Liturgie bij schuldbelijdenis
Ds. Reinier Gosker, voorzitter van de classicale werkgroep Kerk en Israël, heeft een liturgie gemaakt bij de schuldbelijdenis die ds. René de Reuver eerder deze maand uitsprak bij de herdenking van de Kristallnacht. De liturgie maakt duidelijk hoe een christelijke geloofsgemeenschap zich weigert neer te leggen bij de gedachte dat er zes miljoen Joden vermoord konden worden in de Tweede Wereldoorlog.
Het thema van de PKN-Verklaring is niet een beoordeling van het (kerkelijk) verzet tegen de Duitse bezetter. Het thema van de Verklaring is de pijnlijke geschiedenis van de Joods-christelijke verhouding door de eeuwen heen, die er ten tijde van WO-II toe leidde dat 'de kerkelijke stem met ambivalentie was omgeven', zoals Bart Wallet één van zijn conclusies formuleert in de toelichtingen bij de Verklaring. Deze ambivalentie van de kerkelijke instanties t.a.v. het lot van de Joodse gemeenschap is de reden van de schuldbelijdenis van de PKN. De Verklaring is dan ook gericht tot 'de Joods gemeenschap in ons land'.
Ds. Reinier Gosker legt uit dat zo'n Verklaring niet de plek is om de 'kerkelijke stem' van het verzet tegen de Duitse bezetter breed uit te meten en te nuanceren in al zijn voormalige SoW-gedaanten. Daar zit de adressant niet op te wachten, aldus Gosker. De eerste twee alinea's van de Verklaring gaan over het verdriet en de pijn, die de Shoah bewerkstelligd heeft bij de Joodse gemeenschap én over de erkenning van dat verdriet en die pijn door de Protestantse Kerk in Nederland. De derde alinea tracht te verwoorden hoe de Protestantse Kerk in Nederland zich daartoe verhoudt, indachtig de wereldwijde kerkgeschiedenis waarvan zij deel uitmaakt én indachtig de ambivalente rol die kerkelijke instanties ten tijde van de oorlog hebben gespeeld. In de vierde alinea gaat het heel concreet over twee naoorlogse pijnpunten bij de Joodse gemeenschap. In de vijfde alinea wordt, in erkenning van het bovenstaande, schuld beleden 'vandaag in het bijzonder jegens de Joodse gemeenschap'. In de zesde alinea wordt het voornemen uitgesproken om de joods-christelijke relaties te laten uitgroeien tot een diepe vriendschap van twee gelijkwaardige partners verbonden in de strijd tegen het antisemitisme.
Haast alle critici van de Verklaring richten zich op een thema dat in de Verklaring niet aan de orde is. Namelijk op een te weinig genuanceerd beeld van het (kerkelijk) verzet tegen de Duitse bezetter. 'Het lijkt mij prima', aldus Gosker, 'om dat thema opnieuw op de agenda te zetten. Er kan wat mij betreft niet genoeg over gesproken en geschreven worden. Maar de agenda van het joods-christelijke gesprek, c.q. het verder laten uitgroeien tot een diepe vriendschap van twee gelijkwaardige partners, hoeft daar niet mee belast te worden'.
Orde van dienst
voor een kerkdienst in de herfst
aansluitend bij de schuldbelijdenis van de Protestantse Kerk in Nederland
- door ds. Reinier Gosker -
Een kerkdienst in de herfst toen we Psalm 85 lazen, alsook de verklaring 'Erkenning van schuld en onze verantwoordelijkheid voor de toekomst', uitgesproken jegens de Joodse gemeenschap in Nederland tijdens de Nationale Kristallnacht herdenking in de Rav Aron Schuster synagoge te Amsterdam door de scriba ds. René de Reuver namens de synode van de Protestantse kerk in Nederland.
