Armoede in Nederland 2019 

Ds. Klaas de Lange uit Lelystad heeft meegewerkt aan een item op tv via Omroep Flevoland: Klik hier. 
Ds. Gerco Veening uit Borne heeft meegewerkt aan een item op de radio via RTV-Oost: klik hier. 

ARMOEDE IN NEDERLAND – 2019

Vanuit het knooppunt Kerken en Armoede is in 2019 een onderzoek gepresenteerd naar de armoede in Nederland. De classis Overijssel-Flevoland heeft gevraagd om aanvullende cijfers, zodat het mogelijk was het algemene rapport een provinciale inkleuring te geven. Hieronder volgt eerst een uitvergroting van Overijssel en daarna een uitvergroting van Flevoland. Met name de praktische vragen waar diaconieën en caritasverenigingen om vragen verschillen. Er zijn ook enkele nuanceringen aangebracht bij landelijke trends. Pastores die periodiek overleg hebben met de burgerlijke overheid wordt gevraagd iets van de gegevens in te brengen in dat plaatselijke overleg. De bedoeling daarvan is de fijngevoeligheid op gemeentelijk niveau te verstevigen. Het zijn immers de gemeenten die sinds enkele jaren het sociale beleid bepalen, doordat de landelijke overheid taken heeft gedecentraliseerd. 


- Een toespitsing naar Overijssel -

Inhoudsopgave

1. Het onderzoek

2. Motivatie

3. Vormen van steunverlening

4. Groepen met financiële problemen

5. Aanbevelingen

6. Samenvatting

ARMOEDE IN NEDERLAND – 2019
- Een toespitsing naar Overijssel -

1 Het onderzoek

Het onderzoek ‘Armoede in Nederland’ geeft een driejaarlijks doorkijkje van de armoede in Nederland. Diverse kerken werken samen om zo’n armoede-barometer samen te stellen. De deelnemers vragen daarvoor cijfers aan de achterban. Dat materiaal wordt verder geanalyseerd en geeft een beeld van de ontwikkelingen van de armoede in Nederland. De kerken voeren een dergelijk onderzoek uit sinds 2002. Het jongste onderzoek – waarop deze rapportage is gebaseerd – is van 2019.

Vanaf 1 januari 2015 zijn burgerlijke gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van mensen met een beperking, de jeugdzorg en andere wettelijke begeleiding van mensen die in een knelsituatie geraken. Daarmee is het niet alleen van belang om de ontwikkelingen op landelijk niveau te blijven monitoren, maar ook op regionale en plaatselijke schaal de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden.

Het is om die reden dat het onderzoek ‘Armoede in Nederland 2019’ een regionale vertaalslag heeft gekregen. De protestantse kerk heeft voor de provincie Overijssel laten uitzoeken of het landelijk geschetste beeld aansluit bij het beeld wat naar voren komt uit de provincie Overijssel. Zijn er specifieke accenten te geven voor Overijssel? Zijn de tendensen qua cijfers en hulpvragen vergelijkbaar? Op dit soort vragen gaat dit deelrapport in. Voor een totaalanalyse verwijzen we naar ‘Armoede in Nederland 2019’, zoals dat onder meer op de website van ‘Knooppunt Kerken en Armoede’ is te vinden. Soms brengen we een vergelijking aan met eerdere rapporten. We benoemen deze naar het jaar van verschijning als ‘Armoede 2016’ en ‘Armoede 2013’.

In het onderzoek Armoede in Nederland participeren: Rooms-Katholieke Kerk, de Protestantse Kerk, de Evangelische Broedergemeente, de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, de Nederlands Gereformeerde Kerken, de Oud-Katholieke Kerk in Nederland, de Remonstrantse Broederschap en verder de Raad van Kerken in Nederland (waarin 17 kerken de krachten bundelen), Missie Nederland (waarin zich enkele tientallen christelijke organisaties verenigen), de Vincentiusvereniging en het landelijk katholiek diaconaal beraad.

2. Motivatie

 

Steun individueel levensonderhoud

Overijssel: 75%

Landelijk: 82%

Deelname aan de voedselbank

Overijssel: 81%

Landelijk: 68%

Uitreiken van kerstpakketten

Overijssel: 73%

Landelijk: 61%

Bron: uitvergroting Armoederapport 2019


Overzicht 1: Hulpverlening landelijk en in Overijssel.


Uit het feit dat kerken relatief vaak meedoen met de voedselbank in Overijssel kan je afleiden dat de relatie tussen kerken en andere instellingen over het algemeen goed is. Het is een logische ontwikkeling in een provincie waar de verbinding van kerkelijke en maatschappelijke instellingen als belangrijk wordt gezien.

Er is steun voor mensen die hulp vragen voor individueel levensonderhoud, een fractie minder dan elders in het land, wat zou kunnen wijzen op alternatieve vormen van hulp die individuele mensen voldoende steun biedt. Je kunt denken aan familie, vrienden en buren. Opvallend is het hoge percentage aan kerstpakketten waarvoor kerken in de regio zich inzetten. De periode waarin de dagen korter worden en de neonreclames de aandacht trekken blijkt het goede in mensen naar boven te brengen.

De stijging in Overijssel is a-typisch. Landelijk zie je een stabilisatie van deze activiteit rond de 61%. In financiële bijdragen stijgt dit onderdeel van het werk landelijk wel. Dat komt doordat de organisaties die kerstpakketten regelen er als organisatie veel meer regelen dan drie jaar geleden (106 pakketten nu tegen 80 drie jaar geleden). In totaal gaat het in het kader van dit onderzoek landelijk om zo’n 185.600 kerstpakketten.  Goed voor een bedrag van 5,3 miljoen euro. Ter vergelijking: in 2016 ging het nog om een bedrag van 4,7 miljoen euro en in 2013 om 3,8 miljoen euro. Dat is in zes jaar tijd bijna een verdubbeling.

