Drukte in Rijssen
Het zijn de kleine verschillen die je opvallen, als je een protestantse kerkdienst buiten je eigen woonplaats bezoekt. Bij mijn verkenningen van kerkdiensten in de classis Overijssel-Flevoland besloot ik zondag 19 augustus de ring Almelo aan te doen. Nadat ik eerder een kerkdienst in Bant, Almere en Delden had bijgewoond, vond ik het tijd om een dienst met de liturgie mee te maken van een Bondsgemeente. Ik koos voor de hervormde gemeente Rijssen, waar alleen al bij de hervormde moederkerk zes wijken met predikantsplaatsen en een ouderenpastor zijn gevestigd. Ik streek neer in Sion. Een kerkelijk ontmoetingscentrum van recente datum, in gebruik genomen in 1970.
Het waren de nuances die weer net anders zijn dan in de andere plaatsen. Nog opvallender waren de vele overeenkomsten. Dat ligt ‘m ook aan het kerkgebouw. Want Sion is met zijn diverse kleuren licht in de kerkzaal en drie moderne glas-in-lood-ramen aan de westzijde een kerk die qua architectuur in Flevoland niet zou misstaan. Bijzonder vond ik de banken, waar je pas kunt gaan zitten als je het onderpaneel over de volle breedte met zo’n zes, zeven zitplaatsen in zijn geheel naar beneden klapt. Ik kan me niet herinneren dat eerder te hebben gezien. Is even wennen. ‘Mijn vest zit er tussen’, zei iemand naast me. Mag zo zijn, het zit lekker.
Net als de kerken die ik in Flevoland bezocht, zat het in Rijssen vol op de zondagochtend. Het gaf een dankbaar gevoel. En dat nota bene in de zomerperiode. Zoveel berichten in de media dat kerkgebouwen worden afgestoten en dan toch weer hier op zondagochtend een kerk gevuld met mensen die de gang naar de kerk hebben gemaakt en die opvallend alert meedoen met de dienst. Want dat moet gezegd: het was muisstil tijdens de viering. Er was aandacht.
Een verschilletje tussen de kerken die ik eerder bezocht en Rijssen is misschien wel, dat het in de poort van Twente een kwartier voor aanvang al aardig gevuld is. Toen het verantwoordelijke deel van de kerkenraad binnenkwam even voor half tien, voor de dienst, overviel het me. De zes, zeven mannen hadden hun colbertje thuisgelaten en schoven niet in op de voorste bank, maar nemen de vierde of vijfde rij, redelijk vooraan, maar tussen de mensen. Het ambt functioneert op die manier zichtbaar in het midden van de gemeente, zo zal wellicht de gedachte zijn.
In een kerkdienst herkenbaar voor de Gereformeerde Bond krijgt het kyrie van een midden-orthodoxe gemeente invulling met de lezing van de wet en aansluitend de toonzetting van de tien geboden: ‘Och, of wij Uw geboon volbrachten’. Zoals te doen gebruikelijk in orthodoxe diensten worden de Psalmen gebruikt om de lofprijzing inhoud te geven. De teksten passen precies bij de voortgang in de liturgie, zoals psalm 106: 18 direct na de Schriftlezing: 'Zij tergden twistend Gods gena / bij 't wonderwater Meriba'.
Voorganger in deze dienst was ds. J. van der Meijden. Hij herinnerde mij qua uiterlijk en ook qua warme pastorale stem aan ds. Jan van Wier, die ooit in Rijssen stond, en die mij nog catechisatie heeft gegeven. Ik stelde Van Wier als catechisant ooit de vraag: ‘Waarom laat u alleen Psalmen zingen in de dienst?’ en hij antwoordde – ik weet het nu nog: ‘De Psalmen hebben een heel eigen zeggingskracht. Dat biedt alles wat we nodig hebben om te leven en te sterven’. Ik drong wat journalistiek aan op een verdere uitleg en Van Wier zei: ‘Vergelijk het met een glas water. Als je er één druppel vergif in doet, is het hele glas niet meer te drinken’. Dat laatste was misschien niet zo aardig van mijn leermeester. Dat eerste, die eigen zeggingskracht, kan men licht onderkennen als je woordkeus en gedachten van de Tehillim (zoals de Joden de liederenbundel in het hart van de Bijbel noemen) op je laat inwerken.
Ik had thuis gekeken naar de liturgie en wist dat ik mijn Bijbel met Herziene Statenvertaling en Psalmen uit 1773 mee moest nemen. Ik was dan ook even in verwarring toen ik bij binnenkomst rijen met de bundel ‘Weerklank’ in de hal zag staan. Ik nam er een exemplaar van en nam de bundel mee de kerk in. Er schoot een koster naar voren die me aansprak: ‘Die mag u rustig meenemen de kerk in, maar u hebt hem vanochtend niet nodig’. Ik zette hem terug.
Natuurlijk was ook hier in Rijssen veel zorg besteed aan de verkondiging. Een klein verschil: Waar men in Almere, Bant en Delden het oecumenisch leesrooster volgt, koos de voorganger in Rijssen voor een eigen themareeks in de zomer. Hij leidde het kort in: Hij hield een serie van drie preken over de levensreis. Hij sprak eerder in een dienst over het vertrouwen op God. ‘We leven op de bonnefooi’, legde hij uit, ‘en dan in letterlijke zin: le bon foi, de goede trouw, vertrouwen’. Dit keer koos de predikant een tekst uit Numeri 20: 2-13, over het water van Meriba. Hij legde uit, dat Mozes en Aäron opnieuw te maken kregen met de onvrede van het volk. In zijn ongeduld sloeg Mozes op de rots en er kwam water, precies zoals het ongeveer veertig jaar geleden was gebeurd. Met dit verschil, dat Mozes op de rots sloeg, terwijl de opdracht luidde te spreken. Daarbij hekelde Mozes het geklaag van het volk, ‘Luister toch, ongehoorzamen….’, terwijl hij God in lofprijzing had behoren aan te spreken. God wilde Zich niet laten kennen via een donderpreek, maar Hij verlangde er naar Zijn genade tonen. ‘Gods genade overstijgt ons voorstellingsvermogen. Daar kan je stil van worden, als de golven van de genade maar blijven stromen’.
Drie collecten waren er in de dienst: voor de Gereformeerde Zendingsbond, eredienst en pastoraat, en het jeugdwerk. Bij de deur stond een bus voor de zending. AVG of geen AVG, in Rijssen kozen ze – en ik ben er gelukkig mee - voor een persoonlijke benadering. Mensen die met overlijden of ziekte te maken hebben gekregen in de achterliggende week werden persoonlijk genoemd in het gebed. Dat gaf het gebed niet alleen een toon van lofprijzing, maar tegelijk een pastorale imborst.
Kleine verschillen waren er. Ook bij het naar buiten gaan. Want de voorste rij kreeg bij het verlaten van de kerk voorrang, schoof naar het middenpad, begaf zich naar buiten en de andere rijen volgden gedisciplineerd. Eenmaal op straat werd de situatie onoverzichtelijk. Het was een kris-kras van auto’s, fietsen en voetgangers. ‘Wat een drukte hier’, hoorde ik iemand in een korte broek zeggen, die zelf geen kerkdienst had bezocht. Mij viel op, dat mensen, ondanks de drukte, je vriendelijk bleven groeten. Ze staken hun hand rustig omhoog. Sommigen zelfs met het Psalmboek er nog in.