Welkom
Bemoediging en groet
Aanvangslied: Psalm 85: 1
Inleidend woord:
Elke periode van het jaar heeft zijn eigen kleur, zijn eigen gevoel, zijn eigen stemming. De
lente doet ons hopen. De zomer doet ons groeien. De herfst doet ons oogsten. En de winter
doet ons wachten, – wachten op een nieuw begin. Ook het Kerkelijk Jaar kent zo'n cyclus,
maar dan in de vorm van een wenteltrap, steeds hoger en verder. Waar nu de herfst een tijd
om te oogsten is, daar wikt en weegt de kerk wat die oogst waard is, wat ze ons opgeleverd
heeft. De zondagse Schriftlezingen in deze periode van het jaar gaan dan ook over de
'eschata', over de laatste en voorlaatste dingen, - zoals in de gelijkenis van de talenten, in
die van de vijf wijze en de vijf dwaze meisjes, alsook in Jezus' rede over het oordeel van de
Zoon des Mensen (Mattheüs 25). In de synagoge worden in deze tijd van het jaar de
verhalen over Abraham gelezen. Over zijn roeping weg uit een verkeerde wereld naar een
land dat God hem wijzen zou. Maar eerst doen we ons kyriëgebed, dat we besluiten met
het zingen van Psalm 85: 3 en 4. Laten wij bidden!
Kyriëgebed en Psalm 85: 3 en 4
Goed wilt Gij zijn voor ons mensen, God,
– gezegend zij uw Naam!
Ja, goed zijt Ge
door een keer te brengen in ons lot, –
door onze fouten te verdragen,
en onze zonden: zand erover.
U slikt uw boosheid in
laat u niet leiden door het vuur van uw woede,
doorbreekt uw wrevel op ons, –
zo laten de Psalmen ons bidden!
Daarom: keer tot ons terug, God van onze vrijheid,
en wend ons lot, breng ons tot leven!
Dan zullen wij blij zijn in u,
want Gij zijt vrede, – vrede op aarde
voor mensen van uw welbehagen.
Dat wij niet langer leven als dwazen op aarde,
want uw vrijheid ligt binnen handbereik voor wie ontzag voor u hebben;
alles zal goed komen waar goedheid trouw ontmoet
en het recht de vrede met een kus begroet.
Ja, gezegend zijt Gij, die u toewendt tot ons
om alles ten goede te keren. Amen.
D I E N S T V A N H E T W O O R D
Gebed van de zondag
De Schrift gelezen en gezongen:
Regieaanwijzing bij de introductie en lezing van de Verklaring: Op een vierkant zuiltje
naast de preekstoel liggen de zeven delen van de dogmatiek van Friedrich-Wilhelm
Marquardt opgestapeld. Ernaast staand introduceer en lees ik de 'Verklaring van de
Protestantse Kerk in Nederland over erkenning van schuld en onze verantwoordelijkheid
voor de toekomst':
U kent wel het woord dogmatiek. In een dogmatiek wordt de christelijke geloofsleer
behandeld in al haar duizendvoudige nuances. Daarin gaat het over schepping, verzoening
en verlossing, over God, Jezus en de Heilige Geest, over de kerk, de wereld en het
persoonlijk geloof. Ik heb hier de eerste band in handen van een zevendelige dogmatiek, die
dertig jaar geleden geschreven werd. Het voorwoord van die Dogmatiek, begint met de
volgende zinnen:
“Alle dingen hebben hun tijd'. Ook daarom kun je je afvragen of theologie wel altijd
beoefend moet worden. Het zou kunnen zijn dat God de kerken in Europa iets belangrijkers
toedenkt dat het voortzetten van het eindeloos reflecteren op de theologische tradities van
het Avondland. Wellicht legt God haar, te midden van al haar geredekavel, het zwijgen op ...
om eindelijk zelf weer aan het woord te komen, - zonder bemiddeling, zomaar ineens, niet
langer aangewezen op onze toelichtingen. Om over de al te gemakkelijke manier van ons
theologisch denken en redeneren zijn eigen oordeel te vellen, namelijk: houd nou toch eens
je mond.” (Vrije vert. RG)
Zo begint de zevendelige dogmatiek van de Berlijnse theoloog, wijlen ds. Friedrich-Wilhelm
Marquardt. Als jongetje van tien had hij de Kristallnacht meegemaakt, – de eerste grote
Jodenvervolging in heel Hitler-Duitsland, in de nacht van 9 op 10 november 1938. De
volgende ochtend vond dat jochie van tien op straat een paar snippers van een verbrande
Torarol met nog een paar Hebreeuwse letters erop. Zijn onderwijzer vertelde hem wat dat
voor letters waren. Die gebeurtenis heeft zijn kinderziel gebrandmerkt en zijn latere
loopbaan als Luthers predikant en theoloog gekleurd.