Kijken we naar het landelijke beeld van hulpverlening op enkele thema’s:

Giften

2019: 83%

2016: 89%

Hulp in natura

2019: 69%

2016: 72%

Leningen

2019: 44%

2016: 51%

Hulp bij verwijzing

2019: 57%

2016: 58%

Hulp bij invullen formulieren

2019: 24%

2016: 35%

Maatjesproject

2019: 18%

2016: 28%

Inzamelen voedselbank

2019: 68%

2016: 70%

Uitdeling kerstpakketten

2019: 61%

2016: 63%

Bron: fragment Armoederapport 2019

Overzicht 2: Hulpverlening landelijk (onderdeel)


Als we iets nauwkeuriger kijken naar de hulpverlening, zien we het volgende beeld. Diaconale organisaties die betrokken zijn bij personen/huishoudens die niet goed kunnen rondkomen, verlenen op verschillende manieren individuele hulp. Dat betreft vaak financiële hulp (giften, leningen) en daarnaast hulp in natura (huisraad, tegoedbonnen, advies, geestelijke bijstand). De meest voorkomende vorm is het geven van giften (83%), gevolgd door hulp in natura (69%). Van de diaconale organisaties verstrekt 44% ook leningen. Deze cijfers zijn stabiel als je ze vergelijkt met de cijfers van drie jaren geleden.

Als we kijken naar de redenen waarom deze financiële hulp werd geboden, dan zien we dat de hulp bij levensonderhoud veruit op de eerste plaats staat (82%). Overijssel sluit met 75% aan bij deze landelijke ontwikkeling. De cijfers als geheel laten zien, dat de bijdragen stabiliseren; als je op grootboekniveau achter de cijfers kijkt, zie je een flinke verschuiving ten opzichte van de meting in 2016. Die gaf aan dat 36,4% van de betrokken diaconale organisaties voorzien in de eerste levensbehoeftes (broodnood, levensmiddelen, kleding en vervangen witgoed). Het voorkomen van uithuiszetting staat op de tweede plaats (27%); dit betekent een daling ten opzichte van drie jaar geleden.

Gemiddeld kregen diaconale organisaties in 2018 zo’n 24 aanvragen voor individuele, financiële hulp binnen (drie jaar geleden lag dit aantal lager, namelijk op 17 aanvragen per diaconie of instantie). Gemiddeld zijn in 2018 van de 24 aanvragen zo’n 16 aanvragen voor individuele, financiële hulp gehonoreerd.

Iedere afzonderlijke diaconale organisatie besteedt gemiddeld zo’n € 5.626 per jaar aan individuele, financiële hulpverlening (drie jaar geleden was dat € 4.765 per jaar). Dit betekent dat de diaconale organisaties in 2018 een totaalbedrag van ongeveer € 14.852.640 aan individuele, financiële hulp hebben besteed.

Niet alleen met individuele hulp maar ook middels 'collectieve hulp' bieden diaconale organisaties steun. Het gaat dan meestal om financiële bijdragen aan andere organisaties of voorzieningen die gericht zijn op het bieden van ondersteuning aan mensen in financiële problemen. Van de diaconale organisaties verleent 89% deze vorm van collectieve hulp. In de meting van drie jaar geleden was dit percentage 95%. Bij collectieve hulp moet je onder meer denken aan werk voor de voedselbank en het steunen van bijzondere projecten als ‘kinderen in armoede’ en ‘noodfonds’.

4. Groepen met financiële problemen

Richten we ons verder op de groepen in de samenleving die hulp ontvangen, en maken we een uitvergroting van drie concrete doelgroepen, dan zien we het volgende beeld.


Alleenstaande ouders met kinderen
Overijssel: 56 %
Landelijk: 51 %
Mensen met psychische problemen
Overijssel: 42 %
Landelijk: 39 %
Mensen met chronische ziekte 
Overijssel: 48 %
Landelijk: 38 %
Asielzoekers
Overijssel: 56 %
Landelijk: 54 %

Bron: uitvergroting armoederapport 2019 

Overzicht 3: Groepen landelijk en in Overijssel

Het beeld laat zien, dat mensen die al in eerdere armoederapporten als doelgroep duidelijk in beeld waren, in Overijssel relatief vaak de weg naar de diaconie hebben weten te vinden. De diaconale organen in Overijssel zijn daarin actiever dan het landelijk gemiddelde.

Uit het landelijk onderzoek weten we, dat van de diaconale organisaties 80 % betrokken is bij de ondersteuning van personen en/of huishoudens die niet goed kunnen rondkomen en 20 % niet.

Verder blijkt uit de resultaten van het landelijk onderzoek dat de betrokkenheid van de diaconale organisaties samenhangt met de omvang van de burgerlijke gemeente. De betrokkenheid loopt op  naarmate de burgerlijke gemeente groter is. Zo is de betrokkenheid binnen de kleinste gemeenten 70 % en in de grootste 84 %.

In totaal zijn er vanuit de kerken blijkens het onderzoek naar armoede in 2019 zo’n 25.400 mensen actief in de armenzorg. Het onderzoek laat zien dat kerkelijke vrijwilligers zo’n 1.341.059 uur besteden aan individuele ondersteuning bij armoede. Als je deze inzet zou laten verrichten door professionele dienstverleners zijn er 853 fulltime beroepskrachten nodig op basis van een 36-urige werkweek. Als we de diverse vormen van steun optellen is er in 2018 ruim 40 miljoen euro besteed aan armoedebestrijding.

Het sociale netwerk dat de kerken vormen is een belangrijke bron om mensen verder te helpen. De signalen van ouderling, diaken, pasto(o)r of gemeentelid zijn de meest voorkomende manieren om armoede op te sporen (85%). Op afstand, maar nog substantieel, zijn de contacten via de voedselbank en solidariteitsmaaltijd (59%), de burgerlijke gemeente en sociale dienst (48%) en maatschappelijke instellingen (45%).

De groepen hulpvragers die verhoudingsgewijs het meest genoemd worden door de diaconale organisaties zijn: asielzoekers/vluchtelingen (54%), alleenstaande ouders met kinderen (51%) en mensen zonder betaald werk (48%). Dat beeld is in Overijssel gelijk aan de landelijke trend, waarbij de cijfers over de hele linie nog iets hoger liggen.

Wanneer we deze uitkomsten vergelijken met 2016 en 2013, valt op dat asielzoekers/vluchtelingen voor het eerst de groep is met de meeste financiële problemen. In zijn algemeenheid zien we dat alleenstaande ouders met kinderen, werklozen, zieken en ouderen de meest kwetsbare groepen zijn voor armoede.

