Foto: Dr. Aarnoud van der Deijl
Toekomst van kerk ligt eerder in devotie dan in marketing
‘Wie heeft er gezegd dat kerkdiensten leuk moeten zijn? Wie dat zegt, benadert de dienst als een product. Zie daarvan af. Blijf liever dichtbij het Woord’. Zo reageerde een diaken uit Kamperveen dinsdag 12 maart tijdens de classicale vergadering op een inleiding van dr. Aarnoud van der Deijl, predikant in Abcoude, en schrijver van het boek ‘De toekomst van de kerk’. De auteur had er op gewezen dat je als kerk niet mee moet gaan in allerlei marketingopdrachten. Een kerkdienst hoeft niet aan pr-eisen te voldoen, het gaat om iets anders. De diaken uitte zijn waardering voor die analyse.
Aarnoud van der Deijl sprak over zijn levensgang door de kerk. Hij was in Dalfsen weer even op voor hem historische grond; zijn vader was er ooit begonnen als gereformeerd predikant in zijn eerste gemeente. Aarnoud van der Deijl was gekomen om zijn boek toe te lichten, waarin hij de veranderingen beschrijft die de kerk in deze tijd doormaakt en de noodzaak die wijzigingen onder ogen te zien. Hij legde uit hoe zijn boek ‘De toekomst van de kerk’ tot stand was gekomen. Het boek bestaat uit twee delen. De auteur leverde het eerste deel in bij de uitgever Skandalon. Hij laat daarin zien hoe hij in zijn ambtelijke werk allerlei strategieën heeft uitgeprobeerd om de kerk ‘te redden’. Het bleek een refrein in mineur. Hij beschrijft dat en raakt daarmee een snaar van herkenning bij vele mensen, dat blijkt onder meer uit het feit dat deze week de tweede druk van de persen rolt.
Van der Deijl begon in 1992 als predikant. Hij las met gemeenteleden het boek ‘Het algemeen betwijfeld christelijk geloof’ van Kuitert en hij dacht : Als we het geloof maar moderner verwoorden vindt het aansluiting bij de mensen. Maar die verwachting kwam niet uit. Daarna maakte Van der Deijl contact met Willow Creek. En hij ging diensten in deze stijl organiseren. Even was er het idee dat hij het ei van Columbus had gevonden. Maar het draaide uit op een ‘trade-off’. Van der Deijl legde uit dat er bij een trade-off een soort uitruil plaats vindt: Je besteedt veel tijd aan het ene, waardoor je op andere activiteiten aan tijd en populariteit inboet. Mensen in zijn gemeente gaven de voorkeur aan Willow Creek, tegelijk had het repercussies voor de andere activiteiten.
Onder al die inspanningen zat een soort marktdenken. Hij had het idee dat hij de diensten leuker moest maken. En met die opvatting ging hij mee in het marktdenken. Alles, zelfs de kerkdienst, werd gezien als een product. En daaronder ligt een mensbeeld dat de mens door geld wordt gedreven. Als je mensen in het geloof zo gaat aanspreken als consument, gaan ze zich ook als consument gedragen. Van der Deijl verzette zich tegen dat idee. De kerkdienst is van een andere categorie. Het doet pijn als de kerk minder mensen aanspreekt, maar het heeft geen zin je in reactie daarop te laten verleiden tot oppervlakkige, cosmetische aanpassingen. Die trucjes werken hoogstens voor een kort moment.
Toen Aarnoud van der Deijl zijn boek inleverde bij de uitgever stelde deze dat er een tweede deel op moest volgen. Er waren toch ook toetreders tot de kerk. Wat bezielt deze mensen om de gang naar de kerk te maken? De uitgever wilde daar ook ruimte aan geven in dezelfde uitgave. Zo interviewde de auteur mensen als Stefan Sanders, Willem Jan Otten en Paul van Tongeren. Paul van Tongeren reageerde cryptisch: ‘Als een kerk verdwenen is, zou ik de kerk niet meer kunnen missen en daarom mag ze niet verdwijnen’. Klaas Smelik wees op de kerk als een plek waar hij op ethische vragen kan reflecteren. Hoe mensen het ook formuleren, onderliggend is een besef dat het draait om de ander/Ander. En daarmee onttrekt de kerk zich aan een marketinginvalshoek.
Van der Deijl kwam uiteindelijk tot een vijftal punten, waarin hij zijn hoop onder woorden brengt ten aanzien van de kerk. Hij benadrukte allereerst dat we moeten afleren dat de huidige generatie schuldig is aan het verloop van de kerk. Rector van de PTHU Maarten Wisse zei ooit dat een instituut dat 60.000 leden per jaar verliest, iets verkeerds doet. Van der Deijl sprak dat tegen. ‘Wij doen het niet minder dan vorige generaties’. Hij legde direct aan het begin van zijn referaat uit dat er sprake is van een wereldwijde ontwikkeling. De georganiseerde religie staat onder druk. Zelfs onder de boeddhisten in Japan kan je zien dat de betrokkenheid bij de georganiseerde bedevaart is gehalveerd. Er is dus geen sprake van schuld, er is wel sprake van rouw. En het geeft al lucht als je daar zonder omwegen woorden aan geeft.
