Foto: Anne-Goaitske Breteler in gesprek met één van de bezoekers (Jan van der Stege)

Gezondheidszorg op platteland


Vroeger had ieder dorp wel simpele mensen, die niet werden opgenomen in een GGZ-inrichting, maar die bijvoorbeeld publieke diensten verrichten, schillen afhaalden, gras tussen straatstenen wegsneden en op die manier een levensinvulling hadden. Tegenwoordig lijken de eenvoudigen van geest uit het straatbeeld te zijn weggehaald.

Anne-Goaitske Breteler sprak er over bij de historische vereniging Jan van Arkel in Kampen op dinsdag 11 februari 2025. ‘Geestelijke gezondheid op het platteland’ heette haar lezing. De auteur uit Moddergat (Friesland) heeft er een boek over geschreven ‘De laatste dagen van de dorpsgek’. Breteler is geboren in 1996 in Dokkum en studeerde sociale antropologie. Ze schreef eerder ‘De Traanjagers’, over de walvisvaarder en mocht als waardering voor haar werk de Talentprijs van het Cultuurfonds van de provincie Friesland ontvangen. Voor het boek over de geestelijke gezondheidszorg raadpleegde ze archieven en hield ze gesprekken met mensen.

Uit de suïcidestatistiek blijkt dat het aantal zelfdodingen op het platteland hoog is. Tegelijk wordt er weinig gebruik gemaakt van de Geestelijke Gezondheidszorg. Er rustte een zeker taboe op mentale kwetsbaarheid. Breteler vertelde uit eigen familiekring hoe weinig er werd gesproken over de  manier waarop Reinder Brolsma, een bekend schrijver eind negentiende, begin twintigste eeuw uit het leven stapte. ‘Er werd thuis niet over gesproken’, vertelde haar grootmoeder. Brolsma had een wat depressieve aanleg. Hij was lid geweest van de cultuurkamer in de oorlog en dat werd hem aangerekend. Al die ervaringen hebben hem uiteindelijk doen besluiten in de Potmarge, een riviertje bij Leeuwarden, te kiezen voor een verdrinkingsdood.

Breteler analyseerde dat boeren op het platteland druk ervaren in hun bedrijfsvoering. Ze sprak over de erflast. Ze bedoelt daarmee, dat je als oudste zoon een bedrijf voortzet en druk op je schouders voelt. Je wilt niet dat het familiebedrijf dat generaties in het bezit is bij jou zijn einde vindt. Die faalangst, zoals we het nu noemen, drukt op het gemoed van de agrarische ondernemers. Een boer vertelde dat een familielid had belegd in obligaties van de Russische spoorlijnen. Door de Revolutie in 1917 waren de waardepapieren geen cent meer waard. Je sprak daar niet over. Dat zou gezichtsverlies zijn. Dus nam je verlies in stilte en de betreffende man gaf zich over aan de alcoholverslaving en uiteindelijk was er zijn zelfdoding.

Breteler herleidde de terughoudendheid naar de taal zelf. ‘We hebben in het Fries wel dertig woorden voor de lisdodde, maar er zijn amper woorden voor mentale ziekte. Het gehoor in Kampen kwam in het Kampers ook niet verder dan enkele spreekwoorden en gezegden: ‘IJ ef dr ene op de loop’, ‘IJ is de weg een bietien kwiet’, ‘IJ ef ze alle 24 niet helemoale in ’t krattien’. Woorden als ‘burnout, down, gestressed’ werden niet gebruikt.

Breteler schilderde de armoede waar gezinnen op het platteland mee te maken hadden. Bijkomend probleem is, dat die armoede dan ook nog vaak door rijkeren werd beschreven, met alle discriminatie vandien. Eén zo’n schrijfster sprak zelfs over ‘de inboorlingen’. Een veenbaas nam niet alleen arbeiders aan, maar verplichtte ze ook tot negotie, verplichte winkelnering. Ze moesten hun geld in de winkel en de kroeg van de veenbaas besteden. De ellende leidde weer tot drankmisbruik. En dat had weer mishandeling en inteelt tot gevolg. Een vrouw was tot twee keer toe misbruikt, in verwachting geraakt en had er tot in het bejaardenhuis aan toe de bijnaam ‘De Koekoek’ aan overgehouden.

Vrouwen leefden in een keurslijf op het platteland. Emoties werden in bedwang gehouden en geïnternaliseerd. Een vrouw die in verwachting was van een tweeling, van wie één van de kinderen overleed, zag het kind niet terug. Het was begraven voordat zij uit het kraambed kon komen.

Moddergat is onder de Friezen bekend als de plaats waar in 1883 een verschrikkelijke ramp gebeurde. Bijna alle mannen waren vissers. De plaats ligt aan de Waddenzee. In een storm verging nagenoeg de hele vloot; 83 mannen lieten het leven. Zo ongeveer de halve bevolking, alle mannen, waren overleden. De vrouwen konden er amper over spreken. Ze moesten vlot weer aan het werk, nu de bron van inkomsten van de visser was weggevallen. Het geloofsbeeld maakte het niet makkelijker, aldus Breteler, men was streng gelovig en dat impliceerde dat je niet mocht twijfelen aan het oordeel van God, dat over de vloot was gegaan.

De Friese auteur bracht vervolgens enkele dorpstypes onder de aandacht. Ze vertelde van Wiebe die het syndroom van Down had, en die in de gelegenheid werd gesteld om met een handkar langs de huizen te gaan en schillen op te halen die als veevoeder konden dienen. En ze vertelde over Sibeltje, die in Dokkum onkruid tussen de stenen mocht weghalen. Ze kreeg er de bijnaam ‘Geiteknibbeltje’. Breteler waarschuwde voor een al te romantisch beeld van vroeger. Dergelijke dorpstypes werden ook gepest en geplaagd. Er zijn verhalen dat ze rauwe vis moesten eten bij wijze van volksvermaak.

De geestelijke gezondheidszorg is van de laatste decennia. Er waren vroeger wel allerlei alternatieve geneeswijzen. Ze waren zelfs populair. Want de bedrijvers van deze geneeswijzen stonden dichtbij de mensen, veel dichterbij dan de doktoren. Zij die zich niet konden redden, konden worden opgenomen in een armenhuis, een dolhuis of een kosthuis. De inrichting in Franeker ging in 1851 open. Onder de eerste patiënten was een vergroeide vrouw, die tot op dat moment in een hondenhok was gehouden. Er kwam een nieuw spreekwoord in omloop: ‘Je bent rijp voor Franeker’. In Overijssel waren dat de plaatsen Raalte en Deventer. Medicijnen tegen psychotica dateren van de jaren vijftig. De dorpsgekken op het platteland golden over het algemeen als mensen met goede bedoelingen, maar met afwijkend gedrag.

Foto onder: Breleter liet een kaart zien met het percentage suïcidemeldingen (hoe donkerder blauw, hoe meer suïcide)