Een overzicht volgt hieronder:

 

Asielzoekers en vluchtelingen

2019: 54%

2016: 43%

2013: 31%

Alleenstaande ouders met kinderen

2019: 51%

2016: 48%

2013: 48%

Mensen zonder betaald werk

2019: 48%

2016: 58%

2013: 46%

Mensen met psychische problemen

2019: 39%

2016: 37%

2013: 35%

Mensen met een chronische ziekte

2019: 38%

2016: 33%

2013: 24%

Ouderen

2019: 27%

2016: 36%

2013: 30%

Gezinnen met 1 persoon betaald werk

2019: 23%

2016: 23%

2013: 14%

Mensen met restschuld hypotheek

2019: 14%

2016: 24%

2013: 19%

Mensen met onvolledige AOW

2019: 12%

2016: 11%

2013: 10%

ZZP'ers / kleine ondernemers

2019: 11%

2016: 13%

2013: 11%

Bron: Armoederapport 2019

Overzicht 4: Groepen landelijk

Er komt in de samenleving steeds meer aandacht voor kinderen in armoede. Daarom is in dit onderzoek voor het eerst de vraag gesteld of diaconale organisaties activiteiten organiseren specifiek gericht op kinderen. Dat is in een minderheid van de kerken het geval. Voor alle kerken / diaconale organisaties samen komt dit uit op 35%.

De overheid signaleert een economisch herstel vanaf 2013. De vraag is dan ook of daardoor het aantal huishoudens dat met armoedeproblemen en/of schulden bij de kerken aanklopt, afneemt. Door het aantal financiële hulpvragen bij kerken te vergelijken met het onderzoek ‘Armoede in Nederland 2016’ zien we of het economische herstel ook bijdraagt aan verbetering van de financiële situatie van de zwakkere groepen in onze samenleving. Er is geen significante stijging van hulpvragen in de breedte van de samenleving. Het overgrote deel van de diaconale organisaties (87 %) verleent immateriële hulp aan mensen in armoede. Dit aandeel ligt voor alle kerkgenootschappen samen op hetzelfde niveau als bij de vorige meting, nl. 87 % in 2016.

Tegelijk laten de cijfers zien dat nog steeds een substantieel deel van de mensen onder de armoedegrens leeft (één op de twaalf) en dat de kloof tussen arm en rijk in Nederland in de achterliggende jaren is blijven groeien. Met andere woorden: een kleine groep aan de bovenkant profiteert meer van de groei dan de groep aan de onderkant van de samenleving.

Volgens het CBS-onderzoek ‘Welvaart in Nederland 2019’ hadden in 2017 de huishoudens in Nederland gemiddeld 41.000 euro te besteden. De grootste ongelijkheid in welvaart zit in Nederland

in de vermogensongelijkheid. Volgens het CBS-onderzoek ‘Ongelijkheid inkomens en vermogens 2019’ hadden alle huishoudens in Nederland in 2017 gezamenlijk een vermogen van 1.260 miljard euro. Dit geldbedrag is niet evenredig verdeeld: de rijkste 10 procent heeft 64 procent van het vermogen in handen, waardoor 36 procent overblijft voor de 90 procent overige huishoudens. De onderste 60% van de huishoudens bezit 1% van het totale vermogen in Nederland. Een aanzienlijk deel van deze huishoudens heeft een negatief vermogen. De 10 procent huishoudens met de laagste vermogens hebben samen meer schulden dan bezittingen.

De groepen mensen die aankloppen bij de diaconale organisaties zijn vrijwel gelijk met de groepen die bij eerdere onderzoeken naar voren kwamen.

5. Aanbevelingen 

Op de vraag naar verbeterpunten kwamen er vanuit Overijssel diverse aanbevelingen binnen. Cumulatief gaat het om de volgende suggesties, die diaconieën hebben aan de overheid:
* De overheid speelt een negatieve rol in de schuldenproblematiek doordat men via de belastingdienst en het UWV zelf schuldeiser is en bijdraagt aan de stapeling van schulden. Het is in de praktijk moeilijk kwijtschelding van opgebouwde schulden te krijgen.
* De wachttijden alvorens men hulp ontvangt zijn lang doordat de regelgeving vertragend werkt, doordat er veel tijd verloren gaat alvorens het tot afspraken komt en doordat de intake ingewikkeld is. De overheid zou de bureaucratie kunnen verminderen.
* De overheid zou burgers met schulden menselijker kunnen benaderen en kunnen helpen voorkomen dat zich boete op boete stapelt.
* Je merkt in de praktijk dat de druk op het gemeentebeleid toeneemt, mede doordat de gemeente zelf onvoldoende financiële mogelijkheden krijgt. De landelijke overheid reduceert de zorgplicht waar eerder de gemeenten mee werden opgezadeld.
* Een suggestie die is aangereikt luidt: zouden de subsidies, toelages en kwijtscheldingen niet kunnen worden geschrapt en kunnen plaatsmaken voor zoiets als één basisinkomen?
* Organiseer één centraal loket per gemeente.
* Biedt meer persoonlijke hulpverlening en werk minder digitaal of met formulieren.
* Biedt eerder kwijtschelding van schulden aan.
* Pak armoede meer structureel aan en minder incidenteel. De rek is er uit. Regelingen zijn vaak tijdelijke lapmiddelen. Mensen raken er murw van, hebben er geen zin meer in en krijgen een houding van ‘laat maar, het helpt allemaal toch niet’.
* Ga de Kleinsmagelden niet oormerken.
* Neem als incassobureau en deurwaarders een andere houding aan en lever meer maatwerk.
* Algemene armoede neemt toe, ook onder werkenden.
* Let op de ouderen, er is armoede en er is eenzaamheid.
* Hulpvragers gaan vaak van het kastje naar de muur.

Kerken laten het hier niet bij en proberen met betrokkenen en andere organisaties verbeteringen in beleid te bewerkstelligen. Schuldenproblematiek en langdurig een laag inkomen blijven de meest genoemde knelpunten, evenals onvoorziene uitgaven en incidentele financiële tegenslag. Als we de verschillende antwoordmogelijkheden rond bureaucratie en knellende regelgeving bij elkaar nemen is ook dat een belangrijk knelpunt. Het bureaucratische knelpunt kent o.a. wachttijden bij de toekenning van een uitkering, vastlopen in loketten van meerdere instanties, angst/schaamte voor instanties, net buiten regelingen vallen, ingewikkelde formulieren en onbekendheid met de regelgeving. Hoge vaste lasten en structurele hoge uitgaven bij bijvoorbeeld zorg komen ook nog steeds veel voor. De terugvordering van vooruit ontvangen toeslagen blijven aandacht vragen, o.a. als oorzaak van het ontstaan van schulden.

