Onderstaande preek past bij de context van een viering van het heilig Avondmaal. De bijbehorende tekstlezing is: Numeri 19: 2-9. Ik heb het op internet geplaatst, nadat ik hoorde dat het kerkzegel van Mastenbroek direct verwijst naar deze tekst. Mensen die achteraf reageerden wezen op de kleur van het cederhout (rood) en wat betreft de koeien op het ras van de Jersey en op het Brandrode ras, ontstaan uit het Maas-Rijn-IJssel vee. De reacties maakten duidelijk dat er bij het houden van een dergelijke meditatie in een agrarisch gebied vaak deskundigheid in de kerk zit die krachtig is en evenzeer deskundig als de deskundigheid op de kansel. Op de foto het wapen van de hervormde gemeente Mastenbroek.
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
We zetten ons vandaag weer ven stil. We stoppen met het uitvoeren van de agenda. Het plannen en doen. En we hebben tijd om te zoeken naar diepgang, elkaar de vraag te stellen hoe God door al ons doen en laten aanwezig is. Dat komt tot uitdrukking in de uitleg van het Woord. En je kunt Hem herkennen in symbolen, rituelen en – als er een concentratie is op Christus – in sacramenten.
Over die rituelen en sacramenten wil ik het hebben in deze dienst. Hoe het onzichtbare zichtbaar wordt, hoe het niet tastbare tastbaar wordt. Het valt mij op, als ik de Bijbel lees, dat God in verschillende tijden verschillende vormen en symbolen kiest. In theologische termen noem je dat ‘accommodatie’. God is in zichzelf dezelfde, maar hij is in staat om zijn identiteit in iedere generatie en in iedere cultuur op een herkenbare, wisselende manier aan te reiken.
We hebben vanochtend een symbool gelezen uit een andere cultuur, de tijd dat Israël door de woestijn trok en zich vestigde in Jeruzalem. Ik wil u dat verhaal als spiegel voorhouden bij het heilig avondmaal. Twee elementen halen we naar voren:
1. Wat zien we?
2. Wat zegt het ons over God?
Wat zien we?
Het moet gaan over een koe. Het is een jonge koe, een vaars nog, zonder enig gebrek. Een rode koe. Zonder maar een spikkeltje wit. Het dier wordt geslacht en met huid en haar en bloed en zelfs de mest verbrand.
Dat wordt allemaal verbrandt tegelijk met, vers 6: cederhout, marjoraan (de HSV vertaalt: hysop) en karmozijn. Ceders zijn grote bomen. Hysop is een piepklein plantje. De schrijver Amos Oz schrijft over de ceder en de hysop. Hij vertelt over zijn liefde voor een vrouw. Hij is bang haar niet te kunnen toenaderen. Andere jongens zijn stoerder dan hij, ze zijn als ceders. Hij voelt zich niet meer dan hysop. ‘In het domein van de liefde is het vuur alleen bestemd voor de ceders’, schrijft hij, ‘niet voor de hysop die uit de muur groeit’. En dan is er karmozijn, een kleurstof.
Het dier en de planten worden verbrand. En dan staat er dat de as van dat dier met de as van het hout wordt bewaard en gemengd met water. Telkens als een mens in contact is geweest met een dode moet hij dat water gesprenkeld krijgen en dat water zal hem reinigen. Daarom reinigingswater.
Ik moet eerlijk zeggen, dat ik er altijd over heen gelezen heb, totdat ik een keer de voetreis maakte van Nazareth naar Kapharnaüm, zo’n zestig, zeventig kilometer, de tocht die Jezus tientallen keren moet hebben afgelegd als Hij van het huis uit van zijn ouders naar zijn eigen huis liep in Kapharnaüm. Ik kwam onderweg bij een orthodoxe kibboets, kibboets Lavi, waar ze rode koeien hielden. Ik las op internet over het belang van de rode koe, En dat vrome joden zelfs fokprogramma’s hebben in het verlangen een compleet rode koe geboren te zien worden. Als er tien van die koeien geweest zijn, zo vertelde een tekst op internet, zal dat het moment zijn waarop de tempel opnieuw wordt ingericht en de messias komt. Ik wilde er meer van weten. En nu, in de nadagen van de coronacrisis heb ik het nog eens goed bekeken.
Wat zegt het ons over God?
Daarmee zijn we bij de tweede vraag. Hoe is God in dit ritueel aanwezig? Wat zegt dit ritueel over God?
Het laat ons als eerste zien dat God geïnteresseerd in de complete schepping. Laat me dat toelichten. Er is sprake van een rode koe. Waarom een rode? Waarom geen zwartbonte, om maar wat te noemen. Ik werd al wat achterdochtig en realiseerde me het cultuurverschil doordat de tekst wees op het juk dat de vaars nog niet moet hebben gedragen. Het dier wordt dus niet – zoals in onze cultuur – direct geassocieerd met melkproductie, maar met trekkracht. Toch bleef de tekst nog wat op afstand. Het kwartje viel bij mij, toen ik het Hebreeuws nog een keer las. En het kwartje valt wellicht bij u als ik vertel welk woord er staat voor ‘rood’. Het gaat in het Hebreeuws om het woord adam/ah’. Je hoort er het woord ‘Adam’ in. Adam is de rood uitziende mens, de mens die dezelfde kleur heeft als de aarde, waaruit hij is gekneed. De Naarder Bijbel vertaalt dat woord ook geregeld met zoiets als ‘de roodbloedige’. Het rund symboliseert de mens.