Toen ik zijn dogmatiek begon te lezen kwam ik aanvankelijk dus niet verder dan de eerste
zinnen uit het voorwoord die eindigden met de woorden: 'Houd nou toch eens je mond'. Ik
moest aan deze raadgeving denken toen ik vorige week zondagmiddag, per livestream,
verbonden was met de Rav Aron Schuster synagoge in Amsterdam, om getuige te zijn van
het uitspreken van een schuldbelijdenis die onze scriba ds. R. de Reuver tijdens de
Nationale Kristallnacht herdenking namens de synode van de Protestantse Kerk uitsprak
jegens de Joodse gemeenschap in Nederland. Ik kom straks tijdens de overweging nog terug
op die eerste zinnen uit dogmatiek van Marquardt, maar lees nu eerst de tekst van de
Verklaring aan u voor.
Verklaring over erkenning van schuld
en onze verantwoordelijkheid voor de toekomst
Ook aan het einde van dit 75e jaar van onze bevrijding komt de Joodse gemeenschap van
Nederland in Amsterdam bijeen voor de Kristallnachtherdenking.In de nacht van 9 op 10
november 1938 begon met een eerste pogrom de gewetenloze, machinale moordcampagne
waaraan in de daaropvolgende jaren zes miljoen Joden ten prooi vielen. Maar zoals Abel
Herzberg schreef in zijn dagboek uit Bergen Belsen: Er zijn in de Tweede Wereldoorlog geen zes
miljoen Joden uitgeroeid, maar er is één Jood vermoord en dat zes miljoen keer. Ook andere
groepen vielen uitsluiting, wegvoering en moord ten deel.
Het is onvoorstelbaar hoe groot het verdriet is dat de Shoah in de Joodse gemeenschap heeft
teweeggebracht en hoe diep de pijn die de overlevenden hebben gevoeld. Een pijn die door de
volgende generaties wordt meegedragen en ervaren.
Het is in erkenning van dat verdriet en van die pijn dat de Protestantse Kerk in Nederland zich
richt tot de Joodse gemeenschap in ons land.Nog niet eerder zocht de Protestantse Kerk op deze
wijze het gesprek met onze Joodse gesprekspartners. Dat dit pas in het 75e jaar van de bevrijding
geschiedt, is laat. Naar wij hopen niet té laat.
De Protestantse Kerk in Nederland wil zonder terughoudendheid erkennen dat de kerk mede de
voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van antisemitisme en haat kon groeien.
Eeuwenlang werd de kloof in stand gehouden die later de Joden in de samenleving dusdanig kon
isoleren dat ze konden worden weggevoerd en vermoord. Ook in de oorlogsjaren zelf heeft het de
kerkelijke instanties veelal aan moed ontbroken om voor de Joodse inwoners van ons land positie
te kiezen.
Dit ondanks de daden van ongelofelijke persoonlijke moed die, God-zij-dank, ook door leden van
de kerken werden verricht. Met dankbaarheid gedenken wij hen die de moed hadden om tijdens
de oorlog in verzet te komen.
De Protestantse Kerk erkent tevens dat de opvang van de Joden die na 1945 terugkeerden in onze
samenleving tot schrijnende situaties heeft geleid. De problemen die werden ondervonden bij de
terugkeer van oorlogspleegkinderen naar de Joodse gemeenschap en bij de restitutie van bezit
zijn daarvan pijnlijke voorbeelden. In de erkenning van dit alles belijdt de kerk schuld. Vandaag in
het bijzonder tegenover de Joodse gemeenschap. Want antisemitisme is zonde tegen God en
tegen mensen. Ook de Protestantse Kerk is deel van deze schuldige geschiedenis. Wij schoten
tekort in spreken en in zwijgen, in doen en in laten, in houding en in gedachten.
Mogen alle slachtoffers van de grote verschrikking een gedachtenis en naam (Hebreeuws: Yad
vaShem) hebben in het hart van de Eeuwige, de God van Israël. Dat alle geliefden die worden
gemist, niet worden vergeten. Zoals geschreven staat: Aarde, dek mijn bloed niet toe, laat mijn
jammerklacht geen rustplaats vinden. (Job 16:18)
We nemen onszelf voor alles te doen wat mogelijk is om de joods-christelijke relaties verder uit te
laten groeien tot een diepe vriendschap van twee gelijkwaardige partners, onder andere
verbonden in de strijd tegen het hedendaagse antisemitisme.