 

Schuldenproblematiek

2019: 48%

2016: 48%

2013: 45%

Langdurig laag inkomen

2019: 47%

2016: 45%

2013: 39%

Onvoorziene uitgaven

2019: 31%

2016: 28%

2013: 24%

Wachttijden

2019: 25%

2016: 19%

2013: 19%

Vastlopen in meerdere loketten

2019: 24%

2016: 18%

2013: 18%

Angst en schaamte voor instanties

2019: 23%

2016: 19%

2013: 18%

Mensen vallen net buiten regeling

2019: 23%

2016: 19%

2013: 14%

Ingewikkelde formulieren

2019: 23%

2016: 17%

2013: 22%

Onbekende regelgeving

2019: 20%

2016: 18%

2013: 23%

Hoge vaste lasten

2019: 17%

2016: 20%

2013: 17%

Terugvordering toeslagen

2019: 16%
2016: 16%
2013: 11%

Structureel hogere uitgaven

2019: 13%

2016: 19%

2013: 12%

Veranderingen in de zorg

2019: 7%

2016: 16%

2013: n.v.t.

 

Bron: Armoederapport 2019

Overzicht 5: Problematiek landelijk

De belangrijkste signalen voor de lokale, burgerlijke gemeenten zijn:
* Een eerste signaal is dat er veranderingen nodig zijn in de aanpak van armoede (52%), omdat met huidig beleid en regelgeving de armoede niet minder lijkt te worden.
* Ten tweede is er de wens dat er beter moet worden samengewerkt tussen diaconale organisaties en de overheid (49%).

Bij de respondenten die een boodschap voor de landelijke overheid hebben doorgegeven, wordt duidelijk dat volgens veel diaconale organisaties de verschillen in sociaal beleid tussen burgerlijke gemeenten onderling opvallen, net als de verschillen tussen loketten van verschillende instanties. Daar zou een beter beeld van moeten worden gevormd en vereenvoudiging en uniformering kunnen plaatsvinden. Daarnaast behoeft de samenwerking tussen lokale overheden, maatschappelijke organisaties en diaconale organisatie verbetering. Verder worden als zorgpunten genoemd: het overhevelen van taken op het terrein van zorg, onderwijs en welzijn naar gemeentelijke overheden en het strenge migratiebeleid; volgens de lokale diaconale organisaties bevat dat veel “blinde vlekken”, wat veel diaconale inzet vraagt.

Het armoedeonderzoek is opgezet vanuit de kerkelijke infrastructuur. Vraag die ten slotte mag worden gesteld is dan ook: Wat kunnen vrijwilligers van diaconale organisaties en kerken plaatselijk doen of bijdragen op het terrein van armoedebestrijding of het verzachten van armoede?

Kerken kunnen – een eerste aanbeveling – mensen in hun waardigheid bevestigen. De ondersteuning zal er zoveel mogelijk op gericht zijn om mensen aan te spreken op hun mogelijkheden om zelf de problemen aan te pakken. Dat uiteraard met oog voor de grenzen die mensen daarin hebben. Mensen bevestigen in hun waardigheid draagt er ook aan bij dat zij weer op eigen benen kunnen staan. Kerken kunnen dus helpen bij het invullen van formulieren, het ondersteunen van mensen in contacten naar instanties, het aanreiken van mogelijkheden schulden kwijtgescholden te krijgen. Dat soort suggesties vinden altijd plaats in de context van mensen zelf in hun kracht zetten.

Het deelnemen aan lokale en regionale netwerken is van groot belang. De rol van de burgerlijke overheid en van maatschappelijke organisaties is na de overheveling van de Wmo 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet van rijk naar gemeenten alleen maar toegenomen. Wanneer kerken vanuit de eigen achtergrond en rol aan de lokale maatschappelijke en zorg netwerken deelnemen, weten anderen waar ze de kerken op kunnen aanspreken.

Voor het voeren van een goed anti-armoedebeleid bij de lokale en nationale overheden en bij maatschappelijke organisaties is het van groot belang dat er gevoeligheid is voor de problematiek van armoede, werkloosheid, schulden en dat het beleid vorm krijgt in samenspraak met de mensen om wie het gaat.

Het is van belang om aan bewustwording te (blijven) werken binnen de eigen kerken en in de samenleving van wat het betekent om in armoede te (moeten) leven, om te kampen met schulden. Denk aan (geanonimiseerde) publiciteit (kerkblad, zondagsbrief, website, sociale media, digitale nieuwsbrief), gemeenteavonden, toelichting bij collectes, voorbeden tijdens liturgische vieringen, inzamelingsacties voor de voedselbank, ook tijdens de eredienst.

Praktische voorbeelden zijn er te over. Zo stond er recent op internet de inzet van het Diaconaal Platform Dalfsen, waar vanuit de gezamenlijke kerken een kerstactie wordt gehouden voor mensen die weinig hebben.


6. Samenvatting

Kerken in Overijssel verspreiden veel kerstpakketten. Ze zijn daarin actiever dan kerken in andere delen van Nederland. De kerken onderscheiden zich ook op het gebied van de samenwerking met verschillende maatschappelijke organisaties. Relatief veel kerkelijke gemeenten in Overijssel doen bijvoorbeeld mee met de voedselbank.

Dat blijkt uit een analyse voor Overijssel van het armoedeonderzoek 2019. Het rapport laat zien dat de armoede in Overijssel zich onverkort handhaaft. Zo’n tachtig procent van de kerken bestrijdt de armoede met individuele hulpverlening. Er zijn veel contacten met alleenstaande ouders en met chronisch zieke mensen. En er is aandacht voor asielzoekers en vreemdelingen.

De kerken roepen de achterban op het thema op de agenda te blijven zetten. Ze vragen aan de burgerlijke overheid de bureaucratie terug te schroeven en een eenvoudiger uitkeringsbeleid te voeren.



