De ring Flevoland vroeg me op 3 oktober een inleiding te houden over het thema 'Hoe kunnen we missionair kerkzijn in de polder?' Hieronder een uitgeschreven tekst die in verkorte parafrase is uitgesproken in de Ontmoeting in Emmeloord. 

‘Hoe kunnen we missionair kerkzijn in de polder’


Ik wil drie thema’s aansnijden:
1. Wat is een missionaire kerk?
2. Wat spreekt me in dat verband aan in Flevoland?
3. Welke vragen kan je stellen aan het idee van missionair kerkzijn?


1. Wat is een missionaire kerk?

Een missionaire kerk is een kerk die besef heeft van verantwoordelijkheid voor het leven. Het gaat om een uitdaging (in de kerk past het woord ‘roeping’) als gelovige een bijdrage te leveren aan het geheel van de samenleving.

Het steekt nauw bij deze beschrijving. Er is allereerst besef dat je jezelf als gelovige wilt opstellen. Missionair kerkzijn vraagt gelovigen tekst en uitleg te geven van de identiteit die ze hebben gevonden in Christus. Het zijn mensen met een belijdenis. De woorden die we spreken en de de daden die we doen geven duiding aan onze omgeving. Ze leveren een bijdrage aan de cultuur.

We voegen iets toe. Wim Dekker schreef in 2011 de bundel ‘Marginaal en missionair’. Hij noemt de dimensie die we toevoegen ‘geloof in het hiernamaals’. Het gaat om de verkondiging van het eeuwige leven; de directe blik op de verhoogde Heer. We zijn uitgenodigd om aan te geven hoe de Here Jezus Christus onze Zaligmaker mag zijn. Wat we daaraan beleven voor de tijd en voor de eeuwigheid. Persoonlijk zou ik ook die breedte er in willen houden, de ‘diepgang van leven’. De herkenning van de geïncarneerde Heer in de huidige wereld. Ik herken me in Dekker als hij die diepgang koppelt aan verwondering. Je herkent Christus onverwachts op een amper veronderstelde plek. Dekker pleit voor een zekere oorspronkelijkheid, ik zou haast zeggen naïviteit: ‘Voor ieder, gelovig of niet-gelovig, is het belangrijk een nieuwe ontvankelijkheid voor het onverwachte, het niet berekenbare, het niet zomaar verklaarbare te oefenen. Geloof begint in de Bijbel heel vaak met verwondering’.

Er is een tweede stap. Missionair-kerkzijn vraagt bereidheid om een bijdrage te leveren aan de samenleving. James Kennedy heeft het in ‘Stad op een berg’ uit 2010 over de publieke rol van protestantse kerken. Hij schrijft onder meer over het dienen van de kerk. Hij noemt daarbij onder meer de inzet voor de armen. Hij citeert de Amerikaanse lutherse theoloog Gary Simpson die de kerk ziet als ‘een publieke metgezel en een gemeenschap die de lasten van de maatschappij op zich neemt’. In hun verlangen ‘missionair’ te zijn, stelt Kennedy hebben gelovigen zich actief opgesteld ten bate van de samenleving. In Nederland zijn de giften aan niet-kerkelijke goede doelen van mensen die wekelijks naar de kerk gaan ongeveer twee-en-een-half keer hoger dan de giften van mensen die nooit naar de kerk gaan. De kerken ‘ontzorgen’ de Nederlandse samenleving voor de waarde van drie miljard euro per jaar, alsdus het rapport Tel je zegeningen.

Met de definitie die ik geef, maak ik een dubbele beweging. Ik vraag bewustzijn van identiteit bij de gelovige en ik vraag engagement naar de samenleving. Daarin is mijn definitie subtiel verschoven ten opzichte van bijvoorbeeld dr. J.D. te Winkel, die in ‘Metterdaad en in der waarheid’ schrijft over evangelisatie en de missionaire gemeente. Hij laat zien hoe Brummelkamp twee kwaliteiten verenigt. Het is een man die missionair actief is in de smalle betekenis van het woord. Het gaat dan onder meer om lectuurverspreiding. Het is het werk van de apostolaatsgroep die jaren in Biddinghuizen de openluchtdiensten verzorgde met expliciete verkondiging en de bijdragen die Reitze Sybesma verzorgde in Biddinghuizen Aktueel. Ik citeer de bundel ‘Niet met steen en hout alleen’ over 50 jaar protestantse gemeente Biddinghuizen uit 2013. Maar Brummelkamp deed ook meer. Hij is ook de man die praktisch diende. Te Winkel noemt dat ‘missionair in brede zin’. De kerk is geroepen, om met Moltmann te spreken in haar apostoliciteit. De kerk sticht eenheid, en vrede wereldwijd.