Tot zover de Verklaring van de Generale Synode van onze kerk bij monde van haar scriba,
R. de Reuver.
Muzikaal intermezzo over melodie van lied 859
Lezing van Psalm 85
Antwoordlied: Lied 859: 1 en 2
Overweging en muzikaal intermezzo
Geloofslied: Lied 803: 1, 2, 3 en 6
D I E N S T V A N G A V E N E N G E B E D E N
Dank- en voorbeden
Inzameling der gaven (bij de uitgangen van de kerk)
Slotlied: Lied 868: 1 en 5
Zegen
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Gemeente van onze heer Jezus Christus!
Psalm 85 heeft oude papieren. Niet alleen omdat het een psalm is uit de Geschriften van Tenach,
het Eerste en Aloude Testament, maar ook omdat ze al eeuwenlang een vaste plek heeft in de
kerkelijke liturgie als introïtus, – als aanvangslied op de zondagen in de late herfst en de advent.
Zes zondagen achter elkaar stond ze op het rooster van de Oude Kerk. Zo leerde ik dat van onze
liedboekdichter Willem Barnard.
En waarom stond die Psalm op het rooster? Omdat de herfst een tijd van oogsten is. Sterker
nog, omdat de kerk dan wikt en weegt wat die oogst waard is, – of die oogst iets voorstelt, ja
dan nee? Denk maar aan de Schriftlezingen die in deze tijd van het jaar op het leesrooster staan
en die ik zoëven nog noemde: de gelijkenis van de talenten, die van de vijf wijze en de vijf dwaze
meisjes, alsook Jezus' rede over het oordeel van de Zoon des Mensen, - Mattheüs 25.
Okay, je moet nu ook weer niet té lang stilstaan bij je eigen prestaties, hoewel het best boeiend
kan zijn als oudere mensen vertellen wat ze in het leven meegemaakt hebben. Van sommige
verhalen word je wijzer. Maar pas op, want voor je het weet zegt één van je kleinkinderen: 'Opa,
dat heb je al eens verteld, hoor'. Op zulke momenten denk ik: 'O ja, hoe was het ook al weer?
Wie de hand aan de ploeg slaat
en daarbij omziet naar wat achter hem ligt,
is niet geschikt voor het Koninkrijk van God', -
uitspraak van onze heer Jezus.
Daarmee zegt hij trouwens twee dingen tegelijk, namelijk dat we het belang van onze prestaties
niet moeten overdrijven (1), want als bijdragen aan het Koninkrijk van God zijn ze wellicht iets
minder imposant dan we dachten (2). Kijkend naar de wereld om ons heen, en wat we ervan
gemaakt hebben, past ons bescheidenheid. Het is ons in de afgelopen 2000 jaar niet gelukt om
'vrede op aarde' te brengen, zoals de engelen het ons toezongen in de kerstnacht. Misschien
brachten we een beetje vrede in onze omgeving, thuis, in de buurt, op het werk. Dat zou dan
mooi zijn, want daartoe zijn wij op aard.
Maar we leven niet in ons eentje. We zijn deel van een groter geheel. Als christenen zijn we
zowel lid van een plaatselijke gemeente als van een landelijke kerk, en daarbovenuit belijden wij
de éne, heilige, algemene christelijke kerk, - oftewel: de kerk van alle eeuwen. Ik wil maar
zeggen, wij hebben als christenen een geschiedenis. We staan mét ons geloof op de schouders
van wie ons voorgingen. Maar die geschiedenis is vaak minder mooi dan we wel zouden willen.
Wanneer we dezer dagen dus wikken en wegen wat de oogst waard is, de oogst van een
eeuwenlange kerkgeschiedenis, dan ben ik dankbaar lid te zijn van een kerk die ook in staat is
om schuld te belijden voor wat ze in het verleden fout heeft gedaan.
We hoorden zoëven de Verklaring over erkenning van schuld en onze verantwoordelijkheid voor
de toekomst, een schuldbelijdenis waarin de kerk zich rekenschap geeft van haar eeuwenlange
'catechese der verguizing', waarin zij het Jodendom neerzette als achterhaald en verouderd.
Onze kerkvader Augustinus beschouwde de Joden wel als bekwame bibliothecarissen, die -
omdat zij het Hebreeuws machtig waren - goed op het Oude Testament konden passen, maar
voor de rest moesten ze bekeerd of bestreden worden.
