Besmetting
Even toen het coronavirus ons in de greep kreeg, was er een ongekende saamhorigheid. We deelden het besef: We zijn allemaal mensen, verenigd in kwetsbaarheid. Maar de eerste schok van de onzichtbare dreiging is nog niet voorbij, of het stucwerk van saamhorigheid begint alweer barstjes te vertonen. We verzinnen rare verhaaltjes. En we gaven elkaar de schuld van de crisis. ‘De crisis ligt aan de boeren, die te veel dieren houden, want het virus is van dier op mens gesprongen’. ‘De crisis komt van carnavalsgangers, die al hossend het virus verspreiden’. ‘De crisis wordt in de hand gewerkt door de christenen, die naïeve voorzienigheid boven veilige afstand verkiezen’. Het doet denken aan de Middeleeuwen: De pest verspreidt zich en de joden hebben het gedaan.
Soms lijkt het gezonde verstand het eerste slachtoffer te zijn van de infectie. Laten we nuchter zijn: Veel carnavalsoptochten zijn afgelast. Kijk naar de cijfers: In Kampen zijn er relatief veel ziekenhuisopnames, maar andere plaatsen van de bible-belt hebben juist relatief weinig patiënten, zoals Staphorst en Wierden. En misschien is het virus van een dier op een mens gekomen, maar het vermoeden bestaat dat het dan begonnen is met een vleermuis; en vleermuizen worden weinig gedomesticeerd.
Nee, het verhaal achter de haarden van besmetting begint bij zoiets gewoons als onze dagelijkse omgang met anderen. Het is de indringende sociale cohesie, de te hechte familieband, die uiteindelijk averechts uitpakt. Het virus maakt misbruik van iets wat elementair goed zou moeten zijn: ons sociale gedrag. En het virus heeft met hygiëne te maken. Ik denk, dat we moeten erkennen dat wij mensen vatbaar zijn voor kwaad in de wereld. Je kan het virus misschien even te slim afzijn met een gezonde levensstijl en door balans in je leven. Maar uiteindelijk is het eigen aan leven, dat het kwetsbaar is. ‘Leven is een ongeneeslijke ziekte’, zegt Herman Finkers ergens, ‘waar je uiteindelijk van uit de tijd geraakt’.
De Brug, 9 april 2020
Klaas van der Kamp