Familiebedrijf

Het bouwbedrijf Nijhuis in Rijssen verstuurde kort geleden een WhatsApp-je. De twee directeuren, Eric en Rob Nijhuis, doen een stapje terug. De ene, Rob, ken ik goed, want hij is ook predikant. En dat blijft hij. De andere Eric ben ik nog nooit tegengekomen. Hoe dan ook: Er komt een nieuwe directeur bij het Rijssense Bouwbedrijf Robbert Wittmaekers van Vialis. Hij is kundig, maar wat meer is, zegt de website ‘hij heeft het DNA van het familiebedrijf’ in zich. Dat bleef bij mij haken. DNA van het familiebedrijf.

Familiebedrijven zijn bedrijven met karakter. Er is liefde voor het werk en voor het product. En die liefde geeft een ziel aan een bedrijf. Twee derde van de bedrijven in Nederland is een familiebedrijf.

Bij grote multinationals gaat dat vaak mis. Ze betalen geen belasting. Verplaatsen brievenbussen naar bananenrepublieken. Mensen aan de top kennen hun eigen personeel niet. Zij zijn uit op eigen gewin. Zelfs als ze vastlopen, eisen ze een gouden handdruk. Bij familiebedrijven geldt een andere moraal.

Aan hogeschool Windesheim hebben ze een speciaal programma over familiebedrijven. Ik ben er pas een keer genodigd om over het geloof te praten. Want het was de onderzoekers opgevallen dat plaatsen met een grote kerk vaak ook grote familiebedrijven hebben. Denk maar in Genemuiden aan Groothuis Bouwgroep en aan Breman installatiebedrijf, met 1800 installatie-experts. In Staphorst bergingsbedrijf Hooikammer en Boer Wonen, waar heel noord- en oost-Nederland zijn meubels vandaan haalt. ‘Familiebedrijven zijn de leemlaag van onze economie’, zei Flören, een hoogleraar van Nyenrode. Je vindt er toewijding en trots.

Een deel van de ruzies tussen boeren en politici in Den Haag hebben hiermee te maken. Veel politici letten vooral op multinationals. En boeren werken op familiebedrijven. Je wordt geen boer omdat je rijk wilt worden. Je wordt boer omdat je van het land houdt en de dieren. Een boer kent alle koeien bij naam. En vaak geven ze zelfs verschillende weilanden een naam, omdat ze zich er persoonlijk toe verhouden. Zulke mensen moet je niet aankomen met het bericht dat ze de natuur verpesten en dat ze het veld moeten ruimen.  

Ik kwam op de website van Breman diezelfde toewijding tegen. De mensen die er werken, noemen zich niet Fuite of Hulleman, ze zeggen: ‘Ik ben een Breman’. Dat is de uitdaging voor Robbert Wittmaekers in Rijssen, dat hij na verloop van tijd kan zeggen: ‘Ik ben een Nijhuis’.