Vragen voor het beroepingswerk
Zo af en toe hoor je een predikant of een kerkelijk werker mopperen over een contact met een beroepingscommissie of een sollicitatiecommissie. Het blijkt voor sommige vrijwilligers lastig om de goede toon te vinden in de gesprekken en om te komen tot een weloverwogen advies aan de kerkenraad of een benoemend college. De Waarheidsvriend van 19 augustus laat zien dat hoorcolleges van vorige generaties ook worstelden met de goede toonzetting.
Jan van der Graaf citeert het boek ‘Een pastorie in weer en wind’ van Betty van der Woude – Hettinga. Zij is domineeskind, dochter van ds. J. Hettinga (1898-1976) die in de oorlogsjaren predikant was van de toenmalige gereformeerde kerk te Hasselt. We spreken dan over de kerk van voor de vrijmaking, waar toen al zo’n zeshonderd mensen lid van waren.
Betty citeert een vragenlijst die de scriba van de gereformeerde kerk in Rotterdam, op zoek naar een predikant, toestuurde rond 1930 naar de kerkenraad van de gereformeerde kerk in Hasselt. Daarin staan de volgende tien vragen:
Vraag 1: Acht u de predikant geschikt om in een grote gemeente te dienen?
Vraag 2: Is zijn stem klankvol en v e r – dragend voor groote Kerkgebouwen?
Vraag 3: Is hij goed gezond en sterk van gestel?
Vraag 4: Is hij ijverig in huis- en ziekenbezoek?
Vraag 5: Is hij een goed catecheet en kan hij op de catechisatie goed orde houden?
Vraag 6: Is zijn voordracht goed en bezit hij kanselgaven?
Vraag 7: Kunt u nagaan of hij ijverig studeert?
Vraag 8: Is hij in de prediking meer onderwerpelijk of voorwerpelijk?
Vraag 9: Is hij aangenaam in den omgang?
Vraag 10: Is hij gehuwd, zoo ja, hoeveel kinderen heeft hij?