Onderstaande vragen zijn gebruikt in de workshop van ‘Geloven in Twente’.

1.
IJ döt er mooi met hen.

a. Hij boekt goede resultaten.
b. Hij praat er omheen.
c. Hij kiest de positieve onderdelen van een betoog.
d. Hij heeft een sterke presentatie.

2.
Good doon met een hebben.

a. Iemand het beste wensen.
b. Het gemakkelijk hebben met iemand.
c. Te doen hebben met iemand.
d. Leuke dingen met iemand meemaken.

3.
De kearkgaank doon.

a. De eerste keer dat een jonge moeder weer naar de kerk gaat.
b. De verplichting iedere zondag ter kerke te gaan.
c. Over de speciale kerkpaden naar de eredienst gaan.
d. Verplichtingen in het dagelijkse leven nakomen.

4.
Die twee bint vanmoargen van ’n preakstool vallen.

a. Deze twee mensen zijn door hun gedrag van hun voetstuk gevallen.
b. Deze twee mensen hebben vanochtend een rede afgestoken.
c. Van deze twee mensen is vanochtend een huwelijksafkondiging gedaan.
d. Van deze twee mensen was er vanochtend een bericht van overlijden.

5.
Gef God jongs, dan gef ij ok boksen.

a. God kan ook negatieve ervaringen geven om je te laten groeien.
b. Ook een reeks negatieve ervaringen gaat terug op God.
c. God verlaat niet wat zijn hand begon.
d. God combineert goede en slechte ervaringen.

6.
Den man is nen preakboan.

a. Die man is een kletser.
b. Die man is een geleerde analist.
c. Die man heeft een tijdelijke aanstelling.
d. Die man hoort hier bij de inventaris.

7.
Ze  bekruusten ut broad met ut mes.

a. Ze gaven een zegen mee aan het brood.
b. Ze verboden de mensen direct van het brood te eten.
c. Ze namen overtrokken maatregelen.
d. Ze gingen een duel aan in hun dagelijkse werk.

8.
IJ ef de ooren kört an de kop zitten.

a. Hij is scherp van geest.
b. Hij hoort wat hij wil horen.
c. Hij is kort van geheugen.
d. Hij is lichtgeraakt.

9.
Met biebels gaddergood loaten we mensen wennen an Twentse teksten.

a. Met eenvoudige middelen maken we mensen vertrouwd met het Twents.
b. Met veel inspanningen laten we mensen wennen aan het Twents.
c. Je moet enorm veel doorzettingsvermogen hebben als je mensen Twents wilt leren.
d. Met allerlei bijbelse teksten laten we mensen kennisnemen van het Twents.

10.
Iej ziejt de mugge biej ’t dreenken oet, meer nen kameel sloek iej deur.

a. Hij wil de mug niet doorslikken, maar met de kameel heeft hij geen moeite.
b. Een kameel gaat makkelijker door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat.
c. De mug kan je keren, maar de dood is als een kameel die voor iedere deur halthoudt.
d. Men slikt de mug niet door in de hoop een kameel te ontvangen.  







De goede antwoorden luiden:
1b; 2b; 3a; 4c; 5c; 6a; 7a; 8d; 9d; 10a