Het Wied
Een vriend van me heeft de vakantie doorgebracht in Giethoorn. Hij kwam met een wonderlijk verhaal terug. ‘Waarom duizenden kilometers reizen’, zei mijn vriend, ‘als er om de hoek goede campings zijn, water om te vissen en restaurants met cordon bleu en schnitzel’. Mijn vriend ging dus kamperen in Giethoorn. ‘Je bent er echt even uit’, zei hij, ‘als je naar de Dorpsgracht gaat, zie je net zoveel buitenlanders als op het San Marcoplein in Venetië’. ‘Ik dacht altijd’, zei ik, ‘dat Giethoorn klein-Venetië heet, vanwege het water en niet vanwege de buitenlandse toeristen’. ‘Is ook zo’, zei hij.
‘Ik heb iets ontdekt’, vervolgde hij. ‘En dat is?’, vroeg ik. ‘Nou, dat de Gieters tweehonderd jaar geleden hetzelfde is overkomen als wat de Groningers nu meemaken’. Mijn vriend liet een boekje over Giethoorn zien, dat hij op een rommelmarkt had gekocht. Daarin werd uitgelegd hoe de Wieden zijn ontstaan.
‘Je denkt misschien dat die meren er altijd al waren’, zei hij. Ik knikte. ‘Zo is het niet. Vroeger was het één groot veengebied. Mensen in de steden hadden turf nodig, zoals ze tegenwoordig gas nodig hebben. En turf hadden ze dus in Giethoorn. Je hoefde alleen maar te graven. En dat deden de turfstekers. Hele stroken land werden weggestoken en maakten plaats voor trekgaten. Daartussen waren de legakkers, waarop ze de turf stapelden voordat het op transport ging. Maar de hebzucht sloeg toe. Men maakte de trekgaten groot en de legakkers klein. Toen het ging stormen, zoals in 1775 en in 1825 zijn die trekakkers weggeslagen en ontstonden er grote meren; de Beulakerwiede en de Belterwiede. Een bedrijfsongeval net als in Oost-Groningen’, zei mijn vriend, ‘je bent je de grond onder de voeten niet veilig in de provincie, als ze in de steden ’s winters warme voeten willen houden’.
‘Dat zal wel een beetje meevallen’, zei ik. ‘Wat meevallen’, schuimde hij. ‘Wist je dat er een heus dorp Beulake geweest is? En dat de bevolking daarvan naar Vollenhove moest vluchten. Het hele dorp werd opgeslokt door het Beulakerwiede’. Ik moest toegeven dat ik het niet wist. ‘De dominee verhuisde mee, ds. Christophorus Nothenius’. Ik moest glimlachen om de voornaam Christophorus. Want laat dat nou net een heilige zijn, die bekend staat als man die Christus draagt door het water heen. ‘Ja’, zei mijn vriend, ‘de dominee moest vluchten om zijn vege lijf te redden en hij nam de kansel van Beulake met zich mee. Die kan je nog zien in de Mariakerk in Vollenhove’.
Wie de column in de streektaal wil horen, kan zondag 14 augustus circa 10.20 uur luisteren naar Ziezozondag van RTV-Oost. Op zondag 28 augustus is er in een tent in Giethoorn een hele dienst in de streektaal. Daar gaat het over: 'Als je iets wilt vangen, moet je gaan vissen'.