Mijmeringen bij een naderend afscheid
Ik had me nog zo voorgenomen om tot de laatste dag ‘gewoon’ door te werken alsof er niets aan
de hand is en het nergens over te hebben, maar dat lukt gewoon niet. Ben ik er zelf niet mee bezig
dan zijn anderen het wel, zeg ik er zelf niets over dan doen anderen dat wel, en zo word ik
onderhand bijna dagelijks bepaald bij mijn naderend afscheid als predikant van de gemeente.
Thans hoef ik op bezoeken niet meer te zoeken naar een opening, want veelvuldig komt de eerste
vraag nu van andere kant. “Nou dominee, u hebt niet zo lang meer hè?” vond ik wel een van de
mooiste openingen. Of deze: “nou, het is bijna gebeurd hè?” Ik weet niet of dat komt doordat de
gedachte leeft dat er voor een dominee geen leven meer is na het emeritaat, maar dan zullen het
toch eerdere emeriti zijn die dat beeld verspreiden, dan dat het waar is. We zullen het zien.
“Wat ga je dan doen”, is een volgende vraag. En het antwoord is: niets! Voorlopig. Eerst eens
kijken hoe het is om alle zondagen vrij te zijn, te voelen hoe een kerkbank zit, te luisteren hoe
collega’s elders preken, te freewheelen, eens her en der te kerken - al die dingen waar het in
diensttijd zelden van komt. “En dan nooit meer preken”? Nou, dat kan ik niet beloven, want dat
blijft het prachtigste werk en er is vraag te over in de kerk.
In het moderamen van de classis Overijssel-Flevoland turfden we laatst, dat binnen nu en vijf jaren
circa 70 predikanten in deze classis met emeritaat zullen gaan en dat de aanwas van onder verre
bij deze uitstroom achterblijft. Daarbij is het ook nog eens zo dat dit veelal ‘old-school’ predikanten
zijn: all-round en fulltime dominees, terwijl de jongere garde vaak meer een specialisme heeft en
velen part-time willen werken. Niet alleen voor vele gemeenten zal het moeilijker worden een
predikant te krijgen op termijn, maar ook voor het bovenplaatselijke bestuurlijke werk - waar
ds.Trouwborst en ik altijd alle ruimt voor kregen en namen - zal het moeilijk worden bemensing te
vinden. Vandaar dat emeriti zich desgewenst niet hoeven te vervelen, temeer omdat wij ons ambt
en beroepsrechten voor het leven dragen.
Maar goed, daar ben ik nog niet aan toe; eerst niks straks en dan, bij leven en welzijn, zien we wel.
Tja, dat preken. Ik kwam onlangs de intredepreek tegen van toen ik hier begon. Twaalf in
kriebelhandschrift geschreven kantjes in een preekschriftje! Twaalf! En dat na een week studeren
en broeden, een hele zaterdag schrijven met soms ’s avonds nog een leeg blad en dan de liederen
nog, vele sigaren en rondjes lopen later….. Hoe anders dan nu; er is nu nog steeds een studeer-
en broeddag in de week, maar eerder, want de liturgie moet donderdagavond naar de AV en
organisten, ’s zaterdagsavonds vlot een schets schrijven in enkele lijnen en dan zondagsmorgens
vroeg de preek schrijven en dan gelijk door naar de kerk en kansel. Zes, soms zeven kantjes in de
zelfde preekschriftjes nog steeds, maar groter geschreven, rustiger gebracht, rijper doorleefd.
Dat vind ik wel een weldaad. Less is more, minder is meer, leer je gaandeweg!
Maar nu eerst nog uitdienen. Dat is iets anders dan je tijd uitzitten. Maar anders is het wel. Ik ben
in enkele maanden tijd van stuurman tot backbencher geworden (= iemand die op de achterbank
zit, en parlementslid zonder bijzonder verantwoordelijkheden). Dat is overigens zo geworden mede
op eigen initiatief en in nauw overleg met collega Trouwborst en de kerkenraad, en dat loopt
voortreffelijk. Loslaten van wat na jouw tijd gebeurt en gebeuren gaat, niet met zaken bemoeien
die straks aan de orden zijn (slechts desgevraagd daarin meedenkend en pratend) en dat loopt
voortreffelijk. Ik heb veel respect van wat er nu reeds voor straks is geregeld en gerealiseerd - ook
u zult daar de komende maanden van horen en lezen.
Uitdienen kan zo dus betekenen loslaten en ontvlechten én je tegelijkertijd concentreren op de
meest wezenlijke basis-werkzaamheden: pastoraat en prediking. En dat verveelt nooit.
Ik weet nog de tekst van mijn allereerste preek bij de bevestiging tot predikant - als jong broekie.
“Maar het Woord van God is niet geboeid” (2 Tim.2:9b). Het is niet tot zwijgen te brengen, niet naar
believen te gebruiken, naar je hand te zetten, te verdonkeremanen…..
Het is waar, frank en vrij, en mag en moet vrijuit gesproken kunnen worden, zonder toom en bit.
En daarmee wordt het Woord van God vrijmakend èn boeiend tegelijk. Bevrijdend en en een appèl
op ons doend, troostend en ons lieflijk inpakkend, een licht op ons pad èn een kritische wegwijzer,
ons bepalend èn als muziek in onze oren. En ik hoop en bid dat dat u en mij zo in de oren moge
blijven klinken, of dat nu op de preekstoel of in de kerkbank is.
ds. Liekele Hoekstra, Nieuwleusen