Het dier wordt verbrand met huid en haar. Dat zijn de elementen van het dier die nuttig zijn, geschikt om te eten en geschikt om te gebruiken als basis voor de kleding. Maar ook het bloed wordt verbrand. Dat is het gedeelte dat in de regel wordt uitgegoten op de aarde, omdat het de ziel herbergt. Het rode bloed gaat hier mee in het vuur. En de ingewanden worden verbrand. De inhoud van de ingewanden; wij zouden zeggen: de mest. Dus het hele complete dier wordt genomen.
En daarbij de ceder als grote boom en hysop als piepklein plantje. En alles wat er tussen zit, ben je geneigd te denken. En dan is er een kleurstof. Karmozijn. U kunt raden wat de kleur daarvan is……zeg het maar……. Rood, inderdaad. Dat wordt inderdaad allemaal toegevoegd aan het vuur.
We moeten bij verbranden niet denken aan vernietiging. Het is een manier om uit te drukken dat de elementen opgenomen worden in een andere dimensie van leven. Het brengt in een ander levensterrein. Het brengt bij God. De mensen die het ritueel voltrekken zijn eerst onrein, beter gezegd: anders-rein. Ze hebben zich op de grens van tijd en eeuwigheid bewogen, dit leven en eeuwig leven. Vandaar dat er staat dat ze zich moeten wassen en zich als het ware weer moeten voorbereiden op het leven bij de andere stervelingen. Ze hebben God in de ogen gekeken. Zoals het in de bijbel staat dat vrouwen na een bevalling enige tijd ‘anders rein’ zijn, ze hebben zich bewogen op de grens van tijd en eeuwigheid.
Dus die symbolen van menselijk leven en de schepping worden bij God zelf gebracht. God laat zijn interesse zien voor het geheel, de compleetheid van de schepping.
Nog een tweede gedachte wil ik jullie voorleggen. We zien niet alleen hoe God let op de compleetheid van de aarde; we zien ook zijn interesse voor het leven zelf. Denk even met me mee over hoe dat gaat als je aswater hebt. Ik vertelde dat de as van het brandoffer zich mengt met water en dat het water wordt gebruikt als iemand een dode heeft aangeraakt. Het effect van dat reinigingswater moet je voor je zien. Als je het op je huid plengt, verdampt het water; wat rest is as. En die as zal al …fffttt….ffffttt…. verwaaien. Dus het ritueel laat zien waaraan je mentaal herinnerd moet worden: dat de dood van voorbijgaande aard is. Zoals de as verwaait, zo verwaait de dood. De tekst is het oudtestamentische ritueel bij een uitspraak van Paulus: ‘Dood waar is uw prikkel’. We zijn bedoeld voor het leven. Je kan hier parallellen trekken met het water dat Jezus benoemt in zijn gesprek met de Samaritaanse vrouw, het gesprek bij de bron. Johannes 4: 14: ‘Het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven’.
Je moet dit lezen tegen de achtergrond van heidense volkeren waar men aan dodenbezwering deed. Je moest er altijd rekening mee houden dat doden zich met dit leven zouden bemoeien. Met de God van Israël is dat anders. We worden als mensen uitgenodigd dit leven te leven. En als we voorbij het moment van sterven zijn, zijn we niet dood, maar gaan we het eeuwige leven in. Zoals Anne van der Meiden ooit zei: ‘Het kaarsje gaat uit, omdat we in het volle licht komen te staan’.
De christenen hebben deze tekst ook gelezen. Ze hebben er over nagedacht. Ze betrokken het op de verschijning van Christus. Elementen van het ritueel keren bij Jezus terug. Hij is bijvoorbeeld buiten de poorten op Golgotha gestorven, parallel aan de plaats waar de verbranding plaatsvindt. Maar ik wil me nu tot een andere gedachte beperken. Zijn naam is ‘Mensenzoon’. Met een hoofdletter geschreven. Hij is bij uitstek de Mens, zoals de Mens door God is bedoeld. De schrijver van Numeri zou zeggen: compleet rood. De schrijver van Hebreeën komt daarop terug. Hij zegt, in Hebreeën 9: 13-14: ‘… als de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, uw geweten reinigen om de levende God te dienen’.
We gaan straks avondmaal vieren. We eten brood en drinken wijn. Het laat ons zien hoe God ons lichaam kracht geeft om te leven en hoe hij de ziel vitaliteit aanreikt. We eten brood en nemen dat op in ons lichaam. We drinken wijn en nemen het op in ons bloed. Het evangelie wordt een deel van ons. Het wordt ons letterlijk eigen.
Wij kunnen God niet direct onder ogen komen en leven. Daarvoor is Hij te groot. Maar Hij doet wel alle moeite om gekend te zijn. Daarom zoekt Hij iedere keer andere symbolen om ons zicht te geven op zijn karakter: zijn interesse in alles hier op aarde en zijn verlangen leven blijvend met ons te delen. Of zoals Paulus zegt: We zien nu nog in een spiegel, straks zullen we zien van aangezicht tot aangezicht.
Amen.