De kerkvisitatie op de schop
Op 1 mei is er nogal wat veranderd in de Protestantse Kerk in Nederland, en wel in het kader van ‘Kerk 2025’. Een van de wijzigingen heeft betrekking op het instituut kerkvisitatie. De nieuwe opzet daarvan doet denken aan een ‘discussie’ daarover in de begintijd van de visitatie in het gereformeerd protestantisme in de Nederlanden, in het laatste kwart van de zestiende eeuw.
De visitatie heeft in ons land geen vliegende start gemaakt. In de begintijd volstond men met wederzijds toezicht op de classicale vergaderingen. In 1581 stelden de gemeenten van Zeeland, Oost-Vlaanderen en Engeland de synode van Middelburg voor om ‘Inspectores of Superintendentes’ te benoemen, maar de synode vond dat ‘onnoodich ende zorghelick’. Mogelijk was men afgeschrikt door de verheven benamingen voor de functionarissen, hoewel er aan toegevoegd was ‘doch met behoorlicker limitatie’. Misschien had het idee te veel de associatie opgeroepen met de bisschop die de parochies in zijn bisdom met regelmaat visiteerde. Hoe dat ook zij, liever liet men de visitatie over aan de classicale vergaderingen zelf. In 1586, op de synode van ’s-Gravenhage, werd de visitatie wel een instrument van de classis, zij het niet verplicht – het wederzijdse toezicht op de classicale vergaderingen voldeed niet. In veel classes kwam de visitatie goed op gang.
In 1619 kwam de nationale synode van Dordrecht met een nieuwe kerkorde, met daarin artikel 44 over de visitatie. In 1816 werd een Reglement op de kerkvisitatie in het kader van het Algemeen Reglement voor de Nederlandse Hervormde Kerk van kracht – een nieuwe regeling. In 1951 werd een nieuwe hervormde kerkorde ingevoerd met weer een andere opzet van de visitatie. De kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland van 2004 behelsde inzake de visitatie geen wezenlijke verandering ten opzichte van de hervormde kerkorde. Wel werd de protestantse kerkorde reeds vijf jaar na de invoering ervan aan een grondige evaluatie onderworpen. In de novembersynode van 2009 liet de commissie die daarmee belast was, weten dat ze de betrekkelijke machteloosheid van de visitatie een groot probleem vond. Ze had vastgesteld dat adviezen van visitatoren vaak te vrijblijvend werden opgevat en terzijde werden gelegd. Het ‘gezag’ van visitatoren was enkel moreel. De commissie was van mening dat het regionale college voor de visitatie in een buitengewone visitatie een bindend advies zou moeten kunnen geven, zowel voor predikanten en kerkelijk werkers als voor een kerkenraad of een groep uit de gemeente.
We zijn negen jaar verder. Op 22 september 2017 werd door de generale synode besloten de 74 classes per 1 mei 2018 samen te voegen tot 11 nieuwe classes. Aan elke classicale vergadering is nu een classispredikant verbonden, die de taak heeft gestalte te geven aan de verantwoordelijkheid van de classicale vergadering voor het leidinggeven aan en het bevorderen van het kerkelijk leven in de classis. Met het oog daarop bezoekt hij of zij in de regel eenmaal per vier jaar elke gemeente, elke predikant en elke kerkelijk werker die in het ambt of in de bediening is gesteld en een aanstelling heeft van minimaal een jaar en een dienstverband van minimaal een derde van de werktijd. Het gaat in de ontmoetingen om ‘het geestelijk leven van de gemeente en de wijze waarop zij gehoor geeft aan haar roeping, alsmede de vervulling van ambten en diensten’, een zinsnede die ook genoemd wordt in het kader van het toezien door de classicale vergadering en de visitatie.
De komst van de classispredikant betekent het einde van de regel in de Protestantse Kerk in Nederland dat elke gemeente tenminste eenmaal in de vier jaar door twee visitatoren bezocht wordt. Feitelijk wordt de gewone visitatie vanaf 2018 door de classispredikant behartigd. Daar is niet zonder reden toe besloten. In ‘Kerk 2025: waar een Woord is, is een weg’ is te lezen dat de bestaande visitatie wisselend gewaardeerd wordt. ‘Het invullen van lijsten vooraf wordt vaak niet als zinvol ervaren. Er zijn zeker geslaagde visitaties, maar ook gebeurt het dat de visitatie als een verplicht nummer wordt beschouwd, en dat terwijl er veel tijd en inzet mee gemoeid is. Er is moeite visitatoren te krijgen en ook de kwaliteit van de visitatie is in het geding. Er pleit dan ook veel voor om deze visitatie in de huidige vorm te laten vervallen.’
Terug naar de classispredikant. Tot zijn of haar bevoegdheid behoort dat hij of zij het classicale college voor de visitatie, dat er dus wel komt, kan inschakelen. Dat college krijgt dan de opdracht te bemiddelen in geval van moeilijkheden, in het bijzonder in en tussen ambtelijke vergaderingen. In dezen is aan de orde wat tot 1 mei 2018 ‘buitengewone visitatie’ heette. Overigens heeft het college ook de taak de ontmoeting van gemeenten – een speerpunt in ‘Kerk 2025’ – te bevorderen.
Een belangrijke rol is sinds 1 mei 2018 weggelegd voor de voorzitter van het college voor de visitatie. Hij of zij komt in beeld als er maatregelen genomen moeten worden. Het is niet zo dat het college die neemt. Dat doet het moderamen van de classicale vergadering; maar: nadat men het advies van de voorzitter van het college ingewonnen heeft. Daar waar het moderamen bevoegd is te besluiten, is de classispredikant in spoedeisende gevallen bevoegd dat te doen. In bepaalde gevallen moet hij of zij dat zo mogelijk vooraf met de voorzitter van het college voor de visitatie doen. Hij of zij moet dat voorlopige besluit zonder uitstel voorleggen aan het breed moderamen, dat het besluit binnen twee maanden bekrachtigt dan wel een nieuw besluit neemt.
‘Kerk 2025’ heeft veel stof doen opwaaien. Vooral over de positie van classispredikant is veel gediscussieerd. Velen waren bevreesd voor concentratie van macht, zeker toen de aanduiding ‘bisschop’ nog een optie was, wat aanvankelijk het geval was. De classispredikant heeft zeker een bijzondere bevoegdheid; ‘doch met behoorlicker limitatie’ – om nog een keer naar de nationale synode van Middelburg van 1581 te verwijzen. Van persoonlijke ‘doorzettingsmacht’, zoals dat tegenwoordig ook wel in de kerk heet, is geen sprake.
Verder lezen? Zie: J.D.Th. Wassenaar, ‘Om te zien, hoe het hun gaat’. Een historisch onderzoek naar bedoeling en werkwijze van de kerkvisitatie (Zoetermeer 2005).
Dr. Jan Dirk Wassenaar
Foto: Nieuw licht (olieverf)