Het eigene van de benadering in deze tijd zit in de vraag om authenticiteit en om geïntegreerd leven. De internationale oecumenische beweging heeft daar verschillende publicaties aan gewijd. Ik citeer een internationaal rapport in 2013 uitgebracht door de NZR en de RvK getiteld ‘Samen voor het leven’, ondertitel ‘Zending en evangelisatie in een veranderende wereld’: ‘Authentiek christelijk getuigenis wordt niet alleen zichtbaar in wat we in de zending doen, maar vooral in hoe we in missionair perspectief leven. De kerk kan haar leven in missionair perspectief alleen volhouden door een spiritualiteit die diep geworteld is in de liefde van de drie-eenheid’.

Missionair zijn is niet een extra activiteit; het is onderdeel in iedere activiteit. Het is de zuurdesem door alles heen; het is de gist; het is het zout. Het is missionair op het moment dat het een kerkzijn is wat meer body krijgt dan op de winkel te passen.

2. Wat spreekt me in dat verband aan in Flevoland?

Het beste voor een bespreking, lijkt me, om nu aan te sluiten bij de ontwikkelingen in Flevoland. Zaken waar ik de eerste veertig dagen al mee te maken kreeg. En daarin te benoemen wat me missionair aanspreekt.

1. Pioniersplaatsen

Ik was er in Almere-Poort bij het project van de rijdende kerk, waar Pieter en Klazien ter Veen zich onder anderen sterk voor maken. En Bettie Woord en Rianne ten Voorde. Ze zijn aanwezig op diverse locaties in de buurt, hebben een labyrint gebouwd, werken aan een kapel, organiseren een sint-maartentocht. Ik noem maar een paar zaken. Het missionaire is het directe, actieve contact met de overheid. Ze maken kerk zichtbaar op plekken waar mensen zijn en op bijzondere momenten in het jaar. Men zit op de tribune van de gemeenteraad als er een beslissing valt voor de bewoners van Almere-Poort. Men wil kerk zijn in de wijk. Dus een beweegbare bus. En straks in het hart van Poort een kapel. Een kapel meer nog dan een kerk open op het moment dat een bezoeker de behoefte voelt.

In het verlengde van Almere-Poort kunnen we de voorbereidingen noemen voor de Floriade in 2022. Missionair is: visie op de publieke waarde van Floriade. Zo was het in Venlo. Zo zal het zijn bij de floriade in Almere; er komt een kopie van de kapel uit Almere-Poort.

Ik heb begrepen dat er in Zeewolde ook initiatieven zijn voor pioniersplekken. Op 31 mei is er in de Oude Bieb een begin gemaakt met Zinwolde. Het gaat om aanwezigheid van het dorpspastoraat in de oude bieb. Ds. Lex Boot is dan aanwezig en elke dorpsgenoot kan aanschuiven om zijn verhaal te doen. Daarnaast zijn er plannen voor mediasessies en labyrinthlopen en voor een mobiele Verhalenkapel. De visie is: daar zijn waar de mensen zijn.

Dat is tegelijk de vraag die je vanuit de missionaire situatie terug kan stellen aan de kerken die er zijn. In hoeverre werken we aan kerkgebouw-concepten die niet puur vanuit de eredienstfunctie denken, maar ook profiel zoeken vanuit het ruimte bieden aan de gemeenschapszin van een dorp of een wijk? Zoals iedere bibliotheek tegenwoordig nadenkt over een functie als cultuurhuis voor de gemeenschap?  

