Balke schreef over volksaard van Saksen 

Prof. dr. Willem Balke is op 21 januari 2021 overleden in Den Haag. Hij was van 1975 tot 1986 hervormd predikant in Den Ham. Zelf geboren in Baarn heeft hij in die Overijsselse periode nader kennis kunnen maken met de inwoners van Oost-Nederland. Op diverse platforms heeft hij zich tijdens zijn leven gewaagd aan een typering van de volksaard. We geven hier een artikel van hem weer wat op internet te vinden is. Het betreft een artikel in ‘De Waarheidsvriend’ (Gereformeerde Bond) en werd op gepubliceerd op 5 augustus 2010. Het betreft een artikel van hem, waarin hij een typering geeft van diverse onderlagen in de bevolking. Ook de inwoners van Oost-Nederland (Saksen) komen voorbij. Aardig om te lezen als je zelf in de regio werkzaam bent. We geven enkele typeringen.

Prof. dr. Balke zet boven het artikel ‘Predikant moet oog hebben voor volksaard’. Hij laat daarin de verschillen zien tussen Friezen, Franken en Saksen. ‘Hoe laten diverse streken van Nederland zich typeren als het om volksaard en geloven gaat? Is er ergens sprake van een botsing tussen beide? En welke houding vraagt dat (niet zozeer van de streekbewoners zelf – hoewel zelfkennis onder ons mensen vaak genoeg ontbreekt – maar vooral) van predikanten die een gemeente in het noorden of juist oosten gaan dienen?’

Balke realiseert zichzelf dat er de nodige cultuurslagen zijn gemaakt en dat veel van de oude nuances zijn verdwenen. Toch waagt hij zich aan karaktertrekken. De verschillen uiten zich op vele wijzen. Je kan het bijvoorbeeld terugvinden in het taalgebruik, betoogt Balke. De Friezen hebben een scherpe articulatie. De Saksen praten meer binnensmonds. De Franken gooien alles er uit wat hen te binnen valt. Dit voert tot verdeling in taalgroepen en dialecten. In familienamen is dat opvallend, zegt Balke. De Friese namen eindigen op - a, - ga, -sma of – stra. De Saksische namen hebben een einduitgang met - ink of -ing of een combinatie met Olde (Oldenbarnevelt), toevoegingen met ‘groot’ en ‘klein’ of Ten, Ter, Tor (Thorbecke) en in Groningen namen als Hofker of Woltjer. De Frankische namen zijn vaak eenlettergrepig: Bol, Plat, Voet, Koot, Kruit en met lidwoord: De Boer, De Jong, De Groot. Dit heeft ook te maken met de havenen zeecultuur: mannen moest korte namen schreeuwen in de wind en de visafslag.

De verschillen in de taal hangen ook samen met typische karaktertrekken en psychologische eigenaardigheden. De Friezen blijven een vrij gesloten gebied. Zij hadden en hebben nog steeds hun eigen taal. Er is heel lang eigen lokaal zelfbestuur of lokale machthebbers. De vrijheidszin is groot; zij weten zich zowel de Karolingen als de Vikingen van het lijf te houden en blijven eeuwenlang eigen baas. Ze durven alleen te staan. De Friezen hebben een sterk zelfbesef. ‘Friesland boppe, Holland in de groppe’ (Friesland boven, Holland in de goot). Zij zijn stoer, progressief, soms ook koppig. Zij hebben een heldere geest en zijn prestatiegericht. Tegelijk hebben ze temperament waardoor zij snel kunnen ‘oplopen’, driftig worden. Er zijn meer vulkanen in Friesland dan elders in Nederland, schrijft Balke. Hun kwaliteit ligt in het Friese stamboekvee.

Collectief


De Saksen, in het oosten, hebben gevoel voor de collectiviteit. Zij zijn coöperatief. Men denke aan het naoberschap. De Saksen hebben wantrouwen tegen de ‘Hollanders’, tegen de regenten. Zij hebben meer op met zelfregulering, een eigenschap waar we op andere delen van deze website regelmatig naar verwijzen. Je komt die inslag onder meer tegen in de grote populariteit van lokale partijen bij gemeenteraadsverkiezingen.

De Saksen koersen op evenwicht, stelt Balke. Vaak zijn het goede opvoeders. Levenservaring heeft hen levenswijsheid geleerd, die weer aan de volgende generatie wordt doorgegeven. Zij hebben meer gevoel voor humor dan de Friezen en de Hollanders. Je kunt ze geen fuifnummers noemen, zoals je dat bij zuiderlingen kunt tegenkomen, maar ze grijpen graag de gelegenheid aan om iets te vieren en dat gaat dan altijd collectief.

