Foto: Daar gaat de dominee voorbij (ds. Martin van Dam uit IJsselmuiden-Grafhorst)
IJsselmuiden-Grafhorst model voor canon Protestantse Kerk
De hervormde gemeente te IJsselmuiden-Grafhorst stond model voor de Canon van het Nederlandse protestantisme. In 7 x 7 vensters vertelt de kerk het verhaal van haar identiteit. Het boek beoogt een typering te geven van de Protestantse Kerk in Nederland.
De bij KokBoekencentrum uitgebrachte uitgave gaat onder meer in op de geschiedenis, op de symbolen, op het zingen. De canon geeft niet alleen teksten, maar er zijn ook vele plaatjes opgenomen. En dat is voor een redactie altijd zoeken. Vooral als je iets vitaler wilt overkomen dan wat je doet als je historische beelden inbrengt. Arend-Jan Westerhuis ging als fotograaf naar IJsselmuiden, waar wijkgemeente 2, die doorgaans in de sporthal samenkomt, maar die op die zondag voor een speciale jongerendienst in de Middeleeuwse dorpskerk bij elkaar kwam. Het resultaat laat zich raden: Een niet al te oude dominee, ds. Martin van Dam, mensen van alle leeftijden in de kerk en alles in een look van deze tijd.
Natuurlijk vraagt het enige soepelheid van de modellen. Je weet niet van te voren waarmee je verbonden wordt. Zo is er een foto te zien van ds. Martin van Dam, die met de koffer in de hand de kerk verlaat. Het dient als illustratie bij het hoofdstuk over ‘typische spreekwoorden en gezegden’; en dan het vijfde spreekwoord: ‘Daar gaat een dominee voorbij’. De redactie schrijft bij dat onderdeel: ‘Deze uitdrukking, die gebruikt wordt wanneer een gesprek stilvalt, stamt uit de negentiende eeuw. Toen gold strenge, kerkelijke tucht. Bij onzedelijkheid en uitbundigheid grepen voorganger en kerkenraad in. Was je lekker aan het babbelen met vrienden en kwam er een dominee voorbij, dan verstomde het gesprek nogal eens. Want: was het wel gepast waar je zojuist over praatte?’
Ds. Van Dam is ook te zien in de consistorie, als de kerkenraadsleden bidden met elkaar voordat de kerkdienst begint. Het is te vinden bij het onderdeel ‘Liturgie en orde van dienst’.
En de predikant keert nog een keer terug op een foto, als hij op de kansel staat. Hij dient als illustratie bij het onderdeel ‘Bijbel op de kansel’. De redactie legt uit: ‘Waarom is een kanselbijbel vaak zo groot? Die toon is meteen gezet bij de eerste uitgave, de Statenbijbel uit 1637. Deze had een groot formaat, het was een luxe editie die niet zomaar iedereen kon aanschaffen. Het boek met grote letters was ideaal voor de leesbaarheid, vooral tijdens de middag- en avonddienst in slecht verlichte kerken. Zo was Gods Woord zelfs in het schemerduister leesbaar’.
Op een andere foto staan de jongeren na de kerkdienst nog wat te praten. Het is een illustratie geworden bij het hoofdstuk ‘Zondag als eredienst’ en het lemma ‘Zondagse kleding’. De redactie schrijft: ‘Ook welke kleren een protestant op zondag uit de kast trekt, verschilt nogal. Gaat de een ter kerke in een nette jurk of in pak, de ander loopt er heel casual bij. De traditie om ‘zondagse kleding’ te hebben, ontstond eeuwen geleden. Om te benadrukken dat de zondag een speciale dag wa, trok je iets aan dat netter en kostbaarder was dan de (werk)kleding van doordeweeks. De verschillende klederdrachten die eeuwenlang het straatbeeld bepaalden, lieten dat duidelijk zien: de mooiste outfit was bestemd voor de zondag’.