2. Kerkdiensten

Ik was in augustus te gast als kerkbezoeker in Bant en in Almere. Het was hartje zomer en ik verbaasde me over de goede opkomst. In Bant verwonderde ik me over de goede opkomst. Ik had mensen bij me, die niet zo vaak in een kerk komt en die na afloop zei: ‘Ik voelde me helemaal op mijn gemak’. Ik vroeg: ‘Waarom?’ En het antwoord luidde: Direct al toen we binnenkwamen. Toen - weet ik achteraf - Henk en Bartha Tiesinga ons de hand drukten. En toen we eenmaal zaten en onze rij stoelen moesten verschuiven om er echt bij te horen. En het was ook de onbevangen wijze van vertellen en van het verhaal van de bijbel verbinden met het eigen leven. ‘We noemen het een morgengebed’, zei Henk nog tegen me. Thuis heb ik nog even in de kerkorde gekeken en gezien dat je in ord. 5.2. getijdendiensten kunt houden waarin je afwijkt van de gewone orde. Een slimme manier om toch bij de lijn van de kerk te blijven.

Ik was ook in Almere bij ds. Rianne Veenstra. Ook al zo gastvrij en open naar mensen. Dat begon eigenlijk al buiten de kerk, toen een bejaarde meneer me aansprak.  ‘U hoeft niets in de parkeermeter te gooien’, zei hij. ‘Tot twaalf uur is het vrij’. Ik keek zelf voor de zekerheid. ‘U bent een ongelovige Thomas’, kraakte hij verder. ‘Ik mag het inderdaad graag met mijn eigen ogen zien’, zei ik, ‘waarom zou ik maar zo uw woorden voor evangelie aannemen?’ ‘Nee, dat hoeft niet, daarvoor moet u bij Rianne Veenstra zijn’, zei hij. En zo was het ijs al gebroken voordat ik in de kerk kwam. Missionair. Een toepassing van de landelijke campagne Kerkproeverij. Open voor anderen. In de dienst waren ook veel goede momenten. Ik vond het moment dat de voorganger zong in wisselzang met de gemeente erg mooi. Voor mij mag een dienst best liturgisch zijn om toch ook voor buitenstaanders appelererend te zijn. En mooi en aansprekend was het gesprek niet met de kinderen, maar met iedereen. De voorgangster liet een schilderij, een tekening zien en stelde een vraag over de handen van Jezus. Wat hij nou precies met zijn handen deed. Is het een zegenende hand of een afwerende hand? Het was geen eenvoudige vraag. Het bleef een cliffhanger tot het einde van de dienst, tot bij de koffie. Ik voelde me ook intellectueel serieus genomen.

De vraag die ik terugstel vanuit deze ervaring: Zijn we ons bewust dat er zoiets is als een theologie van de gastvrijheid?

3. Strategie

Het is een misverstand bij missionair alleen te denken aan doe-activiteiten. In het algemeen is het een misverstand als we institutionele en strategische benaderingen minachten. Een aanpak vanuit de organisatie en een goede planning geeft vaak een veel groter rendement dan het direct onbezonnen oppakken van zaken die je hand vindt om te doen.

Het rapport ‘Blikken in de verte’ is een voorbeeld van een goede strategische aanpak mijns inziens. Het geeft visie op de opbouw van samenwerking tussen de dorpskerken in de Noordoostpolder. Een voorloper van het rapport heeft in de titel terecht het pionieren genoemd: ‘Pionieren richting de verte’. Doel is de godslamp in elk van de dorpen brandende te houden.

Strategisch lijkt me ook de ringopzet en de twee, drie werkgemeenschappen. Terecht wordt aangegeven dat men bij toerbeurt gastheer is en dat men naast het onderlinge contact gezamenlijke verantwoordelijkheden wil oppakken. Daarbij is de regionalisering één ding, de pioniersplekken een tweede, wat mij betreft ook de studieinvulling van vrijgestelde krachten die mogelijk ook kan bijdragen aan de regio en ik zou denken werkbezoeken aan Flevolandse plekken die raakvlakken hebben met media, zorg en hrm.

