Een theologie na vijf jaar classispredikant

In hoeverre heeft vijf jaar classispredikant mijn theologie beïnvloed? Zijn er thema’s actueler geworden en thema’s naar de achtergrond geraakt? Zoals ik na drie maanden behoefte had aan een reflectie op ‘Bijna-Bisschop’ (klik hier), zo ervaar ik na een eerste periode als classispredikant behoefte een theologische reflectie te schrijven.

Ik doe een poging enkele gedachten bij mezelf te ordenen. Wellicht nodigt het uit om daar eigen gedachten aan toe te voegen, of tegenover te zetten. In cursief geef ik af en toe verwijzingen naar meditaties die ik in de achterliggende vijf jaren heb gehouden als classispredikant. De liefhebber kan klikken; de snelle lezer kan de cursiefjes en de ‘klik hier’ overslaan. Wie wil reageren, kan dat doen via k.vanderkamp@protestantsekerk.nl

1. Breuklijnen

‘De godslamp was bijna uitgedoofd’ (1 Samuël 3: 3b). Die woorden raakten ds. Wim Beekman. Hij sprak er over bij zijn bevestiging als classisdominee. De woorden klinken na. Ze echoën als je tegenwoordig het plaatsje Silo bezoekt op de westelijke Jordaanoever. Bij een opgraving wijst men naar inkepingen in de rots waar ooit de ark verankerd is geweest. Er is niets meer van over. Het heiligdom verdween achter de coulissen van de geschiedenis.

Het heiligdom mag dan zijn verdwenen, de vorm van een tent mag achterhaald zijn, het impliceert niet dat de godslamp is gedoofd. Het licht van God vlamde op andere plaatsen weer op. Het is eigen aan het geloof in de God van Israël dat het door de tijden heen nieuwe vormen kiest. De ene vorm is niet te vergelijken met de andere. Er zijn breuklijnen aanwijsbaar.

Eerst is er het persoonlijk geloof van Abraham en de spontane eredienst. Hij bouwt een altaar waar het te pas komt. Daarna is het aan Mozes om 600.000 - alleen mannen gerekend - te begeleiden uit Egypte. Er vormt zich een normatieve godsdienst vol regels, instanties en afspraken. Mozes kan niet anders, want als hij zou vasthouden aan de spontaneïteit van Abraham zou zijn missie letterlijk verzanden in de woestijn. Dan komt Salomo die de orde van Mozes omdraait; God gaat niet langer mee met het volk, het volk komt bij God op bezoek in de tempel van Jeruzalem. Salomo had belang bij een centrale godsdienst en kon op die manier eenheid doorzetten in het rijk. Daarna volgt de Babylonische ballingschap en kantelt de vormgeving opnieuw: van een priesterlijke eredienst gaat het naar een synagogale liturgie. En steeds zijn er tussendoor de breuklijnen; waarop je als individuele gelovige je beweegt van de ene vormgeving naar de andere.  

Wij anno 2023 zitten ergens in de overgang van een vormgegeven eredienst; vergelijkbaar met Salomo’s tijd; naar een meer geïnspireerd geloof; vergelijkbaar met Abrahams tijd. ‘Breek deze tempel af en ik zal hem in drie dagen herbouwen’ (Johannes 2: 19). Wij leven op de breuklijn van twee episodes. Dat gaat met rouw gepaard.  

We hebben er als classispredikanten over gesproken. De Amerikaanse, lutherse theoloog Andrew Root kleurde het gesprek. Hij schreef ‘Churches and the Crisis of Decline’. Hij schrijft over ‘Ars Moriendi’, de kunst van het sterven. Zo vergaat het ons als kerk. We leven aan het einde van een tijdsgewricht. We doorlopen de diverse rouwfasen die Kübler-Ross onderscheidt.

