gast aan tafel zijn.
Wij mogen drinken, mogen eten
zijn eigen Brood, zijn eigen Wijn.
God geeft Zichzelf aan ons omdat
Hij óns het eerst liefhad!
Een Avondmaalslied voor zondag 9 november 2006 in Sauwerd. Het ochtendgebed 'Gij hebt mij het eerst bemind' van Sören Kierkegaard klinkt mee in dit lied. De melodie is als gezang 430 (Ik heb U lief o mijn beminde)
19. Lied van Jacobus
Aanhef
1 Verstrooide stammen, volk van God
ontvang mijn vredegroet!
Ik wens je vreugde, heelheid toe
en goede moed!
Hoofdstuk 1
2 En roep je tot standvastigheid
wanneer je wankel vaart,
door golven dubbelhartigheid
in twijfel staat.
3 Durf kijken naar je spiegelbeeld,
vergeet niet wie je zag.
O, eerlijkheid, die duurt het langst
kom aan de dag!
4 De Vader van de Lichten zelf
de ENE spreekt ons aan:
‘Haal de verdeeldheid uit jezelf,
laat kwaadheid gaan.’
5 Laat mond en hand een eenheid zijn
verlaat het dubbel spoor,
van vroomheid zonder handeling
maar doe het Woord!
Hoofdstuk 2
6 Wie rijken naar de ogen ziet,
en kijkt op armen neer,
schouwt mensen als gelijken niet
zoals de Heer.
7 Een ieder die jouw naaste is
is trouw en liefde waard.
Voed, kleed al wie armlastig is,
bied huis en haard.
8 Want wie zo doet, doet Gods gebod
maakt werk van het geloof.
Belijders die niet handelen
houden zich doof.
9 Wie noemen wij rechtvaardige,
wie heeft die naam verdiend?
Die van geloof een werk-Woord maakt
die heet Gods vriend.
Hoofdstuk 3
10 Hoe krachtig is een mensenwoord:
de tong bepaalt de toon.
Zegen en loflied brengt zij voort,
ook vloek en hoon.
11 Beheers de mond, zoals een paard
beteugeld wordt, een boot
door ‘t roer geleid wordt in zijn vaart.
Raak niet ontspoord!
12 Twistgierigheid brengt oorlog voort
en afgunst leidt tot strijd
Vrede is vrucht van ‘t wijze woord
barmhartigheid.
Hoofdstuk 4
13 De wereld reikt een aanbod aan
van grenzeloos genot
Wie daarmee vriendschap aan wil gaan
komt los van God.
14 God wil met ons verbonden zijn
met onze ziel zijn Geest.
Een zuiver, een eenvoudig hart
zoekt hij het meest,
15 een hart dat niet hovaardig is
maar dat zich leiden laat
door wat Gods Thora waardig is
en door Gods raad.
Hoofdstuk 5
16 Maar wie als god het goud aanbad
en macht als wapen koos
wie al zijn minderen vertrad
leeft vruchteloos.
17 Zijn jammerklacht zal bitter zijn
als rijkdom is vergaan,
het zilver roest en braspartij-
en zijn gedaan.
18 De kreet van de misdeelde dringt
tot in de hemel door.
Aan wie het onrecht is gedaan
geeft God gehoor.
19 Tot aan zijn Dag: sta vast, houd vol,
volg de profeten na,
en laat je woord betrouwbaar zijn,
je ‘ja’ een ja !
20 Bid voor elkaar om levensmoed
zing psalmen in de nacht
als olie is het die voorgoed
de pijn verzacht.
21 Het oogstland zal met gouden glans,
met vreugde zijn getooid,
waar zaad van vrede, liefde, recht
is uitgestrooid
In Sauwerd en in Noord- en Zuidwolde leidde ik een serie diensten over het Bijbelboek Jacobus in juli 2007. Op de melodie van John Bacchus Dykes ‘St Cuthbert’ (Tussentijds 177, De Heiland bij zijn hemelvaart) ontstonden de woorden van dit stapellied.
20. Het levenslied
1 Het levenslied van jou begon
toen jij nog lang niet zingen kon.
Aan t oerbegin van mensen wordt
de eerste toon gezet door God.
2 De grondtoon van jouw leven is
dat het met zorg doorweven is,
met draden, snaren tederheid,
Gods liefdeslied aan jou gewijd.
3 De mensen zongen bij je doop
met klanken dankbaarheid en hoop
dat jij geborgen leven zou,
bestemd tot zingen van Gods trouw.
4 Een krachtige geboortekreet,
waarmee je van je horen deed,
werd tot een eigen stemgeluid,
jouw klankkleur die je wezen uit.