FLEVOLAND

ARMOEDE IN NEDERLAND – 2019
- Een toespitsing naar Flevoland -

Inhoudsopgave

1. Het onderzoek

2. Motivatie

3. Vormen van steunverlening

4. Groepen met financiële problemen

5. Aanbevelingen

6. Samenvatting

ARMOEDE IN NEDERLAND – 2019
- Een toespitsing naar Flevoland -

1 Het onderzoek

Het onderzoek ‘Armoede in Nederland’ geeft een driejaarlijks doorkijkje van de armoede in Nederland. Diverse kerken werken samen om zo’n armoede-barometer samen te stellen. De deelnemers vragen daarvoor cijfers aan de achterban. Dat materiaal wordt verder geanalyseerd en geeft een beeld van de ontwikkelingen van de armoede in Nederland. De kerken voeren een dergelijk onderzoek uit sinds 2002. Het jongste onderzoek – waarop deze rapportage is gebaseerd – is van 2019.

Vanaf 1 januari 2015 zijn burgerlijke gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van mensen met een beperking, de jeugdzorg en andere wettelijke begeleiding van mensen die in een knelsituatie geraken. Daarmee is het niet alleen van belang om de ontwikkelingen op landelijk niveau te blijven monitoren, maar ook op regionale en plaatselijke schaal de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden.

Het is om die reden dat het onderzoek ‘Armoede in Nederland 2019’ een regionale vertaalslag heeft gekregen. De protestantse kerk heeft voor de provincie Flevoland laten uitzoeken of het landelijk geschetste beeld aansluit bij het beeld wat naar voren komt uit de provincie Flevoland. Zijn er specifieke accenten te geven voor Flevoland? Zijn de tendensen qua cijfers en hulpvragen vergelijkbaar? Op dit soort vragen gaat dit deelrapport in. Voor een totaalanalyse verwijzen we naar ‘Armoede in Nederland 2019’, zoals dat onder meer op de website van ‘Knooppunt Kerken en Armoede’ is te vinden. Soms brengen we een vergelijking aan met eerdere rapporten. We benoemen deze naar het jaar van verschijning als ‘Armoede 2016’ en ‘Armoede 2013’.

In het onderzoek Armoede in Nederland participeren: Rooms-Katholieke Kerk, de Protestantse Kerk, de Evangelische Broedergemeente, de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, de Nederlands Gereformeerde Kerken, de Oud-Katholieke Kerk in Nederland, de Remonstrantse Broederschap en verder de Raad van Kerken in Nederland (waarin 17 kerken de krachten bundelen), Missie Nederland (waarin zich enkele tientallen christelijke organisaties verenigen), de Vincentiusvereniging en het landelijk katholiek diaconaal beraad.

2. Motivatie

Dit onderzoek wil in beeld brengen wat er daadwerkelijk omgaat in materiële en immateriële hulp aan de mensen die in de samenleving in de knel zijn geraakt. Het gaat dan om heel praktische vragen, zoals:

* Hoeveel mensen kloppen jaarlijks aan bij diaconale organisaties voor ondersteuning?
* Welke vormen van hulp bieden de kerkelijke diaconale organisaties?
* Hoeveel uren steken de mensen van diaconale organisaties in dit vrijwilligerswerk?
* Welke projecten steunen de kerken?
* Welke mensen kloppen aan bij de kerken en wat zijn de problemen die hierachter zitten?
* Welke samenwerkingsverbanden gaan diaconale organisaties aan bij armoedebestrijding?
* Welke boodschappen hebben zij voor lokale en landelijke overheden?

Om deze en andere vragen te beantwoorden hebben de kerken vanuit alle regio’s besloten tot het houden van een onderzoek. Het onderzoek geeft een redelijk compleet beeld van hoe het er met de armoede voor staat in Nederland.  Het gaat in dit rapport allereerst om ‘formele cijfers’. Met ‘formeel’ wordt bedoeld dat de hulp vanuit een diaconale organisatie is verleend en door die organisatie geregistreerd is. Daarnaast zijn er organisaties, die ook formele hulp verlenen, maar niet via de diaconale organisaties van de deelnemende kerken georganiseerd zijn. Deze vallen buiten dit onderzoek. En naast de formele hulp is er nog veel informele hulp. Deze informele hulp valt eveneens buiten het kader van dit onderzoek.

Het onderzoek is verricht met een drietal doelstellingen in gedachten:
* Zicht op de praktijk
Inzicht in de gegevens is op zichzelf interessant, omdat de kerken hiermee kunnen laten zien welk werk zij verrichten op het gebied van individuele en collectieve hulpverlening en immateriële hulp.
* Kerkelijke beleidsvorming
Inzicht in de praktijk is ook van belang voor het kerkelijk beleid rond armoede en hulpverlening.
* Aanbevelingen naar overheden en instanties
Het onderzoek levert inzichten op waarmee aanbevelingen aan instanties, lokale overheden en de landelijke overheid kunnen worden geformuleerd.

In 2018 zijn er totaal 3.301 diaconale organisaties benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Het overall respons-percentage van 14,9% is redelijk te noemen. De respons vanuit rooms-katholieke kring was 19,9 procent, protestantse kring 12,4 procent, diverse andere kerken 18,3 procent en diaconale en missionaire organisaties 6,6 procent. Vanuit Flevoland waren er 13 diaconaal kerkelijke organisaties direct betrokken bij het onderzoek, in totaal gaat het om enkele honderden diakenen en vrijwilligers die actief zijn in de armoedebestrijding in Flevoland.

Qua betrouwbaarheid van de cijfers kan worden gesteld, dat de landelijke cijfers het gemiddelde geven van een grote cijferreeks, zodat de tendensen een betrouwbaarheidsmarge hebben van 95 procent. De specifieke cijfers voor Flevoland zijn op een kleinere respons gebaseerd; ze geven een indicatie van tendensen.

3. Vormen van steunverlening

We hebben een uitvergroting gemaakt van enkele cijfers om te peilen in hoeverre Flevoland aansluit bij de landelijke tendensen. Globaal zien we dezelfde ontwikkelingen. Tegelijk kan je accentverschillen benoemen.

Kijken we naar enkele manieren van hulpverlenen, dan zien we het volgende beeld:

Steun individueel levensonderhoud

Flevoland: 82%

Landelijk: 82%

Deelname aan de voedselbank

Flevoland: 82%

Landelijk: 68%

Uitreiken van kerstpakketten

Flevoland: 86%

Landelijk: 61%

Bron: uitvergroting Armoederapport 2019

Overzicht 1: Hulpverlening landelijk en in Flevoland.

Uit het feit dat kerken relatief vaak meedoen met de voedselbank in Flevoland kan je afleiden dat de relatie tussen kerken en andere instellingen over het algemeen goed is. Het is een logische ontwikkeling in een provincie waar de verbinding van kerkelijke en maatschappelijke instellingen als belangrijk wordt gezien.

