Foto: Algemeen directeur Jurjen de Groot legt medewerkers de besluiten van de kleine synode uit, zodat men colleges van diakenen en kerkrentmeesters goed tekst en uitleg kan geven als er vragen zijn

Kleine synode stelde quota vast op 3,5 procent


De kleine synode heeft vrijdag 28 juni de quota vastgesteld voor 2025. Vanaf 1 januari geldt een percentage van 3,5 procent over alle inkomsten, diaconale en kerkrentmeesterlijk. De heffing komt in plaats van het oude systeem, waarbij gemeenten 4,35 procent betalen voor levend geld en diaconieën 5,7 procent, plus 1,35 euro per belijdend lid.

De verlaging in percentage is mogelijk doordat men voortaan als basis niet meer het levend geld neemt, maar alle inkomsten. Oftewel: de heffing gaat niet over 250 miljoen euro die uit gemeenten komt als levend geld, maar over 400 miljoen euro aan totale inkomsten. De kleine synode ziet de nieuwe methodiek als eerlijker. Bij de oude systematiek betaalden nieuwe gemeenten en gemeenten met als voornaamste inkomstenbron het levend geld (geld dat de leden jaarlijks opbrengen) relatief meer dan gemeenten met veel dood geld (inkomsten uit bezittingen, c.q. vermogen). Die jaren bestaande scheve situatie wordt nu rechtgetrokken.

Naar verwachting tweederde van de gemeenten (denk bijvoorbeeld aan de gemeenten in Flevoland) gaat minder betalen. Een derde van de gemeenten moet een hogere bijdrage leveren. Voor enkele gemeenten en diaconieën waar de wisseling qua systematiek te ingrijpend is, komt er een overgangsmaatregel voor vijf jaar, zodat ze kunnen toegroeien naar de nieuwe situatie.

De nieuwe regeling betreft niet alleen het quotum, maar ook de solidariteitsheffing. De solidariteitsheffing genereert geld voor het solidariteitsfonds, waar gemeenten en straks ook diaconieën een beroep op kunnen doen bij ingrijpende projecten. De heffing is nu nog gebaseerd op levend geld, maar gaat in de toekomst uit van het vermogen. Het gaat om een promillage van 1,5. Met andere woorden: Op 1 miljoen euro vermogen draagt men 1500 euro af voor de solidariteitskas.

Er zijn ook nu al gemeenten en diaconieën die zelf structureel bijdragen aan kosten in andere gemeenten vanuit de solidariteitsgedachte. Als het om wezenlijke bijdragen gaat (vanaf 10.000 euro of 1 procent van het vermogen) mag dat in mindering komen op de solidariteitsheffing. De kleine synode wil op die manier gemeenten en diaconieën stimuleren ook zelf te zoeken naar mogelijkheden om elkaar te helpen en samen op te trekken.

De kleine synode is in het algemeen van mening met de nieuwe regeling een rechtvaardiger basis onder de afdrachten te hebben gelegd. ‘De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’, werd in een toelichting gezegd. Er was unaniem draagvlak voor. Voor de berekening van de heffing mag men zaken als ongerealiseerde koersverschillen en doorzendcollectes buiten de calculaties houden. Het quotum is al sinds 2004 niet meer naar boven bijgesteld. In het nieuwe percentage wordt nu wel de inflatie en de loonontwikkeling meegenomen.

De dienstenorganisatie is zelf met een strategie bezig om verdere aansluiting te zoeken bij het grondvlak. Het gaat dan om bijvoorbeeld steun voor kwetsbare gemeenten. Deze aanpassingen mogen geen extra geld kosten, maar vinden plaats vanuit een strategische herschikking van de bestaande middelen.

De classis heeft via het CCBB (Classicaal College voor de Behandeling van Beheerszaken) daarbij een toezichthoudende taak. De hoogte van het quotum wordt voor 2025 vastgesteld op basis van de jaarrekening 2023. Ook stichtingen met een meerderheidsaandeel van de kerk worden in de plannen meegenomen. Diaconieën en colleges van kerkrentmeesters krijgen in juli veder tekst en uitleg in een brief. Later zal er verdere voorlichting worden gegeven op basis van binnengekomen vragen.