Koster
Het is feest vandaag. Tenminste in de protestantse kerk van Wierden (GKN, Ontmoetingscentrum). Want de koster, Henk Lammers, is veertig jaar koster. En dat wordt gevierd. Hij is toevallig ook veertig jaar getrouwd. Nee, niet toevallig: zo ging dat veertig jaar geleden. Je ging eerst trouwen, zorgde dat er brood op de plank was, en dan kon je koster worden.
Het was wat dat betreft net andersom bij vrouwen. Op het moment - ik praat over twee generaties terug - dat je als vrouw trouwde, stopte je met werken; of je stopte als je zwanger werd. Gelukkig is dat tegenwoordig niet meer zo. Man en vrouw zijn samen kostwinner. En ze voeden samen de kinderen op.
Maar terug naar de koster. Het is een drukke baan. Je gaat werken op tijden dat anderen rust nemen, op zondag, op feestdagen. En de klussen zijn legio. Je zuigt de rijstkorrels op die blijven liggen van een huwelijkssluiting. Je draait nieuwe peertjes in de lampen die geen licht meer geven. Je doen de deur van ‘t slot. Zet de verwarming aan. Zorgt dat er lont zit aan de tafelkaarsen, zodat de kleintjes die de kaarsen mogen aansteken niet eindeloos boven het kaarsenvet zitten zweten. Je denkt steeds vooruit, om mensen een gevoel van thuis te geven.
De koster heeft een sociale taak. Hij vangt de eerste kritiek op van mensen, stelt mensen gerust. Toen ik zelf als dominee wegging uit een gemeente en de koster in dezelfde periode zei dat hij er ook mee ophield, rouwde de gemeente vooral om het vertrek van de koster. Iemand zei tegen mij: ‘De zegen die u uitspreekt is belangrijk, maar ik ben net zo in mijn sas met het ‘goedemorgen’ van de koster’.
Het is jammer dat het beroep van koster op zijn retour is. In 1950 waren er zeker 2000 kosters in Nederland. In 1990 waren er in rooms-katholieke kerk nog 50 over. In protestantse kring telt de kostersvakbond op dit moment minder dan 300 leden. Vrijwilligers nemen het werk over. En dat is een uitdaging. Want het kenmerk van een goede koster is, dat hij overal van op de hoogte is.
Als je kosters zelf vraagt wat ze het leukste vinden, noemen ze vaak, schrik niet: de rouwplechtigheden. Want als er ergens een moment is, dat mensen verlangen naar een vriendelijke blik, is het bij een begrafenis. Mensen nemen afscheid terwijl de sleutelbewaarder van de kerk in de buurt is. Kort daarop worden ze opgewacht bij de hemelpoort door Petrus, die de sleutels draagt van de hemel. Petrus is ook een soort koster. Of laat ik het iets voorzichtiger zeggen: Als er ooit een beschermheilige voor kosters nodig is, gooit Petrus hoge ogen.