Root gebruikt terminologie ontleend aan een Duitse socioloog Helmut Rosa. Rosa introduceert de term ‘dynamic stabilisation’. Het is de hang om zonder reserves te blijven investeren in een structuur die niet levensvatbaar is (klik hier). Je moet bij dynamic stabilisation steeds meer energie in je omgeving stoppen om hetzelfde resultaat te krijgen. ‘Als ik nu maar iets meer geld beschikbaar stel, een nieuw project start, nieuwe mensen vindt, dan zal het resultaat zijn dat de huidige gemeente weer gaat bloeien’. Er is verkrampte honger naar verbetering. Er is een naïeve gedachte dat meer van hetzelfde leidt tot wezenlijke bloei. Het leidt in werkelijkheid alleen maar tot burn-out van de gemeente en van de dominee, legde ooit in een overleg interim-predikant ds. Leo Oosterom de classispredikanten uit.

De IZB-theoloog Wim Dekker, publicist van onder meer het boek ‘Oproep tot omkeer’, ziet in de stervende kerk de stervende Christus. Hij duidt de overgang van de ene vorm naar de andere dus als een oordeel. Je houdt de kerk niet in leven met gemeenteopbouw. Dekker pleit voor besef van het mysterie van kerkzijn. ‘Als we ons laten triggeren door getallen zijn we niet bij het geheim van het christelijk geloof: Christus die gekruisigd is en opgestaan. Dan benaderen we de gemeente als een gewoon bedrijfje’, aldus Wim Dekker. ‘Verstaan we deze ervaringen als beproeving die we in verbondenheid met Jezus mogen beleven?’, vraagt Dekker. ‘Er is veel verborgen ongeloof. Je moet het ongeloof tevoorschijn durven roepen. Je moet dat beest in de bek durven kijken’. ‘Steeds weer is het de vraag of we leerling van Jezus willen blijven’. Esslesia reformata semper reformanda. De kerk van de Reformatie moet  niet ophouden zichzelf te reformeren.

Dekker roept op de werkelijkheid opnieuw en op een andere wijze te verbinden met Christus. ‘Er is geen seculiere wereld buiten Christus. De werkelijkheid is van Christus’. Vraag is dus hoe je die kerk en hoe je die seculiere omgeving bij elkaar brengt en insteekt als bron van nieuwe inspiratie.

Meditatie. Voor een meditatie over de breuklijnen in de kerkgeschiedenis, mijn interpretatie over de veranderingen die Mozes doorvoerde (Leviticus 6: 1-6): klik hier. 

Ik ga in deze meditatie in op de diverse breuklijnen die je in de Bijbel kunt aanwijzen: van Abraham naar Mozes; van Mozes naar Salomo; van Salomo naar de ballingschap en van de ballingschap naar Christus. Ik vat het samen in een beeld van rupsen die naar vlinders kijken en zich afvragen hoe het leven als vlinder zal zijn.  

En nog een meditatie. Voor een meditatie over het opnieuw gezicht krijgen van een kerk, mijn interpretatie van de game-change tussen tempel en synode (Ezechiël 11: 16): klik hier.

Deze meditatie gaat over het ontstaan van de synagoge. Er is maar één tekst in de Bijbel die dat aan de orde stelt, dat is Ezechiël 11: 16. De verandering van tempel naar synagoge is ingrijpend en kan als breuklijn herkenning bieden voor de overgang van de kerk in deze tijd; een kerk van een meerderheid naar de kerk waarin een Gideonsbende het evangelie blijft openleggen. 

2. Geest  

De verandering van het kerkbeeld roept de vraag op naar het Godsbeeld. Als de kerk verandert, hoe zit het dan met de identiteit van God zelf en hoe zit het met het Godsbeeld?

Het werk van de Heilige Geest is de toegangspoort om de veranderingen die we meemaken te duiden vanuit het Godsbeeld. Een ander essentieel begrip is het begrip ‘accommodatie’, dat is het vermogen van God die vorm aan te nemen die nodig is om met mensen in verschillende culturen te communiceren.  

Even terug naar de cultuursocioloog en in zijn voetspoor de lutherse cultuurtheoloog: Rosa en Root introduceren de term ‘resonantie’. Je kan het ook bevinding noemen. Juist als je de leegte, de lege handen, accepteert, is er ruimte voor God om zich opnieuw een weg te banen. Het is God zelf die zich in dit vacuüm kan melden.