In het algemeen zou ik denken is het goed om niet alleen vanuit dorpen en oude kernen imput te geven aan de meerdere verbanden van de kerk, maar ook vanuit de grotere plaatsen als Lelystad en Almere. Ik was bij een bijeenkomst van het jeugdwerk in de classis Overijssel-Flevoland. Daar deed men een spelletje aan het begin. Mensen die minder dan 17 jongeren bereikten moesten gaan staan. Tussen de 17 en de 40, daarna. En daarna boven de 40 jongeren. Ik aarzelde zelf en ging bij de middengroep staan. En ik zag dat mensen als ds. Klaas de Lange en jeugwerker Wim Warnar uit Lelystad bij de grootste groep gingen staan. En ik realiseerde me weer, iets wat ik eigenlijk wel wist, dat de kerkelijke gemeenschappen in Flevoland groot zijn. Groter, veel groter dan gemiddeld. Gemiddeld zijn er 343 personen per kerkgebouw in Nederland. In Overijssel ligt dat al boven gemiddeld met 473 personen. Maar Flevoland spant de kroon met 1356 personen per kerkgebouw. Flevoland heeft vragen en achtergronden die uniek zijn voor Nederland en die geregeld ook trendsettend zijn voor de rest van Nederland. Het is dus zaak dat die inbreng ook in de vertegenwoordiging naar buiten treedt en dat dus naar meerdere vergaderingen mensen worden afgevaardigd uit de twee, drie grotere plaatsen van Flevoland. Dat laat nu nog wel eens wat op zich wachten.

Ik pleit voor de koppeling van missionair kerkzijn aan strategisch denken.

4. Contacten met maatschappelijke organisaties, overheid en media

In mijn eigen taakomschrijving in de kerkorde heet het: ‘contacten met andere kerkgenootschappen, maatschappelijke organisaties, overheden en media in het ressort’ (ord. 4.16.6). Ik had contact met twee daarvan. Met de overheid. Leen Verbeek, de commissaris van de koning was bij de bevestiging. Hij kreeg het woord en hij sprak over de maatschappelijke waarde van de kerk, onder meer om verbindingen tot stand te brengen en de samenleving te helpen opbouwen. En ik was bij Omroep Flevoland. Rob Woning ontving me en op mijn vraag of er ruimte is voor de kerk bij de programmering dacht hij mee over het concept. Het gaat niet zozeer om een losse geldwervingsactie, een bazaar. Daar zijn de plaatselijke media voor. Hij zei: ‘Je moet altijd de vraag stellen of een bericht wat speelt in Emmeloord de moeite van het volgen waard is voor iemand die in Almere woont’. Je moet dus kijken naar een hangertje om een dieper verhaal te vertellen. Als je bijvoorbeeld cijfers hebt van de voedselbank of het diaconaat in Flevoland kan je dat als entree kiezen voor een meer inhoudelijke uitwerking over armoede. Of als je als dorpen in de Noordoostpolder besluit tot een gezamenlijke aanpak van het pastoraat, kan dat een nieuwsitem opleveren over de leefbaarheid in de polder.

Ik pleit voor verdieping van de motieven die we hebben om in de naam van Jezus de dingen te doen die we doen.

5. Gebruik van social media

Uw buurtprovincie, de provincie Overijssel heeft een eigen trendbureau. Dat bureau doet ook veel eigen onderzoek en heeft nu voor de nieuwe colleges die in maart zijn gekozen materiaal geleverd met 28 trends om beleid te maken. Het zal u niet verbazen dat veel van de trends met de informatievoorziening te maken hebben. Ik noem er een paar: robotisering, internet of things (het verbinden van alledaagse fysieke objecten met internet), maker beweging (digitale knutselaars), flexibilisering van kennis en arbeid (mede door digitale communitys), big data (gekoppelde databanken waaruit trends gehaald worden), de netwerksamenleving en ik vat het nu maar samen met de orchestratie van communicatiemiddelen. Een missionaire kerk die bij de mensen wil zijn gebruikt de communicatiemiddelen van de kerk, alle communicatiemiddelen. Hoe voor de hand liggend is het bij de opzet van een themadienst mensen in de gemeente te vragen om imput via social media? Hen te wijzen op een achtergrondverhaal op de website? En in dat soort middelen beleid te ontwikkelen, zodat het meer is dan een foto die je hebt waarmee je bewijst dat je bestaat. Overigens kan ik op dat punt ook positief rapport uitbrengen over Flevoland. Bij de tien best bezoekende steden van de classis Overijssel-Flevoland staat Almere op de vierde plaats en Emmeloord op de zevende. En ook plaatsen als Urk, Dronten, Lelystad en Zeewolde horen bij de frequent unique visitors. Recente uitgaven in de literatuur koppelen missionair aan de inzet op social media. De onderliggende gedachte is weer: daar zijn waar de mensen zijn.

