Anderhalve meter
Heeft u, luisteraar, inmiddels ook de nodige ervaring opgedaan met anderhalve meter afstand houden? Ik ga iedere dag een uurtje naar buiten en oefen me er in. Ik vind het lastig, vooral op smalle fietspaden langs het Revediep. Dan kijk ik tegenliggers in de ogen en als ik vermoed dat ze nonchalant rijden, stuur ik mijn tweewieler de berm in.
We hadden deze week bij ons aan de weg een straatbingo. Dat begint heel verantwoord met ruime afstand. Maar na verloop van tijd merk ik dat het zo leuk gaat, dat het moeite kost om de discipline in acht te nemen. We verwarren gezelligheid en veiligheid. Je kunt je eigenlijk niet voorstellen dat de buurman die zo leuk de nummers afleest tegelijk een gevaarlijk risico kan zijn voor de gezondheid.
Kortom: het is wennen. Ik kijk soms met jaloezie naar de dieren. De merel die ieder jaar bij ons achter het huis hupt, vliegt weg als ik dichterbij kom. Het diertje voelt uit zichzelf aan, waar dichtbij gevaarlijk wordt. Wij mensen krijgen het langzaam onder de knie. Ik hou er rekening mee dat het langer gaat duren dan ons lief is.
Ik hou mezelf voor dat de anderhalve meter ook nieuwe kansen biedt. Ik vermoed dat de Genemudigers van de tapijtindustrie de patronen al wel klaar hebben liggen van de inloopmatten, waar je streepjes ziet bij anderhalve meter, dan kun je er rekening mee houden als je doorloopt. Docenten op scholen passen de lesmethoden voor ouders thuis aan: anderhalve meter is vijftien decimeter en honderdvijftig centimeter.
In een paar beroepen blijft het lastig, die anderhalve meter. De taxichauffeur kan zich nog redden door glasschermen om zich heen te bouwen. Maar mensen in de zorg moeten binnen de anderhalve meter werken. Dat wordt dus een argument om hen beter te betalen. Wie een beroep-van-dichtbij heeft, loopt meer risico’s en mag dus meer zilverwerk in het salariszakje ontvangen.
Zelf ben ik dominee. Ik heb jaren geleden een opleiding gehad, die toen al op de anderhalve meter inspeelde. ‘Als je een weduwe bezoekt’, leerde ik, ‘die onlangs iemand is kwijtgeraakt, moet je niet naast de vrouw op de bank gaan zitten, maar je neemt de stoel tegenover de vrouw op anderhalf, twee meter’. De onderliggende gedachte was dat je wel moest troosten met woorden, maar niet met een hand om de schouder. Alles onder het motto: ‘Het werkt beter op anderhalve meter’.