Column 'Een dichte kerkdeur'
Ik liep met twee meisjes door de Oudestraat. Twee kleine meisjes. We gingen langs de Bovenkerk. Ik duwde even tegen de deur. De deur wist van geen wijken. ‘Ik denk dat God niet thuis is’, zei het jongste meisje. ‘God is altijd thuis’, reageerde de oudste. ‘Maar je moet niet tegen een deur duwen. Je moet met hem praten in je hoofd’.
Het meisje verwoordde in simpele gedachten de waarde van het gebed. Het gebed is altijd zinvol. Maar dat komt extra naar voren in de derde week van januari. Dat is voor de kerken een week van gebed. Christenen bidden samen om eenheid. En ze bidden voor het land. Ze komen daarvoor dagelijks bij elkaar in verschillende kerkgebouwen.
Bidden is niet moeilijk. Een kind kan de was doen. Er is een verhaal over Mozes. Hij hoorde een eenvoudige schoenmaker bidden. ‘Heer, als u honger hebt, zal ik u een boterham geven; als u last van luizen hebt, zal ik ze verwijderen. Als uw schoenen kapot zijn, zal ik ze repareren’. Mozes reageerde: ‘Hoe kan je zo bidden? God heeft toch geen luizen of zere voeten?’ Waarop de man antwoordde: ‘Ik heb het nooit anders geleerd’. ‘Ik zal je leren hoe je moet bidden’, zei Mozes. En hij leerde de man mooie volzinnen uitspreken.
Na enige tijd ontmoette Mozes God zelf. En Mozes vroeg: ‘Heeft u de arme schoenmaker horen bidden?’ God knikte en zei: ‘Je had hem beter geen moeilijke teksten kunnen leren. Want het gebed uit het hart is me dierbaarder dan een reeks lange zinnen uit een boekje’.
Dat had dat meisje bij de Bovenkerk al in de gaten. Een enkel oprecht woord opent deuren als je God wilt ontmoeten. Het gebed is de sleutel tot het hart van God.