Rosa ziet resonantie als het vermogen om je met empathie, met emotie te verbinden met andere mensen. Hij ziet de resonantie groeien tussen mensen, tussen materialen, in mensen zelf en ook in verticale verhoudingen. Bij dat laatste denkt hij aan de stimulerende rol van religie, van kunst, van de natuur, van geschiedenis ook.

We hebben religie nodig, meent Rosa, niet in de zin van de dynamische stabilisatie (de conservatieve of zelfs nostalgische religie, die gevaarlijk is, omdat ze de breuklijnen niet serieus nemen), maar juist de religie als stuwende kracht, die helpt de hoop te ontwikkelen op een wereld die anders invulling kan krijgen. Kerken zijn heel geschikt als motor van progressief denken, vleit Rosa de kerken, want zij hebben daarvoor al gebouwen, die je als vanzelf uit de sfeer van de warenhuizen in de context van contemplatie en gebed brengen. 

Je zou ook iets joodser in kunnen zetten. Je blijft dan woorden als ‘partnerschap’ en ‘rentmeesterschap’ trouw. Je hebt als mens een verantwoordelijkheid. Je zoekt naar modellen die voorbij de ballingschap reiken. En je laat je bekeren voor zover je dat kunt door niet in retro-perspectieven daarover te denken, maar open te staan voor het volstrekt nieuwe.

Natuurlijk realiseer je je dat je kind van je eigen tijd bent. Er zijn vernieuwingen die zich onmogelijk in één generatie kunnen voltrekken. David mocht de tempel niet bouwen. Hij had te veel bloed aan zijn handen. Hij had zich te veel uitgeleefd in zijn eigen generatie. Je kunt routines in je hoofd niet simpelweg loslaten. Mensen zijn geen robots. Mensen die in ballingschap gaan, blijven klaagliederen zingen over de tempel die teloor is gegaan. Er moet een compleet nieuwe generatie aantreden ten tijde van Mozes, voordat men de slavernij definitief heeft afgeschud. De ballingschap in Babel duurde voort totdat de eerste generatie was overleden en daarna konden de begrippen, de framing, zich aanpassen. Je hebt als mens de heilige plicht dromen te dromen. Een plicht is het, ook een voorrecht.   

Het mooie van de vernieuwing is, dat God zich op een nieuwe manier laat kennen. De God die de Joden uit de slavernij leidt, krijgt andere parameters dan de God die met de aartsvaders verblijf hield in beloofd land. Je kan – zoals ik veel hoor, onder meer bij Dekker – over de veranderingen spreken in termen van de christologie: de stervende en opgestane Heer. Ik zelf zoek het in termen als ‘de accommodatie van God’. De accommodatie van God is Gods vermogen om telkens opnieuw vorm te kiezen in wisselende generaties, zodat Hij kenbaar is voor de mensen van een andere tijd. God is uit op communiceren. En zoals mensen hun cellen één keer per zeven jaar vernieuwen en als vernieuwde mensen aan een volgende periode na de seven years itch beginnen, zo is er bij God het vermogen telkens weer taal en teken te kiezen zodat mensen zich tot Hem kunnen verhouden.

Deze accommodatie van God kan je mijns inziens het beste benaderen in termen van de pneumatologie. Vanuit de pneumatologie is het eenvoudig allerlei sociale vaardigheden onder mensen serieus te nemen. Contacten en keuzes zijn maakbaar. De mens is verantwoordelijk. Het vraagt skills van marketing en management; het daagt uit diverse wetenschappen als hulpwetenschap de theologie te infecteren.

Tegelijk leidt de pneumatologie ons hernieuwd binnen het godsbeeld naar de triniteit. In de triniteit zit de meerduidigheid van God besloten. De triniteit is de dans van God zelf waarbij Hij zich van zijn communiceerbare kant blijft tonen. Het maakt hem betrouwbaar in zijn wezen, en tegelijk iemand die zich aanpast bij zijn gesprekspartners, bij ons, om herkenbaar te kunnen zijn in onze cultuur.  