Er is steun voor mensen die hulp vragen voor individueel levensonderhoud vergelijkbaar met de steun die elders in Nederland wordt gegeven. Opvallend is het hoge percentage aan kerstpakketten waarvoor kerken in de regio zich inzetten. De periode waarin de dagen korter worden en de neonreclames de aandacht trekken blijkt het goede in mensen naar boven te brengen.

De stijging in Flevoland is a-typisch. Landelijk zie je een stabilisatie van deze activiteit rond de 60%. In financiële bijdragen stijgt dit onderdeel van het werk landelijk wel. Dat komt doordat de organisaties die kerstpakketten regelen er als organisatie veel meer regelen dan drie jaar geleden (106 pakketten nu tegen 80 drie jaar geleden). In totaal gaat het in het kader van dit onderzoek landelijk om zo’n 185.600 kerstpakketten.  Goed voor een bedrag van 5,3 miljoen euro. Ter vergelijking: in 2016 ging het nog om een bedrag van 4,7 miljoen euro en in 2013 om 3,8 miljoen euro. Dat is in zes jaar tijd bijna een verdubbeling.

Kijken we naar het landelijke beeld van hulpverlening op enkele thema’s:

Giften

2019: 83%

2016: 89%

Hulp in natura

2019: 69%

2016: 72%

Leningen

2019: 44%

2016: 51%

Hulp bij verwijzing

2019: 57%

2016: 58%

Hulp bij invullen formulieren

2019: 24%

2016: 35%

Maatjesproject

2019: 18%

2016: 28%

Inzamelen voedselbank

2019: 68%

2016: 70%

Uitdeling kerstpakketten

2019: 61%

2016: 63%

Bron: fragment Armoederapport 2019

Overzicht 2: Hulpverlening landelijk (onderdeel)


Als we iets nauwkeuriger kijken naar de hulpverlening, zien we het volgende beeld. Diaconale organisaties die betrokken zijn bij personen/huishoudens die niet goed kunnen rondkomen, verlenen op verschillende manieren individuele hulp. Dat betreft vaak financiële hulp (giften, leningen) en daarnaast hulp in natura (huisraad, tegoedbonnen, advies, geestelijke bijstand). De meest voorkomende vorm is het geven van giften (83%), gevolgd door hulp in natura (69%). Van de diaconale organisaties verstrekt 44% ook leningen. Deze cijfers zijn stabiel als je ze vergelijkt met de cijfers van drie jaren geleden.

Als we kijken naar de redenen waarom deze financiële hulp werd geboden, dan zien we dat de hulp bij levensonderhoud veruit op de eerste plaats staat (82%). Flevoland sluit naadloos aan bij deze landelijke ontwikkeling. De cijfers als geheel laten zien, dat de bijdragen stabiliseren; als je op grootboekniveau achter de cijfers kijkt, zie je een flinke verschuiving ten opzichte van de meting in 2016. Die gaf aan dat 36,4% van de betrokken diaconale organisaties voorzien in de eerste levensbehoeftes (broodnood, levensmiddelen, kleding en vervangen witgoed). Het voorkomen van uithuiszetting staat op de tweede plaats (27%); dit betekent een daling ten opzichte van drie jaar geleden.

Gemiddeld kregen diaconale organisaties in 2018 zo’n 24 aanvragen voor individuele, financiële hulp binnen (drie jaar geleden lag dit aantal lager, namelijk op 17 aanvragen per diaconie of instantie). Gemiddeld zijn in 2018 van de 24 aanvragen zo’n 16 aanvragen voor individuele, financiële hulp gehonoreerd.

Iedere afzonderlijke diaconale organisatie besteedt gemiddeld zo’n € 5.626 per jaar aan individuele, financiële hulpverlening (drie jaar geleden was dat € 4.765 per jaar). Dit betekent dat de diaconale organisaties in 2018 een totaalbedrag van ongeveer € 14.852.640 aan individuele, financiële hulp hebben besteed.

Niet alleen met individuele hulp maar ook middels 'collectieve hulp' bieden diaconale organisaties steun. Het gaat dan meestal om financiële bijdragen aan andere organisaties of voorzieningen die gericht zijn op het bieden van ondersteuning aan mensen in financiële problemen. Van de diaconale organisaties verleent 89% deze vorm van collectieve hulp. In de meting van drie jaar geleden was dit percentage 95%. Bij collectieve hulp moet je onder meer denken aan werk voor de voedselbank en het steunen van bijzondere projecten als ‘kinderen in armoede’ en ‘noodfonds’.

4. Groepen met financiële problemen

Richten we ons verder op de groepen in de samenleving die hulp ontvangen, en maken we een uitvergroting van drie concrete doelgroepen, dan zien we het volgende beeld.

 

Alleenstaande ouders met kinderen

FLevoland: 64%

Landelijk: 51%

Mensen met psychische problemen

Flevoland: 64%

Landelijk: 39%

Mensen met chronische ziekte

Flevoland: 56%

Landelijk: 38%

Bron: uitvergroting Armoederapport 2019

Overzicht 3: Groepen landelijk en in Flevoland

Het beeld laat zien, dat mensen die al in eerdere armoederapporten als doelgroep duidelijk in beeld waren, in Flevoland relatief vaak de weg naar de diaconie hebben weten te vinden. De diaconale organen in Flevoland zijn daarin actiever dan het landelijk gemiddelde.

Uit het landelijk onderzoek weten we, dat van de diaconale organisaties 80 % betrokken is bij de ondersteuning van personen en/of huishoudens die niet goed kunnen rondkomen en 20 % niet.

Verder blijkt uit de resultaten van het landelijk onderzoek dat de betrokkenheid van de diaconale organisaties samenhangt met de omvang van de burgerlijke gemeente. De betrokkenheid loopt op  naarmate de burgerlijke gemeente groter is. Zo is de betrokkenheid binnen de kleinste gemeenten 70 % en in de grootste 84 %.

In totaal zijn er vanuit de kerken blijkens het onderzoek naar armoede in 2019 zo’n 25.400 mensen actief in de armenzorg. Het onderzoek laat zien dat kerkelijke vrijwilligers zo’n 1.341.059 uur besteden aan individuele ondersteuning bij armoede. Als je deze inzet zou laten verrichten door professionele dienstverleners zijn er 853 fulltime beroepskrachten nodig op basis van een 36-urige werkweek. Als we de diverse vormen van steun optellen is er in 2018 ruim 40 miljoen euro besteed aan armoedebestrijding.