Saksen hebben een conservatieve inslag en zijn taaie volharders. De Saksen leverden een harde strijd om het bestaan op de arme zanden veengronden, en dit komt uit in hun karakter met een sterke Ausdauer. Welvaart komt pas met de kunstmest en al eerder door de industrie, vooral de textielindustrie in de negentiende eeuw, waarbij Willem de Clercq – een centrale figuur van het Réveil vooral bekend door zijn Dagboek – als secretaris van de Nederlandsche Handel- Maatschappij een grote rol speelt. De Saksen zijn aan hun grond gebonden; Friezen en Franken moeten het water op om bijvoorbeeld graan in te voeren.


Franken


De Hollanders, de Franken, zijn veel individualistischer maar tegelijk energieker. Zij verdelen zich in partijen: Hoeken en Kabeljauwen, rekkelijken en preciezen. Ongetwijfeld trekt de Reformatie diepere sporen en heeft het puritanisme sterkere invloed: het stimuleert tot wilskracht en organisatievermogen. De strijd met het water maakte vindingrijk. De scheepvaart, het contact met andere landen en culturen, brengt de verruiming van de horizon. Er zijn bloeiende handels- en industriesteden. De welvaart maakt scholing en ontwikkeling mogelijk. De Hollanders en Zeeuwen hebben het door hun ondernemingsgeest al snel ver geschopt. Scheepvaart en handel zijn hun instrumenten. Zij zijn gestaald door eenvoud en nuchterheid. Genève is het voorbeeld voor de stichting van de universiteiten, waarmee men al begint midden in de vrijheidsstrijd.

De Gouden Eeuw breekt aan, weerspiegeld in kunst en wetenschap. Het komt tot de Statenvertaling, nog altijd een monument van onze taal en de eerste Bijbel in onze landen die rechtstreeks uit de grondtalen wordt vertaald. De kennis van de Heilige Schrift moet gedragen worden door de kennis van de grondtalen; daar gaan de Staten in voor en besteden daarvoor een deel van de opbrengst van Zilvervloot. De overheid gaat het volk voor in het verstaan van de rechte godskennis. Niet in Zijn absoluutheid maar in Zijn eigenschappen, waarin Hij Zijn majesteit enigermate laat kennen naar de maat van de beperktheid van het menselijk kennen. Zo worden ook alle dingen gekend en gezien in het licht der eeuwigheid. Dit geeft een spankracht aan het hele leven op alle terreinen. Daaraan is het te danken dat Nederland in de zeventiende eeuw een machtsfactor van belang was tussen de grote mogendheden.

Friese kerk 


De Friese volksaard wordt gekenmerkt door nuchterheid en intelligentie, en tegelijk door mystiek en gevoel. Een wonderlijke menging van verstandelijkheid en emotionaliteit. De Friezen, waartoe we ook de West-Friezen in Noord- Holland moeten rekenen, zijn niet bestand tegen de opmars van het rationalisme en modernisme dat er verwoestend gewerkt heeft. Het resulteert in Diesseitigkeit: het leven hier en nu, de moraal beheerst de godsdienst.

Daarmee moet een predikant in zijn prediking en pastoraat rekenen. De Fries wil weten, hij wil de waarheid onderzoeken. Daarom moet hier een duidelijke en belijnde evangelieprediking gebracht worden. Ze moet inhoud hebben. Het dogmatische in de leer mag niet ontbreken en evenmin het appèl dat de snaren van het hart doet trillen. De kern van het evangelie, de rechtvaardiging door het geloof alleen, moet helder en duidelijk uitgelegd en verkondigd worden. Maar het mag niet in het hoofd blijven hangen. Het hart moet geraakt worden; het gaat om het levende brood. Wie Het Friese Reveil in Portretten (1911) van dr. G.A. Wumkes leest, ontdekt hoe de honger naar het Evangelie de Friezen in beweging bracht.


Persoonlijke benadering


Tot het moment dat de onkerkelijkheid ook tot de Saksen doordringt – en dat is nog niet zo lang geleden, zegt Balke in 2010 – laten vrijwel allen hun kinderen dopen, leggen de belijdenis af en trouwen in de kerk. De Saksen weten zich een deel van de gemeenschap en dat betekent dat wanneer de onkerkelijkheid doordringt, dat ook massale gevolgen heeft.