Door voluit trinitarisch te blijven en door te blijven hameren op partnerschap en verantwoordelijkheid dwing je jezelf om te blijven nadenken, te blijven analyseren, te waarderen, bezig te zijn met het geloof in God, dat op onderdelen groeit en op andere onderdelen sterft. Het geloof moet secularisatie niet ontkennen, het moet secularisatie als uitgangspunt nemen.

Ds. Piet van Veldhuizen liet tijdens een classispredikantenoverleg zien hoe je vanuit die benadering verschillende fasen van gesprek met God kunt ontwaren en hoe op de achtergrond het godsbeeld daarin meespeelt. Van meer mechanisch naar meer spiritueel.

Prof. dr. Riemer Roukema heeft afscheid genomen als hoogleraar Nieuwe Testament met een lezing over de motieven om christen te worden in de tweede en derde eeuw. Hij geeft een overzicht en analyse van de primaire en secundaire getuigenissen van de vroege kerk (klik hier). De basis van zijn betoog bestaat uit een analyse van vijf vroege kerkvaders, die zich verantwoorden over de persoonlijke keus om zich aan te sluiten bij de kerk. In vergelijking met de Griekse filosofen waren de ouderdom en de relatieve eenvoud van de boeken van Mozes en de Israëlitische profeten een aanbeveling. Ze misten elementen bij de Griekse filosofen. Op een bepaalde manier was juist de werking van de Geest completer, overtuigender, krachtiger dan de ratio over ziel en sterfelijkheid. En die compleetheid van de Geest werkte dermate krachtig dat vele van de genoemde kerkvaders bereid waren er hun leven voor te geven. 

Cyprianus van Carthago is één van hen. Hij is in 246 onder invloed van een priester, Caecilius, christen geworden. Hij schrijft daarover onder meer: 'Dankzij de Geest die uit de hemel werd uitgegoten herstelde die tweede geboorte mij tot een nieuw mens. Op wonderbaarlijke wijze bleek alles waaraan ik twijfelde onmiddellijk vast te staan. Wat gesloten was, bleek open te gaan, wat duister was, ging schitteren, wat eerst moeilijk was, bleek gemakkelijk te zijn, wat onmogelijk geacht werd, bleek uitvoerbaar te zijn. Ik begreep dat wat eerst vleselijk was geboren en onder een last van zonde en schuld had geleefd, aards was geweest, en dat waar de Heilige Geest zojuist had bezield, was begonnen aan God toe te behoren...'. 

Roukema noemt als drijfveer van mensen om christen te worden dan ook frequent het persoonlijke contact tussen mensen. De Geest maakt blijkbaar gebruik van het vehikel van de mens. 

Meditatie. Voor een meditatie over het vermogen van God zich aan te passen naar de communicatieve eisen van een volgende generatie, mijn interpretatie van de rode koe (Numeri 19: 2-9): klik hier

Ik ga in deze meditatie in op de rode koe die in het bijbelboek Numeri een rol speelt. En ik laat zien hoe symboliek een rol speelt in de duiding van de tekst. De symboliek blijkt een geschikt vehikel te zijn om ons de trouw van God inzichtelijk te maken. De invulling van de symbolen blijken in het bijbelverhaal volstrekt anders dan de invulling die wij geven aan de symbolen in onze kerk; tegelijk is er een soort hegeliaanse verbindende kennis als het gaat om de identiteit van God, die in de oude en de nieuwe symbolen zichzelf kenbaar maakt.


3. Seculiere kerk


Het is interessant te zien hoe mensen in de kerken naar de secularisatie kijken. Secularisatie kan je definiëren als ‘ontkerkelijking’. Doe je het zo, dan is iedere vorm van instituut buiten beeld aan het geraken.