Het sociale netwerk dat de kerken vormen is een belangrijke bron om mensen verder te helpen. De signalen van ouderling, diaken, pasto(o)r of gemeentelid zijn de meest voorkomende manieren om armoede op te sporen (85%). Op afstand, maar nog substantieel, zijn de contacten via de voedselbank en solidariteitsmaaltijd (59%), de burgerlijke gemeente en sociale dienst (48%) en maatschappelijke instellingen (45%).

De groepen hulpvragers die verhoudingsgewijs het meest genoemd worden door de diaconale organisaties zijn: asielzoekers/vluchtelingen (54%), alleenstaande ouders met kinderen (51%) en mensen zonder betaald werk (48%).

Wanneer we deze uitkomsten vergelijken met 2016 en 2013, valt op dat asielzoekers/vluchtelingen voor het eerst de groep is met de meeste financiële problemen. In zijn algemeenheid zien we dat alleenstaande ouders met kinderen, werklozen, zieken en ouderen de meest kwetsbare groepen zijn voor armoede.

Een overzicht volgt hieronder:

Asielzoekers en vluchtelingen

2019: 54%

2016: 43%

2013: 31%

Alleenstaande ouders met kinderen

2019: 51%

2016: 48%

2013: 48%

Mensen zonder betaald werk

2019: 48%

2016: 58%

2013: 46%

Mensen met psychische problemen

2019: 39%

2016: 37%

2013: 35%

Mensen met een chronische ziekte

2019: 38%

2016: 33%

2013: 24%

Ouderen

2019: 27%

2016: 36%

2013: 30%

Gezinnen met 1 persoon betaald werk

2019: 23%

2016: 23%

2013: 14%

Mensen met restschuld hypotheek

2019: 14%

2016: 24%

2013: 19%

Mensen met onvolledige AOW

2019: 12%

2016: 11%

2013: 10%

ZZP'ers / kleine ondernemers

2019: 11%

2016: 13%

2013: 11%

Bron: Armoederapport 2019

Overzicht 4: Groepen landelijk

Er komt in de samenleving steeds meer aandacht voor kinderen in armoede. Daarom is in dit onderzoek voor het eerst de vraag gesteld of diaconale organisaties activiteiten organiseren specifiek gericht op kinderen. Dat is in een minderheid van de kerken het geval. Voor alle kerken / diaconale organisaties samen komt dit uit op 35%.

De overheid signaleert een economisch herstel vanaf 2013. De vraag is dan ook of daardoor het aantal huishoudens dat met armoedeproblemen en/of schulden bij de kerken aanklopt, afneemt. Door het aantal financiële hulpvragen bij kerken te vergelijken met het onderzoek ‘Armoede in Nederland 2016’ zien we of het economische herstel ook bijdraagt aan verbetering van de financiële situatie van de zwakkere groepen in onze samenleving. Er is geen significante stijging van hulpvragen in de breedte van de samenleving. Het overgrote deel van de diaconale organisaties (87 %) verleent immateriële hulp aan mensen in armoede. Dit aandeel ligt voor alle kerkgenootschappen samen op hetzelfde niveau als bij de vorige meting, nl. 87 % in 2016.

Tegelijk laten de cijfers zien dat nog steeds een substantieel deel van de mensen onder de armoedegrens leeft (één op de twaalf) en dat de kloof tussen arm en rijk in Nederland in de achterliggende jaren is blijven groeien. Met andere woorden: een kleine groep aan de bovenkant profiteert meer van de groei dan de groep aan de onderkant van de samenleving.

Volgens het CBS-onderzoek ‘Welvaart in Nederland 2019’ hadden in 2017 de huishoudens in Nederland gemiddeld 41.000 euro te besteden. De grootste ongelijkheid in welvaart zit in Nederland in de vermogensongelijkheid. Volgens het CBS-onderzoek ‘Ongelijkheid inkomens en vermogens 2019’ hadden alle huishoudens in Nederland in 2017 gezamenlijk een vermogen van 1.260 miljard euro. Dit geldbedrag is niet evenredig verdeeld: de rijkste 10 procent heeft 64 procent van het vermogen in handen, waardoor 36 procent overblijft voor de 90 procent overige huishoudens. De onderste 60% van de huishoudens bezit 1% van het totale vermogen in Nederland. Een aanzienlijk deel van deze huishoudens heeft een negatief
vermogen. De 10 procent huishoudens met de laagste vermogens hebben samen meer schulden dan bezittingen.

De groepen mensen die aankloppen bij de diaconale organisaties zijn vrijwel gelijk met de groepen die bij eerdere onderzoeken naar voren kwamen.

5. Aanbevelingen 

Op de vraag naar verbeterpunten kwamen er vanuit Flevoland diverse aanbevelingen binnen. Cumulatief gaat het om de volgende suggesties, die diaconieën hebben aan de overheid:

* We komen probleemsituaties tegen, doordat het UWV traag werkt en de gemeenten aanvragen te laat behandelen.
* We merken dat mensen met een lager IQ of met psychische kwalen niet altijd goed worden begrepen, waardoor zij verstoken blijven van de noodzakelijke hulp.
* We constateren dat dezelfde vrijwilligers te vaak worden ingezet, waardoor de rek er uit raakt.
* We stellen vast dat er politiek gezien meer aandacht zou kunnen zijn voor mensen die buitengesloten worden en die niet kunnen  meekomen in de participatiesamenleving.
* We maken ons zorgen over ongedocumenteerde asielzoekers.
* De systematiek van toeslagen en belastingen is gecompliceerd. Veel mensen hebben baat bij een eenvoudiger uitvoering.
* Mensen beschikken niet altijd over voldoende aanpassingsvaardigheid of over voldoende denkniveau, waardoor financiële problemen blijven voortbestaan en ze geen toegang weten te vinden tot bronnen waar ze recht op hebben.
* De landelijke overheid heeft sociale uitvoeringen gedecentraliseerd en mist daardoor overzicht over wat er plaatselijk allemaal gebeurt.

Kerken laten het hier niet bij en proberen met betrokkenen en andere organisaties verbeteringen in beleid te bewerkstelligen.