Prediking en pastoraat vragen om voorzichtig optreden, ze mogen geen opsplitsing van de gemeenschap veroorzaken. Een predikant moet daar heiligend op ingaan. Niet zozeer door een strakke dogmatische leer, maar door een persoonlijke benadering, ook vanaf de kansel. De Saksen zijn diep religieus, maar – meent Balke - dat blijft vaak hangen in een vaag en algemeen godsbesef. De natuurlijke gemeenschap is een andere dan de gemeenschap van het ene lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is en wij de leden mogen zijn. Een gedoopte gemeenschap is niet automatisch de gemeenschap van Christus. Een eenvoudige en begrijpelijke bijbelse prediking moet de rijkdom van het verbond duidelijk maken. Door de praxis pietatis moet aan de dag treden wat het inhoudt om het teken van de doop te mogen dragen en lid van het lichaam van Christus te mogen zijn.

Het is op dit punt dat we op andere plaatsen vraagtekens hebben geplaatst. Het onderscheid tussen de aanwijsbare gemeenschap en de mystieke gemeenschap zou wel eens net zo veel van Balke kunnen zeggen als van de Saksen die hij beschrijft.

Kerk in het westen


In het westen is ons land veel meer verstedelijkt, maar ook hier zijn verschillen, gaat Balke voort. Den Haag heeft de deftigheid en de regentencultuur. Amsterdam, de hoofdstad, ondergaat ook de invloed van de West-Friezen in Noord-Holland en is aanvankelijk het centrum van de handel. Deze stad heeft vele jaren de grootste hervormde kerk van Europa. Het Réveil heeft er een grote invloed. Hier is deze beweging voornamelijk aristocratisch, in tegenstelling tot Friesland, waar het een duidelijke volksbeweging is. Het Réveil heeft lang nagewerkt, niet zozeer in de Doleantie maar meer bij Hoedemaker en de zijnen.


Na de Eerste Wereldoorlog in de crisistijd slaat de secularisatie toe. Rotterdam overvleugelt de hoofdstad door de haven en de handel. De praktische handelsgeest van de Rotterdammer schept een eigen mentaliteit. Er is ook veel meer voeling met het achterland, dat wel de Biblebelt genoemd wordt. Die strekt zich overigens uit van Zeeland, de Alblasserwaard, Utrecht, de Veluwe tot in de Saksische streek. De vroomheid wordt gekenmerkt door gemoedelijkheid en bevindelijkheid.


Toch is de volksaard niet overal gelijk. Wat de landelijke bevolking betreft: er zijn verschillen tussen de waarden, de Zuid- Hollandse en Zeeuwse eilanden, en de Rijnstreek. De Zeeuwen zijn rond, de Utrechters behoudend en de Veluwers stroef maar met een zekere boerenslimheid; het waren geen grote boeren op de zandgrond maar ze wisten waar hun belang lag. De Rijnstrekers zijn zakelijk gecombineerd met een romantische inslag en dat ongeacht of ze de psalmen ritmisch of isometrisch zingen.

Individualistisch


Voor de Biblebelt als geheel geldt dat mensen veel individualistischer zijn en dat de zin voor gemeenschap vaak ontbreekt. De strijd over de predestinatie en het misverstand van ‘dit hart van de kerk’ heeft een lijdelijkheid gekweekt die bepaald niet reformatorisch is. Het komt overeen met een heidens fatalisme en is daartegen niet bestand. De grondtoon van Calvijns prediking is de onmetelijke goedheid van God en de grote rijkdom van Zijn genade. De enorme vervolgingen in de periode van de Reformatie bewerken dat hele scharen honger hebben naar het levende Woord en grote dorst naar de beker des heils. Zij zijn niet lijdelijk maar actief en worden door de prediking gestaald in het geloof, zoals Guido de Bres het vertolkte in de Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus’. Wil de prediking op de lijdelijke vroomheid pastoraal kunnen ingaan, dan is een herbronning van de reformatorische theologie nodig. Anders is het van de ene hoek naar de andere pendelen en het gevolg is een neoarminianisme waar niemand echt mee geholpen is. Het ene wetticisme bestrijden met het andere haalt niets uit. Broodnodig is grondige kennis van de Schrift en van de Reformatie. Om met deze kennis het hart te raken dient de prediking pastoraal te zijn.


De herder moet de schapen kennen, niet door ze overal achterna te lopen, maar hij moet ze in hun karakter, hun volksaard verstaan en serieus nemen om ze in het rechte spoor te kunnen brengen. Tot zover Willem Balke.