Je kan secularisatie ook benoemen als ‘groeiende mondigheid van mensen’. Dan is het een vorm van verdere individualisering. Mensen blijven wel gelovig, maar ze geven een eigen inkleuring. Ze gebruiken instituten om te groeien in het eigen concept. Het instituut dient het individu. Dat is eeuwenlang anders geweest tot en met de verzuiling toe: daar bepaalde het instituut het kader waarbinnen het individu eigen gevoelens schikte. Het individu neemt bij deze uitwerking van secularisatie de volle verantwoordelijkheid voor het eigen geloof. De kerk mag faciliteren, maar niet domineren.

Ik zit op die laatste lijn. Er is een vorm van georganiseerd geloof nodig, omdat de kerk je vormt, coacht, hoogtijdagen een vierplek biedt en de lofprijzing voor God plek geeft. De kerk moet zich iedere keer opnieuw zichtbaar maken bij de wisselende vragen van mensen. De kerk wordt een plek waar je binnenloopt als je spirituele klok daarop aandringt. Het is geen markt van mogelijkheden, zoals Anne van der Meiden nog wel eens zei. Het is eerder een cultuurhuis in het centrum van een leefgemeenschap, liever nog een spiritueel huis, waarin je diverse kamers vindt waar je voor zieleheil, geestelijke verdieping, maatschappelijke positionering kunt aankloppen. De kerk biedt alles wat te maken heeft met de waarden en gevoelens die de supermarkt wel gebruikt om producten aan te bieden, maar die de supermarkt als zodanig niet kan leveren: waarden als zelfbeheersing, liefde, geluk, zaligheid.

Houdt de kerk in oude stijl dan helemaal op te bestaan? Ja, de oude kerk is gedoemd te verdwijnen. Tegelijk schept God, naar de lijn getekend in Jesaja 43, iets nieuws. ‘Zie, Ik maak iets nieuws. Nu zal het ontkiemen. Zult u dat niet weten?’ (vers 19). Het evangelie is steeds weer de boodschap van sterven en opstaan. Dat geldt ook voor onze organisaties. We mogen, we moeten als gelovigen de eindigheid van organisaties onder ogen zien en we mogen lonken naar het nieuwe.

Wat is dan de nieuwe kerk? Leo van Oosterom noemde in een overleg enkele voorbeelden van nieuw kerkzijn. Hij ziet het in pioniersgemeentes, zoals het Noorderlicht 2.0 in Rotterdam. René van Loon spreekt er ook zo over. Eén van de titels die hij uitbracht heet ‘Geloven in seizoenen’. Er zit iets in van: Een kwartslag draaien en we zijn er weer. Het is het antwoord van de evangelische beweging, die met een Alfacursus, geloofsbeleving en mantra-liederen in de lijn van Taizé mensen motiveert.

Ik zelf zou een nog wat andere route willen wijzen. Ik probeer aan te sluiten op gewone dorpsgemeentes en wijkgemeentes die contact zoeken bij de leefgemeenschap om hen heen. Zij geven een ziel aan de leefgemeenschap. Ze maken verbinding met de hele oikoumene. Zo heeft God het bedoeld als er staat: ‘Alzo lief heeft God de wereld, dat hij zijn eniggeboren zoon gezonden heeft’. In het contact met de samenleving groeit het besef dat God de Schepper is van hemel en aarde. We schrijven de wereld niet af, we distantiëren onszelf niet van de wereld; integendeel we zien de wereld als een tempel van God, waarbinnen het lokale kerkgebouw als heilige ruimte de lofzang begint. Bij individualisering van geloof past het besef dat ieders lichaam een zuil is in de tempel van God (Openbaring 3: 12). We zijn geroepen ons lichaam aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk, een redelijke godsdienst (Romeinen 12: 1). De kerk maakt het mogelijk een naam te geven aan God. Tegelijk is het besef van heiligheid van de wereld zelf. ‘Wat God heilig heeft verklaard, zullen wij niet voor onrein houden’ (Handelingen 10: 15).