Van der Deijl riep vervolgens een contact in herinnering dat hij begin jaren negentig had gehad met een predikant uit de voormalige DDR. De predikant, Ernst, was er heel populair en Van der Deijl vroeg hem naar zijn geheim. De man antwoordde: ‘Wir machen Spass’. We doen de dingen die we leuk vinden, waar we ons uit volle overtuiging aan kunnen overgeven.
Wezenlijk voor de hoop noemde Van der Deijl ook de devotie. Hij stelde dat dat begrip maar weer eens wat moest worden afgestoft. Je kan het ook toewijding noemen. Devotie staat tegenover het gedrag van een consument.
Van Stefan Paas heeft Aarnoud van der Deijl geleerd dat je mag zeggen dat de kerk een doel op zich is. Je moet niet bij voorbaat de kerk al gaan relativeren alsof het niet meer zou zijn dan een middel.
En tenslotte brak Van der Deijl een lans voor de kracht van het kwetsbare. ‘De markt kent wel een prijs, maar kent geen waarde’. Van der Deijl citeerde het werk van Van Gennep, die onder meer de verzoeking van Jezus in de woestijn naar voren haalde. Hij zag daarin drie verzoekingen: de marketing (‘stenen voor broden’), het geweld (‘een knieval voor de duivel’) en de religieuze verleiding (‘God zal je wel redden’). Jezus laat zich als Messias zien door de weg van het lijden te gaan. ‘Misschien is dat wel de les die God ons leert’.
Van der Deijl herinnerde aan het verhaal van Jochanan ben Zakkai. Deze zag de verwoesting van de tempel aankomen en begon de Talmoed op schrift te stellen. Hij vertelt daarbij over een leerling die huilt als hij over de puinhopen van de tempel loopt. De rabbi vraagt hem waarom hij huilt. En de leerling zegt dat het hem verdriet doet dat er geen verzoening meer kan zijn in de tempel. Dan citeert de rabbi de profeet Hosea die al zegt dat God om barmhartigheid vraagt en niet om brandoffers.
Eerste scriba dr. Jan Dirk Wassenaar sloot aan op deze gedachte. Hij vertelde dat men in Hellendoorn iedere woensdag een moment van gebed heeft. Daar komen ‘slechts’ vijftien mensen. Toen er vragen waren, citeerde men een Engels jongerenkoor dat elke dag in een kerk zong voor zes mensen. En toen één van de jongens werd gevraagd of dat niet teleurstellend is om voor zes mensen te zingen, antwoordde hij: ‘U denkt toch niet dat we alleen voor die zes mensen zingen?’
Bij de sluiting gaf de voorzitter van de kerkenraad in Bathmen Frits Mandersloot een soortgelijk inkijkje in een gebedsmoment dat men in Bathmen op woensdag houdt. Daar is al zo’n twee jaar, min of meer sinds de inval van Rusland in Oekraïne een wekelijks gebed om vrede. De classicale vergadering zag op de video een kleine groep in beeld ‘Donna nos pacem’ zingend en na een stilte een gemengde groep Joodse en Arabische jongeren die zingen over vrede. ‘Er zullen geen oorlogen meer zijn en onze kinderen zullen spelen’.
Bidden en goede doen
Ds. Wilbert Dekker, preses van de classis, opende de bijeenkomst met woorden van Dietrich Bonhoeffer. Bonhoeffer vroeg zich af of de kerk nog wel toekomst had. Hij zag een kerk die zich vergaand had overgegeven aan het nazi-systeem. Slechts vijftien procent van de mensen hoorde bij de Bekennende Kirche. Waar moet je heen en hoe moet je kerk zijn als de kerk de geloofwaardigheid kwijt is? Bonhoeffer hield het op ‘bidden en onder de mensen het goede doen’. En later voegde hij er nog aan toe: ‘En wachten op Gods uur’.
De classis stemde in met de benoeming van ouderling Nely van der Horst uit Hasselt als secundus voor de generale synode. Mr. Bert-Jan Assink uit Rijssen werd benoemd als lid van het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. En ds. Dick Juijn uit Delden en ouderling Ada Vahl-Stuart uit IJsselmuiden werden herbenoemd als leden van het classicaal college van visitatoren.
De vergadering keurde de jaarrekening goed en besloot het tekort van 3481 euro te melden bij de landelijke kerk met het verzoek het tekort voor zijn rekening te nemen. De vergadering stemde in met enkele consideraties, die het breed moderamen van de classis nader doet informeren over de bevindingen van de visitatie.
De vergadering nam afscheid van ds. Huib Donken uit Wierden. Hij vertrekt in mei vanuit Wierden naar Renswoude, als hij met emeritaat gaat. Diaken Gerhard van der Maaten uit Kamperveen werd als verkennend gast welkom geheten; het is de bedoeling dat hij als lid toetreedt tot de classicale vergadering.
Diaken Richard van Urk (GK Urk) vertelde dat hij in de vorige vergadering een oproep had gedaan om een eventueel reserve avondmaalstel te gunnen aan een verpleeghuis op Urk. Er waren liefst drie stellen aangeboden. Het eerste aangeboden avondmaalstel (uit Ede) was recent in gebruik genomen.
Foto: De classicale vergadering