Kaartje van het CBS waarin het vertrouwen in de medemens wordt uitgedrukt. Hoe donkerder het blauw, hoe groter het vertrouwen.
Flevoland zit met een score van 52,85 procent lager dan het landelijk gemiddelde waar het gaat om vertrouwen in de medemens. Het noorden van Overijssel zit met een score van 66 procent juist aan de bovenkant van het vertrouwen in de Nederlandse samenleving. Met een percentage van 71,5 procent scoort Zwolle het hoogste van alle grotere steden in Nederland qua vertrouwen in de medemens. Enschede zit met 56,6 procent al beduidend lager en Almere blijft met 51,1 procent helemaal onder het landelijk gemiddelde (62,2 procent).
Dat blijkt uit het onderzoek ‘Vertrouwen op de kaart’ van het CBS dat 28 mei is verschenen. Onderzoeker Hans Schmeets laat daarin statistische trends zien van hoe het met het vertrouwen is gesteld in Nederland. Was het vertrouwen in de kerk in 2013 met 28,7 procent naar een dieptepunt gedaald, in 2017 is het weer opgekrabbeld naar 31,9 procent. Als je de kaart van vertrouwen leest, zit het noorden en oosten beduidend hoger qua vertrouwen dan de Rijnmond en Limburg.
Letten we op de regio Overijssel-Flevoland, dan onderscheidt het onderzoek vier regio’s. Daar liggen de percentages voor het vertrouwen in de medemens als volgt:
Flevoland: 52,8 procent
Zuidwest-Overijssel: 58,7 procent
Twente: 59,6 procent
Noord-Overijssel: 66,0 procent
(Landelijk gemiddelde: 62,2 procent)
Het onderzoek geeft geen directe interpretatie van de cijfers. Uit het feit dat Flevoland in één reeks staat met het bescheiden vertrouwen in streken als Oost-Groningen (bekend als rood-Groningen en deels bekend vanwege de aardgasbevingen), Rijnmond (migratie en industrie) en Limburg (voormalige mijnen) laat vermoeden dat er diverse oorzaken zijn die leiden tot afnemend vertrouwen. Je kunt de regio's namelijk moeilijk onder één ontwikkeling typeren; voor sommige streken is de economische malaise dominant, voor andere regio's geldt wellicht de anonimiteit van de samenleving of het gebrek aan herkenning in Haagse en Brusselse politiek als factor voor wantrouwen.
De kerk zit over het hele veld gezien aan de lage kant qua score. Dat was de achterliggende vijf jaren al steeds het geval. De kerk deelt de relatief lage score met de pers. Reden voor ds. Elsbeth Gruteke van Zeewolde, die naast haar predikantswerk in Flevoland radio-programma's maakt voor de EO, om op twitter te verzuchten: 'En dan werk je in de kerk en bij de omroep. Maar ach, het kan alleen maar beter worden'.
Kerk algemeen
De cijfers over de kerk zijn niet om naar huis te schrijven. Toch is het vertrouwen in de kerk in de achterliggende vijf jaren weer een tikkeltje verbeterd. Was het vertrouwen in de kerk in 2013 met 28,7 procent naar een dieptepunt gedaald, in 2017 is het weer opgekrabbeld naar 31,9 procent.
De stijging sluit aan bij een algemene tendens, waarbij mensen meer vertrouwen hebben in mensen en instituties. Het grootst is het vertrouwen in de politie (74,5), maar ook het vertrouwen in rechters (72,9) en in de medemens (62,2) is groot. Met een cijfer van 31,2 procent vertrouwen, zit de kerk nog steeds in de staart van het peloton. Het onderzoek biedt een trendbreuk, want tot nu toe nam het vertrouwen juist af.
Het zijn vooral jonge mensen en heel oude mensen die relatief veel vertrouwen hebben in de kerk. In een overzicht ziet het er als volgt uit:
15 tot 25 jaar: 33,1 procent
25 tot 35 jaar: 30,8 procent
35 tot 45 jaar: 28,2 procent
45 tot 55 jaar: 25,6 procent
55 tot 65 jaar: 26,1 procent
65 tot 75 jaar: 30,5 procent
75 jaar e.o.: 44,4 procent
Opvallend voor de kerk is ook, dat mensen minder vertrouwen in de kerk hebben, naarmate hun inkomen hoger ligt. Mensen uit het laagste kwartiel geven de kerken 33,7 procent score, mensen in het hoogste kwartiel komen uit op slechts 28,1 procent. Dat pleit voor de betrouwbaarheid van het diaconale werk. In diverse stukken staat dat de kerk 'solidair wil zijn met de onderkant van de samenleving'. Misschien mag je concluderen dat die doelgroep dat redelijk in de gaten heeft.
Noord-Overijssel
De terughoudendheid voor de kerk geldt vooral het katholieke zuiden, waaronder de provincies Limburg en Noord-Brabant. Slechts één op de vijf inwoners geeft aan tamelijk tot veel vertrouwen in de kerk te hebben. In Noord-Overijssel en de Veluwe is dat bijna de helft. Daar is dus beduidend meer vertrouwen in de overwegend protestantse kerk. Wat het vertrouwen in de kerk betreft qua steden is het vertrouwen het hoogst in Zwolle (41) en het laagst in Maastricht (17), Tilburg en Breda (19).
Het onderwijsniveau speelt een grote rol in het vertrouwen dat men aan de dag legt. Vooral de lager opgeleiden blijven achter qua vertrouwen bij de hoger opgeleiden. Van de laagst opgeleiden heeft een minderheid van 39 procent vertrouwen in de medemens. Dit loopt op tot wel 84 procent bij de hoogst opgeleiden. Die waardering zal aansluiten bij praktische ervaringen van de groepen: hoger opgeleiden weten zich makkelijker te handhaven in de samenleving dan lager opgeleiden en dat merk je op het moment dat je naar het vertrouwen vraagt; vertrouwen in de medemens is dus tegelijk een verkapte manier om naar het zelfvertrouwen te vragen.
De migratieachtergrond maakt verschil. Mensen met een niet-westerse achtergrond hebben beduidend meer vertrouwen in de kerk (44), dan mensen met een westerse achtergrond (28). We weten van nogal wat migrantenkerken dat de voorgangers er niet alleen aantreden voor een theologisch verhaal, ze zijn ook diaconaal betrokken bij hun gemeenteleden; sommigen vullen zelfs de papieren in die nodig zijn om bijvoorbeeld ontheffing van gemeentelijke belastingen te krijgen. In het algemeen hebben niet-westerse migranten minder vertrouwen in politiek en medemens en meer vertrouwen in banken, bedrijven, ambtenaren, kerken en ook de Tweede Kamer en de EU.
Het grootste vertrouwen in algemene zin is te vinden in West-Groningen, Noord- en West-Friesland en Noord-Overijssel. Het gaat om streken met een sterke protestantse aanwezigheid wat de laatste twee betreft en relatief minder mutaties onder de bevolking.