De wereld valt mee. Rutger Bregman verwoordde het treffend in de titel van zijn boek ‘De meeste mensen deugen’. Hij is zoon van een dominee, en lijkt zich te distantiëren van zijn vader. In werkelijkheid wemelt het van de bijbelcitaten en zet het boek het gesprek voort over een goed leven en over metafysische waarden. De kerk kan dat gesprek faciliteren, en het kan leiden tot een verlangen het leven te vieren; daarvoor is er in de kerk een heilige ruimte, een reine ruimte, onderscheiden van het meer profane deel.

De ruimte krijgt een andere invulling. Studenten van de Jean de Bouvry-academie gaan ons daarin voor. De studenten binnenhuisarchitectuur maken nieuwe ontwerpen van kerkelijke inrichtingen, waarbij als eerste de kerkbanken plaats maken voor statafels en waarbij het idee dat de kerk slechts anderhalf uur per week wordt gebruikt, plaatsmaakt voor dagelijkse openingstijden. De agenda krijgt een andere invulling.

De kerk zoekt actief contact met diverse doelgroepen: kernleden worden anders aangesproken dan inwoners van de leefgemeenschap. De correspondentie is onderscheiden naar diversiteit van doelgroepen.

De voorganger is theoloog (die de Schriften opent) en regisseur, iemand die mensen naar voren weet te schuiven en mensen even terughoudend weet te maken. De kerk van de toekomst is een bezield buurthuis. De kerk van de toekomst is een multi-functionele ruimte met een kloppend hart. De kerk heeft een orde van dienst die begint als agenda en die eindigt als liturgie, als lofprijzing voor de God die het leven geeft en die niet loslaat wat zijn hand begon. De vormgeving gaat van een verzuilde kerk naar een seculiere kerk.

‘Want bij U is de bron van het leven; in uw licht zien wij het licht’ (Psalm 36: 10).

Meditatie. Voor een meditatie over de manier waarop dertigers in het geloof staan, mijn interpretatie van de positie die David als dertigjarige koos en God die in de moerbeibomen te beluisteren is (2 Samuël 5): klik hier.

Ik kom terug op de breuklijnen. En ik werk uit hoe verschillend het geloof is in verschillende tijdvakken. Je hebt 'geïnspireerd geloof', waarin je als gelovige ter plekke wordt geraakt. Abraham zijn geloof kan zo worden getypeerd. Hoe anders is het geloof als je normen en waarden krijgt aangereikt waarbinnen je je beweegt. Mozes zijn geloof kan zo worden getypeerd. Tenslotte is er het gevormde geloof, geloof dat vorm krijgt in een gebouw, in rituelen. Salomo zijn geloof kan zo worden getypeerd. We komen van gevormd geloof met onze kerken en het gaat meer richting het geïnspireerde geloof. David, de man die dertig is als hij koning wordt van heel Israël, heeft vooral geïnspireerd geloof. Hij hoort God in het ruisen van de moerbeibomen en hij weet dat God aanwezig is. 

Nog een meditatie. Voor een meditatie over het gesprek tussen de generaties, mijn interpretatie van de manier waarop David en Salomo spreken over religieus erfgoed (1 Kronieken 22: 6-16): klik 
hier

Ik ga in op de vraag hoe een vader en een zoon in gesprek zijn met elkaar over de erfenis. David is duidelijk over zijn persoonlijke verwachtingen naar zijn zoon. Tegelijk moet David de erfenis loslaten. Hij is als Maria, die de dingen in haar hart bewaart. Beslissend is de diepere relatie die vader en zoon hebben met elkaar. 

En nog een meditatie. Voor een meditatie over secularisatie en de kracht van de Geest (Handelingen 10: 9-20): klik 
hier.

Ik ga in op het visioen van een linnen laken dat uit de hemel daalt met reine en onreine dieren. Petrus krijgt de opdracht op te staan, te slachten en te eten. Ik laat zien hoe Petrus daarmee aandacht oppakt voor de seculiere wereld buiten de synagoge; tegelijk hoe hij zijn eigen roeping als Jood trouw blijft en tenslotte hoe de werking van de Heilige Geest het verschil uitmaakt. Ons lichaam is, om met 1 Korinthiërs 6: 19 te spreken, zelf een tempel van de Heilige Geest.