Schuldenproblematiek en langdurig een laag inkomen blijven de meest genoemde knelpunten, evenals onvoorziene uitgaven en incidentele financiële tegenslag. Als we de verschillende antwoordmogelijkheden rond bureaucratie en knellende regelgeving bij elkaar nemen is ook dat een belangrijk knelpunt. Het bureaucratische knelpunt kent o.a. wachttijden bij de toekenning van een uitkering, vastlopen in loketten van meerdere instanties, angst/schaamte voor instanties, net buiten regelingen vallen, ingewikkelde formulieren en onbekendheid met de regelgeving. Hoge vaste lasten en structurele hoge uitgaven bij bijvoorbeeld zorg komen ook nog steeds veel voor. De terugvordering van vooruit ontvangen toeslagen blijven aandacht vragen, o.a. als oorzaak van het ontstaan van schulden.

Schuldenproblematiek

2019: 48%

2016: 48%

2013: 45%

Langdurig laag inkomen

2019: 47%

2016: 45%

2013: 39%

Onvoorziene uitgaven

2019: 31%

2016: 28%

2013: 24%

Wachttijden

2019: 25%

2016: 19%

2013: 19%

Vastlopen in meerdere loketten

2019: 24%

2016: 18%

2013: 18%

Angst en schaamte voor instanties

2019: 23%

2016: 19%

2013: 18%

Mensen vallen net buiten regeling

2019: 23%

2016: 19%

2013: 14%

Ingewikkelde formulieren

2019: 23%

2016: 17%

2013: 22%

Onbekende regelgeving

2019: 20%

2016: 18%

2013: 23%

Hoge vaste lasten

2019: 17%

2016: 20%

2013: 17%

Terugvordering toeslagen

2019: 16%
2016: 16%
2013: 11%

Structureel hogere uitgaven

2019: 13%

2016: 19%

2013: 12%

Veranderingen in de zorg

2019: 7%

2019: 16%

2019: n.v.t.

 

Bron: Armoederapport 2019

Overzicht 5: Problematiek landelijk

De belangrijkste signalen voor de lokale, burgerlijke gemeenten zijn:
* Een eerste signaal is dat er veranderingen nodig zijn in de aanpak van armoede (52%), omdat met huidig beleid en regelgeving de armoede niet minder lijkt te worden.
* Ten tweede is er de wens dat er beter moet worden samengewerkt tussen diaconale organisaties en de overheid (49%).

Bij de respondenten die een boodschap voor de landelijke overheid hebben doorgegeven, wordt duidelijk dat volgens veel diaconale organisaties de verschillen in sociaal beleid tussen burgerlijke gemeenten onderling opvallen, net als de verschillen tussen loketten van verschillende instanties. Daar zou een beter beeld van moeten worden gevormd en vereenvoudiging en uniformering kunnen plaatsvinden. Daarnaast behoeft de samenwerking tussen lokale overheden, maatschappelijke organisaties en diaconale organisatie verbetering. Verder worden als zorgpunten genoemd: het overhevelen van taken op het terrein van zorg, onderwijs en welzijn naar gemeentelijke overheden en het strenge migratiebeleid; volgens de lokale diaconale organisaties bevat dat veel “blinde vlekken”, wat veel diaconale inzet vraagt.

Het armoedeonderzoek is opgezet vanuit de kerkelijke infrastructuur. Vraag die ten slotte mag worden gesteld is dan ook: Wat kunnen vrijwilligers van diaconale organisaties en kerken plaatselijk doen of bijdragen op het terrein van armoedebestrijding of het verzachten van armoede?

Kerken kunnen – een eerste aanbeveling – mensen in hun waardigheid bevestigen. De ondersteuning zal er zoveel mogelijk op gericht zijn om mensen aan te spreken op hun mogelijkheden om zelf de problemen aan te pakken. Dat uiteraard met oog voor de grenzen die mensen daarin hebben. Mensen bevestigen in hun waardigheid draagt er ook aan bij dat zij weer op eigen benen kunnen staan. Kerken kunnen dus helpen bij het invullen van formulieren, het ondersteunen van mensen in contacten naar instanties, het aanreiken van mogelijkheden schulden kwijtgescholden te krijgen. Dat soort suggesties vinden altijd plaats in de context van mensen zelf in hun kracht zetten.

Het deelnemen aan lokale en regionale netwerken is van groot belang. De rol van de burgerlijke overheid en van maatschappelijke organisaties is na de overheveling van de Wmo 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet van rijk naar gemeenten alleen maar toegenomen. Wanneer kerken vanuit de eigen achtergrond en rol aan de lokale maatschappelijke en zorg netwerken deelnemen, weten anderen waar ze de kerken op kunnen aanspreken.

Voor het voeren van een goed anti-armoedebeleid bij de lokale en nationale overheden en bij maatschappelijke organisaties is het van groot belang dat er gevoeligheid is voor de problematiek van armoede, werkloosheid, schulden en dat het beleid vorm krijgt in samenspraak met de mensen om wie het gaat.

Het is van belang om aan bewustwording te (blijven) werken binnen de eigen kerken en in de samenleving van wat het betekent om in armoede te (moeten) leven, om te kampen met schulden. Denk aan (geanonimiseerde) publiciteit (kerkblad, zondagsbrief, website, sociale media, digitale nieuwsbrief), gemeenteavonden, toelichting bij collectes, voorbeden tijdens liturgische vieringen, inzamelingsacties voor de voedselbank, ook tijdens de eredienst.

6. Samenvatting

Kerken in Flevoland verspreiden veel kerstpakketten. Ze zijn daarin actiever dan kerken in andere delen van Nederland. De kerken onderscheiden zich ook op het gebied van de samenwerking met verschillende maatschappelijke organisaties. Relatief veel kerkelijke gemeenten in Flevoland doen bijvoorbeeld mee met de voedselbank.

Dat blijkt uit een analyse voor Flevoland van het armoedeonderzoek 2019. Het rapport laat zien dat de armoede in Flevoland zich onverkort handhaaft. Zo’n tachtig procent van de kerken bestrijdt de armoede met individuele hulpverlening. Er zijn veel contacten met alleenstaande ouders en met chronisch zieke mensen.

De kerken roepen de achterban op het thema op de agenda te blijven zetten. Ze vragen aan de burgerlijke overheid de bureaucratie terug te schroeven en een eenvoudiger uitkeringsbeleid te voeren.