5 Je hebt ook liederen geleerd,
met woord en klank gemusiceerd.
jouw lied vertelt ons wie je bent
en zingt dat God jouw leven kent!
6 Blijf zingen heel je leven door,
in het veelstemmig mensenkoor.
Ontwikkel meer en meer je stem
als instrument tot eer van Hem!
Vlak voor mijn afscheid van Sauwerd ontstond dit lied voor de slotzondag van het seizoen waarvan het jaarthema was 'De kerk, daar zit muziek in'. Ik schreef dit lied voor de twee kinderen die afscheid namen van de nevendienst waarvan de één zingt en de ander saxofoon speelt (vs. 5) en dat ook werkelijk deden in de dienst. Melodie ‘Het water van de grote vloed’, Liedboek voor de Kerken, gezang 337.
21. Toekomstland
voor onze overstapkinderen
1 Uit een Land van Licht geboren
-liefde was jouw oerbegin-,
om bij mensenland te horen
stap je deze wereld in.
2 Jij bent ons door God gegeven
zeggen druppels op je hoofd,
water uit de bron van leven.
Onze zorg aan jou beloofd!
3 Eerste stappen leer je zetten
aan een ouderlijke hand,
en je eigen kleine voeten
gaan door een Ontdekkingsland,
4 waar je woorden leert en waarden,
jouw talent wordt ingezet.
Van het goeds dat je vergaarde
wordt de basis voortgezet.
5 Nu je hier aan deze grens staat,
stappend naar de overkant,
zingen wij dat God ook meegaat,
naar jouw nieuwe Toekomstland.
Voor de overstapdienst van 2012 schreef ik voor de kinderen een liedje op de melodie van lied 283, Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk. Deze melodie lijkt sterk op ‘Hoger dan de blauwe luchten’. Later dat jaar schreef onze organist en componist Jan Braakman er een nieuw melodie waarop het lied bij latere overstapdiensten werd gezongen.
22. Over licht
1 Over licht heeft God het eerst gesproken,
en Hij heeft het voor ons aangestoken,
als begin van onze tijd.
2 Woord voor woord geweven tot verhalen
die wij horen, en opnieuw vertalen
naar de taal van onze tijd.
3 Zie het licht en hoor de goede woorden
zet je ogen open, spits je oren,
God spreekt in jouw eigen tijd.
Een liedje bij het moment waarop de kinderen naar de nevendienst gaan, geschreven op 8 september 2012. Het zou het liedje ‘Wij gaan voor even uit elkaar’ vervangen. Vijf musici uit de gemeente schreven er een melodie bij. Op de gemeenteavond van november 2012 koos de gemeente voor de melodie van Jan Haverdings. Jarenlang werd het zondag aan zondag gezongen.
23. Als mijn ogen weer zien
1 Moe mijn ogen, niet vermogend
nog te zien een zinsverband.
Zo verlangend, maar gevangen,
ver verbannen uit jouw land,
mijn geliefde vredesstad,
open venster van mijn hart.
2 Barre tijden, bitter lijden
zo doordrenkt van angst en pijn.
Milde stromen zie ik komen
in dit onherbergzaam zijn.
Ga weer op, jij ochtendzon,
laat mij drinken van jouw bron.
3 Ik proef leven mij gegeven:
wijnstok uit het paradijs.
Zomerrozen, geurig blozend,
bloesem op mijn levensreis.
Met de Geest van het begin,
adem ik weer toekomst in.
4 In mijn oren klinkt bekorend
eng'lenzang door mensenmond.
Zielsverheugend! Volle teugen,
bekers blijdschap, want jij komt,
Voorland dat mijn wezen wenkt,
hemelklank, die vreugde schenkt.
5 Blijverraste bruiloftsgasten
zie ik dansen op het feest.
Gastheer Jezus hier aanwezig,
en die altijd is geweest:
Grote liefde aan mijn zij
Jij deelt brood en wijn met mij.
Een lied tijdens het delen van Brood en Beker. Naar het communielied Nar mit oye van Hans Adolph Brorson, vrij vertaald op 23 september 2015, in opdracht van Heleen Steenbergen en Gerrit Baas. Voor het eerst uitgevoerd tijdens een viering van Schrift en Tafel in de Lutherse dienst in de Lebuïnuskapel te Hengelo.
24. Ons brengt een jaar. Anno Domini 2015
2 Wat ons is wedervaren,
O Here, hoor en zie:
in twaalf voorbije maanden,
dit Anno Domini.
Om zalige gebeurtenis,
of lijden vol venijn:
Leef mee met heel ons zijn!
3 Om aangeslagen levens,
bedreiging overal.
