Knusse dagen
Het eerste decemberfeest ligt achter ons. Sinterklaas is geweest. De winkels maken zich op voor het volgende event. Het kerstfeest. Er zijn nog slechts enkele rafelranden van het feest met de goedheiligman die om afhechting vragen.
Bij de afdeling klantenservice hebben ze er het meest mee te maken. Daar staan dezer dagen na pakjesavond lange rijen van mensen die cadeaus komen terugbrengen. Vele kloppende hartjes blijken na het verscheuren van de kleurrijke verpakkingen minder gelukkig dan gehoopt. ‘Dit hek al’. ‘Dit is niet het goeie mark’. ‘Dit warkt niet’. ‘Wat möt ik hiermee?’ Duizenden pakjes gaan retour naar Spanje. Ik wil proberen uit te leggen dat de mensen die in de rij staan voor een tegoedbon zich vergissen. Het gaat namelijk bij Sinterklaas – en ook bij Kerst – helemaal niet om het cadeau wat je krijgt. Het gaat om iets anders.
Je merkt dat er meer aan de hand is, als je let op de surprises en gedichtjes. Bij ons kreeg één van de familieleden die nogal ferm in de christelijke leer is en van sterke drank houdt een fles water. En er zat een gedichtje bij.
‘Een fles water, lijkt het voor het oog te zijn,
maar als je drinkt met geloof, smaakt het als wijn’.
Een ander kreeg een pakje met twee presentjes er in en het gedichtje:
‘Soms ben je zoet, soms ben je stout.
Daarom een suikerhart en een zakje met zout’.
Je merkt aan de gedichtjes dat er een liefdevolle kwinkslag in zit. Je benoemt naar elkaar de eigenaardigheden. En dan doet het cadeautje er eigenlijk niet zo veel toe. Het gaat om de relatie. En om de relativering van het serieuze, maar ook harde leven.
Zelf kreeg ik dit jaar een fietsbel. Er zat natuurlijk ook een briefje bij. ‘Voor dominee Klaas’, stond er boven, ‘van je rooms-katholieke collega Sinter Klaas’. En het gedichtje luidde:
‘Als de wafel verandert in Christus’ vlees en vel,
klinkt in de roomse mis een rinkelende bel.
Begeef jíj je op ’s Heren wegen, jij protestantse rebel,
gebruik dan bij onraad deze schel,
zodat je voortgaat naar de hemel en niet naar de hel’.
Belangrijker dan de cadeautjes zijn de contacten. We zoeken elkaar op met sinterklaas, met kerst en met oud en nieuw. We vinden dat ‘gezellig’. ‘’t Is knus’, zeggen we dan. En dan bedoelen we een soort mix van ‘aangenaam’ en ‘intiem’. We zijn onder elkaar. We zoeken het dichter bij elkaar, naarmate het buiten kouder wordt. En als er fors op de deur gebonsd wordt, lopen we er heen, niet om te zien of Piet zwart is of met vegen. Niet om de cadeaus. Maar omdat heel die ceremonie en al die presentjes iets geven wat onvervangbaar is. Geborgenheid. Ik betwijfel, of al die mensen voor de klantenservice dat wel helemaal begrepen hebben.