3. Welke vragen kan je stellen bij de huidige missionaire bezinning in Nederland?

Ik zou ook een aantal vragen willen stellen bij het verlangen naar missionair kerkzijn in de polder. Reflectievragen dus.

1. Houden we bij missionair kerkzijn voldoende overzicht over het geheel van het mensbeeld? Henk de Roest heeft er bij de opening van het academische jaar in 2012 al op gewezen dat veel missionaire plekken zich door ontwikkelen naar diaconale plekken. Is het ook niet logisch dat er een ruimere bedding wordt gezocht? Niet alleen diaconaal trouwens, maar ook cultureel? Wijst onze eigen zendingsgeschiedenis niet uit, dat we mensen nieuw met het evangelie benaderen te zamen met de ziekenhuizen en de scholen? Zou een meer holistische aanpak niet in de rede liggen? Een aanpak met ziel, geest en lichaam? Een geïntegreerde aanpak. Of zoals de oecumenische traditie het noemt in het rapport ‘Samen voor het Leven’ uit 2013, waarin men aandringt oog te hebben voor levengevende impulsen uit de cultuur. Gelovigen moeten daarom ‘dat wat het leven versterkt’ leren zien als Gods gave. De nieuwe zendingsverklaring stelt dat de Geest van God werkt waar leven opbloeit. Het is daarmee dus een criterium om de geesten te kunnen onderscheiden. Of beter nog: om te kunnen zien waar Gods Geest werkt. De nieuwe zendingsverklaring legt hier onder meer een verbinding met inheemse religies en wijsheidstradities.


2. Houden we bij het begrip ‘missionair kerkzijn’ voldoende oog op het geheel van het bijbelse getuigenis? Het begrip ‘missionair’ zelf is geen grieks of hebreeuws woord, maar komt uit het latijn (mittere, zenden, doen uitgaan). Het bijbelse woord in het nieuwe testament is ‘apostello’, dus de apostolische kerk. En dat is ook het woord wat in de belijdenis is gekomen: een apostolische kerk. En dat is in de traditie van de kerk juist verstaan als teruggaand op de eerste apostelen. De huidige uitleg heeft een nogal westers, pinksterachtige connotatie gekregen, die de bijbelse bewijsgronden vooral uit enkele stukken uit het nieuwe testament haalt, maar moet je ook niet de oud-testamentische traditie erbij lezen en kom je dan niet bij begrippen terecht als ‘profetisch’ en ‘pelgrim’ en ‘Gods trouw’?

3. Heeft het missionaire voldoende oog voor het bestaande werk? Te gemakkelijk wordt de missionaire inhoud tegenover de bestaande vorm geplaatst. Daar past een waarschuwing: Denk niet dat je er bent met het bestaande weg te schieten. Alain Verheij heeft dat verwijt van Ad van Nieuwpoort gekregen: ‘Waardeer Alain Verheij zeer vanwege zijn passie voor bijbelverhalen. Maar waarom steeds roepen dat de tijd van de traditionele kerken voorbij is? Ik ontwaar juist nieuwe interesse in die eeuwenoude traditie waarin tegengif tegen het vluchtige en oppervlakkige wordt gezocht’.

Er zouden wellicht nog meer vragen te stellen zijn. Maar ik wil afsluiten. Positief afsluiten. De winst van de huidige missionaire beweging binnen de PKN lijkt me te zijn dat het gaat om een beweging voorbij de schroom en voorbij het idee dat levensbeschouwing komt aanwaaien. Zoals alles wat van grote waarde is, bevochten moet worden en gekoesterd, zo is het met het geloof.

Steeds weer kunnen we onszelf de vraag stellen: Hoe expliciet ben ik zelf in de onderbouwing van de dingen die ik doe? Ik merk dat Nynke Dijkstra en Sake Stoppels in het boek ‘Back to basics’ heel expliciet zijn. In hoofdstuk 2 gaat het over marketing. Dat is iets wat me aanspreekt. Als je verder leest, wordt het steeds spannender. De titel is dat al: ‘Zieltjes winnen? Wat is er eigenlijk tegen?’ Ze dringen er op aan de zwijgzaamheid te doorbreken. Ze citeren Arnold van Ruler, die in een publicatie zei: ‘Het gaat er in de kerk centraal om, zieltjes te winnen, want die zieltjes moeten zielen worden’.