Vis op de avondmaalstafel

 

In vorige nummers van ons kerkblad schreef ik al een paar keer over de maaltijd van de Heer. Vorige maand onderbrak ik dat met wat uitleg over de viering van Aswoensdag. Deze maand keren we weer terug naar de maaltijd van de Heer.

 

In het nummer van december keken we naar twee oude mozaïeken. Op de mozaïek uit de kerk in Ravenna zagen we zeven piramide-achtige broodjes en twee vissen. Ik legde uit dat we daaruit kunnen afleiden dat de gelovigen in Ravenna de maaltijd van de Heer beleefden als een soort wonderbare spijziging. De zeven broodjes komen uit het verhaal over de spijziging van de vierduizend (Mt. 15:32-38; Mk. 8:1-9). De twee vissen komen uit het verhaal over de spijziging van de vijfduizend (Mt. 14:15-21; Mk. 6:35-44; Lk. 9:12-17; Joh. 6:1-15).

 

Nu kijken we naar een andere afbeelding. Deze komt uit een handschrift uit het eind van de tiende of het begin van de elfde eeuw. Het wordt bewaard in de Biblioteca Queriniana in het Italiaanse Brescia.

We zien een ronde tafel. Aan de plooien zien we dat er een kleed op ligt. Links met de nimbus om het hoofd zit Jezus. Hij maakt een zegenend gebaar. Net als een van de leerlingen helemaal rechts heeft Jezus geen schoenen aan de voeten. Daar zie ik altijd een beeld van kwetsbaarheid in.

Om de tafel de twaalf leerlingen. Judas is er dus bij. De groep rechts staat; de zes achter de tafel staan denk ik ook. Jezus is dus de enige die zit. Dat weerspiegelt een oude gewoonte: in de eerste eeuwen van het bestaan van de christelijke kerk was tijdens de kerkdienst de voorganger de enige die op een stoel zat (meestal op een verhoging); alle gemeenteleden stonden. Precies andersom dus dan hoe wij het gewend zijn.


Op de afbeelding is, zo zien we aan de ogen, de aandacht van de leerlingen op Jezus gericht. Op tafel zien we een rode kan met twee oren (een amfora): die zal voor de wijn zijn. En we zien ronde broden: één hele en meerdere halve – die zijn al gebroken. Enkele leerlingen hebben een beker in de hand. Op de tafel staan ook drie schotels met vissen.

 

Over de vissen valt meer te vertellen. In de symboliek van de vissen schuilt namelijk een dubbele bodem. De vis werd in de vroeg-christelijke kerk niet alleen gezien als een verwijzing naar de verhalen over de wonderbare spijziging, maar ook als een symbool van Christus.


Hoe zit dat? Het Griekse woord voor vis is: ichthus (ἰχθῦς). De vijf letters van dit woord – i-ch-th-u-s – vormen elk de eerste letter van een woord. Ichthus is zo de afkorting van de zin: Ἰησοῦς Χριστὸς Θεοῦ Ὑιὸς Σωτήρ. Dat betekent: Jezus Christus Zoon van God Redder. Het woord ichthus was dus een soort geheimtaal: een codewoord. Die geheimtaal is de hele geschiedenis door gegaan en bestaat nog steeds. Zo is er in de plaats Veenendaal, waar ik opgroeide, nog steeds een middelbare school met de naam Ichthus College en zijn er kerken, instellingen en verenigingen die die naam dragen. En ik zag dat hier in Rijssen ook een huis die naam draagt (Boomkamp 14). Het is een naam met een hele lange geschiedenis.

 

Een oud voorbeeld van het gebruik van die geheimtaal vinden we bij de kerkvader Tertullianus (ca. 160-ca. 230). In zijn boek Over de doop komt de zin voor: ‘Maar wij, de visjes, worden net als de ICHTHUS, onze Jezus Christus, in water geboren en wij worden niet anders dan daardoor, dat wij in het water blijven, gered’. Het water is in deze zin natuurlijk de doop. De doop maakt je volgens Tertullianus tot een visje. En er wordt een link gelegd met ‘de ichthus’: we moeten in het water blijven, dus dicht bij Hem.

 

Een ander voorbeeld is het grafschrift van ene Pectorius. De stenen plaat werd ooit gevonden in het Franse Autun en dateert van ongeveer het jaar 350-400. Onderzoekers denken echter dat de tekst mogelijk ouder is: ca. 200. De tekst luidt:

 

‘O goddelijk geslacht van de hemelse vis, ontvang met een eerbiedig hart de goddelijke bron te midden der stervelingen, (de bron) van het goddelijke water. Verkwik uw ziel met de altijd stromende wateren der rijkdom-schenkende Wijsheid, en ontvang de zoete spijs van de Heiland der heiligen. Eet in uw honger, daar gij de vis in uw handen houdt’.

 

Het is een beetje raadselachtige tekst. Onder de onderzoekers is men het er niet helemaal over eens wat de tekst precies betekent. Zoveel is echter wel duidelijk: met de hemelse vis wordt naar Jezus verwezen: Jezus Christus Zoon van God Redder. Met de goddelijke bron en het goddelijke water kon weleens de doop zijn bedoeld. En met de ‘zoete spijs’ wordt mogelijk naar de maaltijd van de Heer verwezen. Werd die maaltijd ook met vis gevierd? Of is de vis (die we in handen houden) in de laatste zin meer symbolisch bedoeld? Dat laatste ligt – denk ik – meer voor de hand.

 

In elk geval wordt zo begrijpelijk waarom op heel veel oude afbeeldingen van de maaltijd van de Heer er vis op tafel ligt. Wanneer we vis zien, heeft die een dubbele betekenis. Het blijft een zinspeling op de verhalen van de wonderbare spijziging. Maar het is ook een verwijzing naar Jezus Christus zelf.


Je kunt zeggen, dat de maaltijd van de Heer zo ook een meer mystieke betekenis krijgt. Wanneer we de maaltijd van de Heer vieren, deelt de Heer zichzelf aan ons mee; en wij krijgen deel aan Hem.

 

(voor wie dat leuk vindt: je kunt het hele handschrift – met veel meer plaatjes bij bekende bijbelverhalen – inkijken op de website: klik hier.