De geloofsleer van de kerk – door de eeuwen heen vastgelegd en bediscussieerd in dikke
dogmatieken, is bepaald niet vrij gebleven van anti-joodse tendensen. Met alle kwalijke
gevolgen vandien voor de Joodse gemeenschappen in Europa o.m. ten tijde van de kruistochten,
de pest, de reformatie, en in de eeuwen die erop volgden tot en met het antisemitisme van de
19e eeuw en van Hitlers nationaal-socialisme. – Op deze dingen doelt de Verklaring wanneer ze
uitspreekt “dat de kerk mede de voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van
antisemitisme en haat kon groeien”.
Pas na de WO-II én het bekend worden van de verschrikkingen van de Shoah kwam daarin
langzaam maar zeker een verandering, - een wending, een keer zoals Psalm 85 dat noemt.
“Houd nou toch eens je mond” – zo begon Friedrich-Wilhelm Marquardt, dat jongetje uit de
Kristallnacht, maar dan vijftig jaar later, in 1988 zijn dogmatiek. Hij zei zoiets als: probeer nou
eens te beseffen wat er ten tijde van de Shoah met de Joden is gebeurd vóórdat je iets beweert
over God, - over hun God, onze God, over Jezus en ons geloof in … deze Joodse rabbi.
Regieaanwijzing: vanaf het spreekgestoelte ga ik naast het zuiltje staan en vertel dat M's
dogmatiek slechts twee thema's uit de dogmatiek behandelt, namelijk de christologie en de
eschatologie, dit vanwege de twee vragen die de synagoge aan de kerk stelt: namelijk: hoezo is
Jezus de Messias?, en: Als Jezus de messias zou zijn, waarom is de wereld dan nog niet verlost?
Daarna terug naar het spreekgestoelte.
“Houd nou toch eens je mond.” – Bij mij sloegen deze woorden in als een bom. Weliswaar las ik
ze pas toen de dogmatiek van Marquardt mij onder ogen kwam. Maar ze drukten precies uit wat
ik al veel eerder voelde toen ik na mijn studie aan de VU van Amsterdam in september 1977
hulppredikant werd bij de Nederlandse Oecumenische Gemeente in Berlijn. Het was de
schrijnende afwezigheid van de Joodse gemeenschap in Berlijn, die mij deed beseffen welke
gevolgen de WO-II en de Shoah hadden gehad voor de Joodse gemeenschap aldaar, - én wat
kerk & theologie daarmee te maken hadden. Sindsdien heb ik mij afgevraagd of wij als kerk nog
wel bestaansrecht hadden zonder zoiets als een schuldbelijdenis voor wat er in kerk- &
theologiegeschiedenis onzerzijds verkeerd is gegaan jegens de Joodse gemeenschap.
Inmiddels, nu die Verklaring er ligt, kan ik me nauwelijks nog voorstellen dat we al die jaren kerk
geweest zijn zonder zo'n schuldbelijdenis. Ik ben dan ook erg blij met de positieve reacties uit de
Joodse gemeenschap bij monde van Eddo Verdoner, voorzitter van het CJO, en van de rabbijnen
Ies Vorst en Benyamin Jakobs, gedaan in o.m. het TV-programma 'Beter laat dan nooit', vorige
week zondagavond. Als u de uitzending gemist hebt, dan moet u die even terugkijken. Dan
begrijpt u nóg beter waarom die schuldbelijdenis er moest komen.
Het is jammer dat de discussie over de Verklaring losbarstte nota bene twee weken vóórdat de
Verklaring überhaupt uitgesproken was – met alle m.i. onterechte verontwaardiging en onbegrip
die daar dan weer bijhoort. Maar nu we weten wát er in die Verklaring wordt gezegd, ebt de
kritiek hopelijk weg. En daar zou ik blij om zijn, want het is een schuldbelijdenis waarmee we in
de toekomst verder kunnen, – en vooral één waarmee ook onze kinderen, klein- en achterkleinkinderen verder kunnen, want … 'Opa, heeft onze kerk er eigenlijk ooit iets over gezegd, en waar en wanneer dan?'