Gevlucht in vrees en beven:
ontheemden zonder tal.
Zal ooit een zeker heden
hun deel zijn: geen gevaar?
Die dag wordt die nog waar?
4 In nachtuur ons geboren,
Uw lichte Liefde, Heer:
het duister heeft verloren!
Niets kan ons scheiden meer
van U, die heel ons leven,
vat in een eeuwig nu,
dit uur, het is van U!
Oudejaarsdag 2015. Het is exact 30 jaar geleden dat mijn vader Hendrik Meijer overleed, 58 jaar werd hij maar. Oudejaarsdag is altijd een zeer gevoelig moment voor mij en ik mag voorgaan in de oudejaarsdienst in de Nieuwe Kerk in Borne die, zo wisten wij al, in het jaar daarna verkocht zou worden. Ik sprak richting Gerrit Baas en Heleen Steenbergen uit dat ik graag een nieuw lied wilde schrijven en vroeg hen om een melodie. Zij reiken 'Vi ser deg, Herre Jesus' van Egil Hofland aan. En zo werd de nieuwe tekst geboren met een verwijzing naar Romeinen 8 (‘niets kan ons scheiden meer’) dé tekst van mijn ouders. Hun trouwtekst en de tekst die bij hun beider uitvaart centraal stond.
25. Zielskracht van Pinksteren
2 Vuurtongen, spreek nu met helende taal
zoals gehoord in die dagen
toen Jezus' vrienden in nevel verdwaald
het doorgaand pad niet meer zagen.
Sterk op hun voeten, gaan zij ons voor
met lopend vuur deze wereld door.
3 Streel aardse velden, o hemels geluid,
maak weiden groenend weer wakker!
Wek dan de slaper, jij loflied dat luidt:
'graan is gezaaid in jouw akker!'
En zelfs door harten, zo hard als steen
breekt nu het leven als grondtoon heen.
4 Herboren mens, hier is jouw nieuwe hoop:
Gods heerlijkheid staat te bloeien!
Sprekend getuige van de Geestesdoop
wijd open roos, die kon groeien,
als levensboom die geworteld is
in Hem die leeft en jouw zielskracht is.
Met Pinksteren 2016 in het vizier vroegen Gerrit Baas en Heleen Steenbergen mij opnieuw om een hertaling van een Noors lied. Het ging om 'Du som grut fraden levende Gud' van N.E.S. Grundtvig. Op 18 mei 2016 werd de hertaling van deze tekst op melodie van M. Lindeman geboren.
26. Waar ooit de eerste dag begon
2 Juda krijgt een Koningskind,
schrijft de Schrift waarin men vindt:
‘Bethlehem, uit jou komt voort
Leidsman van het hoogste soort’
Wijze lezers wisten niet
dat dit heil al was geschied.
3 Hemels heil, het is geschied
op ons aardse grondgebied.
Niet een prins in een paleis,
niet op machtsbeluste wijs.
Maar in eenvoud vind je Hem
in een grot bij Bethlehem.
4 Wijzen hebben het verstaan:
zieners vullen lezers aan.
Vreemden komen weer in beeld
waar het inzicht wordt gedeeld
dat dit nieuwe Koningskind
alle volken samenbindt.
Op 8 januari 2017 vond in de Oude Kerk te Borne het Festival of Lessons and Carols voor Epifanie plaats. We vonden de bestaande tekst voor het lied over de Wijzen uit het Oosten niet zo sterk en ik werd uitgedaagd een nieuwe tekst te schrijven. De grondgedachte voor dit lied leidde ik af uit een exegetisch juweel van Niek Schuman, namelijk dat de kinderen van Abraham die ‘Oostwaarts waren gestuurd, met geschenken’ (Genesis 25) terugkeerden met hun eigen wijze inzichten om de Lettergeleerden uit Israël aan te vullen in het vinden van de Messias, Die ‘alle volken samenbindt’. Plaats en moment waar mij de regel ‘zieners vullen lezers aan’ gegeven werd bewaar ik voor altijd in mijn hart. Melodie: Conrad Kocher.
Suggesties voor gebruik
Avondmaal: 18, 23
Eenheid: 7
Huwelijk: 11, 13
Jaarwisseling: 24
Jeugd: 3, 4, 20, 21, 22
Kerstfeest: 26
Licht: 6
Openbaring: 5
Pasen: 8, 14, 15, 16
Persoon Jacobus: 19
Persoon Sara: 17
Perspectief: 10
Pinksteren: 12, 25
Slang: 9
Voor meer liederen uit de classis Overijssel-Flevoland: Zie Psalmen van ds. Jaap Wiegers