Beleggingsstatuut voor gemeenten
Het is aan plaatselijke gemeenten zelf om beslissingen te nemen over financiële beleggingen. Het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken waagt zich niet aan concrete adviezen. Dat is niet de taak van het college. Het zou trouwens ook lastig zijn om zo’n advies te geven, want de markt is erg wispelturig. Wel acht het college het van belang om - voordat besloten wordt te gaan beleggen - eerst het beleggingsbeleid met elkaar te bespreken en deze afspraken vast te leggen in een zogenaamd beleggingsstatuut. Daarin staat bijvoorbeeld welke risico’s de gemeente maximaal accepteert.
Het college voor de behandeling van beheerzaken sprak in de maart-vergadering over beleggingen die gemeenten doen. Het college gaat daarover geen concrete adviezen uitbrengen, want dan zou men ook mede verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de beleggingsresultaten. Wel adviseert het college gemeenten om zelf beleid te maken over financiële beleggingen en de praktijk van beleggen niet over te laten aan de ingevingen van enkele mensen. ‘Het is belangrijk dat een penningmeester niet spontaan zegt: ‘Ik heb een ton, laten we dat eens gaan beleggen’. De kerkrentmeesters en diakenen moeten dat beleid eerst overleggen met de kerkenraad en ze doen er goed aan om dit ook aan gemeenteleden kenbaar te maken. Ongetwijfeld komt men dan tot richtlijnen, zoals het principe dat men risicomijdend wil beleggen, en daardoor dus een lager rendement voor lief neemt.
Verwacht wordt dat het generaal college voor de behandeling van beheerzaken over enkele maanden met aanvullende algemene richtlijnen komt. Naar het zich nu laat aanzien zou negentig procent van de kerken baat hebben bij een duidelijk beleggingsstatuut. Daarin zou je bijvoorbeeld kunnen opnemen dat je niet te veel geld op één kaart zet, bijvoorbeeld bij één bank, of in aandelen van één enkel bedrijf/instelling. ‘Als je als kerk hebt ingezet bij Lehmann Brothers blijk je achteraf ook wel iets te moeten uitleggen’, aldus een van de afgevaardigden.