Mijn eigen grootvader, David Gosker, en diens oudste zoon, mijn oom Johannes Reinier, een
broer van mijn vader, heb ik nooit gekend. Ook zij zijn door de nazi's vermoord omdat ze in het
verzet zaten. Mijn vader overleefde - anders had ik hier niet gestaan. Maar hij heeft wel ruim
drieënhalf jaar in Duitse kampen doorgebracht, in Schoorl, Buchenwald, Haaren en in SintMichielsgestel. Terwijl Joodse onderduikers in de laatste maanden van de oorlog bij mijn
moeder onderdak vonden. Ik vertel dit niet om stoer te doen, maar om aan te geven dat ik
misschien wel juist als hun nazaat blij ben met de ‘Verklaring over erkenning van schuld en onze
verantwoordelijkheid voor de toekomst’, – ja, óók omdat de Verklaring zich positief uitlaat over
”deze daden van ongelofelijke persoonlijke moed die, God-zij-dank, ook door leden van de kerken
werden verricht.” En er wordt nog aan toegevoegd: “Met dankbaarheid gedenken wij hen die de
moed hadden om tijdens de oorlog in verzet te komen.” Ja, zo is dat! Hoe kan ik mijn familie,
mijn grootvader, oom en ouders meer eren dan door mijn diepe dankbaarheid te tonen voor
deze verklaring en schuldbelijdenis?
In Psalm 85 komt het Hebreeuwse woord 'sjoev' vijf keer voor, als een repeterende breuk. Het
woord betekent zoveel als omkeren, bekeren, een wending maken, een andere weg kiezen, een
andere weg gaan. Psalm 85 wordt wel 'Psalm van de wending ten goede' genoemd, of kortweg:
'Psalm van de ommekeer’.
Gij keerde het lot van Jacob ten goede,
Gij wendde u af van uw brandende toorn,
God onze helper, keer tot ons terug,
doe ons tot het leven terugkeren,
laat ons niet terugvallen in dwaasheid.
Welnu, de oogst die wij wikken en wegen is vaak minder mooi dan we graag zouden willen.
Feitelijk constateert de kerk dat ieder jaar opnieuw. Daarom roepen Psalm 85 en al die zondagse
Schriftlezingen in de late herfst ons op tot omkeer, tot een vernieuwing van onze verhouding tot
God en de ander. Ze roepen ons op tot een wending ten goede, een wending naar iets nieuws.
Naar een beloftevollere toekomst. Naar een uitgestoken hand die ons te hulp schiet, en
uiteindelijk naar een Joods mensenkind dat ons wil verlossen en bevrijden tot een nieuw
bestaan, met een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in het verschiet!
De hunkering naar deze ándere, nieuwe wereld, begrijp ik trouwens als een echo uit de
synagoge, waar in de afgelopen weken de verhalen over Abraham gelezen worden. Abram onze
vader, die geroepen wordt om te gaan naar een land dat de Eeuwige hem wijzen zal. Wég van
wat achter hem ligt. Wég uit een cultuur en beschaving die zich te kennen geeft als een alles
verwoestende zondvloed en zich te buiten gaat aan een spektakelachtige arrogantie à la de
torenbouw van Babel. Wég uit een wereld die in Gods ogen niet deugt.
En wat is het alternatief dat hij ons biedt? Dat is het verbond met Abraham, - én de weg die God
met Abraham gaat, - en met Isaak en Jakob en Jozef en Mozes en het volk Israël, - én waartoe
ook wij genodigd zijn mee te gaan dankzij onze heer Jezus Christus. Abram waagde het de
uitgestoken hand van God aan te nemen… en hij ging! Laten wij met hem gaan! Of zoals onze
opperrabbijn Benyamin Jacobs het zei aan het slot van zijn reactie op de schuldbelijdenis van
onze kerk. Hij eindigde met de woorden:
… het voornemen (van de protestantse kerk) om de joods-christelijke relaties uit te laten
groeien tot een diepe vriendschap, waarbij ieder zichzelf mag blijven en er dus geen
pogingen worden ondernomen om ons te bekeren, (en het voornemen om) verbonden te
willen zijn in de strijd tegen het hedendaags antisemitisme, die voornemens, die verklaring
stemt mij tot innige dankbaarheid. De woorden van de scriba, van de christelijke kerken,
waren goed. Ik heb hoop en verwachting!
(aldus rabbijn Benyamin Jacobs). Of om het met woorden van Psalm 85 te zeggen:
Waar goedheid trouw ontmoet
en het recht de vrede met een kus begroet
zal waarheid opbloeien uit de aarde
en de heerlijkheid des Heren
zal wonen in het land.
Zo moge het zijn. Amen!