Kerstevangelie in het oud-Kampers

Al in de achtste eeuw na Christus was er een evangelie geschreven in het Oud-Kampers. De teksten zijn minder bekend. Daarom zal ds. Klaas van der Kamp een toelichting geven op de teksten die betrekking hebben op Kerst in de kerstnacht van 24 op 25 december.

De uitleg maakt onderdeel uit van de 24-uurs-kerkdiensten die wijkgemeente Open Hof verzorgt rond het asiel van de familie Babayants uit Oezbekistan. Ds. Klaas van der Kamp heeft ingetekend voor de dienst vanaf middernacht tot vier uur ’s ochtends in de kerstnacht. Hij zal in de middernachtelijke uren vier delen lezen en uitleggen van het kerstevangelie. Het gaat over Maria, over de geboorte, de wijzen en de vlucht naar Egypte. Bezoekers vergelijken de teksten van de Heliand die in het oud-Kampers zijn geschreven met de tekst uit de Bijbelse evangeliën. De predikant laat de verschillen zien. Dat maakt duidelijk hoe christenen hier in de lande de oorspronkelijk Joodse teksten een Germaanse jas hebben gegeven.

Naast Bijbeluitleg is er ruimte om kerstliederen te zingen. Iedereen is welkom om de kerstnacht geheel of gedeeltelijk wakend mee te vieren. Plaats van samenkomst voor dit onderdeel van de doorlopende kerkdienst is Open Hof, Lelystraat 49 te Kampen, van 0.01 uur tot 4.00 uur. 

Hieronder volgen enkele teksten, mogelijk later nog aangevuld, waarin de eigenheid van de Heliand rond kerst naar voren komt.  

Maria 

Het is interessant om de NBV21 naast de NBV04 te leggen bij Lukas 1: 27. In de NBV21 staat, dat de engel werd gestuurd naar een meisje, ‘dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was  nog maagd’. Lees je de NBV04 dan staat er alleen: ‘Het meisje heette Maria’. De vertalers van het NBG in Haarlem zijn dus in 17 jaar toegegroeid naar de gedachte dat ook de maagdelijkheid van Maria bij vers 27 moest worden toegevoegd. Het is een niet onbelangrijk punt in de kerkgeschiedenis geworden. In de RKK hanteert men de visie dat Maria altijd haar maagdelijkheid heeft behouden. Het idee dat ze meer kinderen had, zoals in Markus verwoord, vind je dan ook niet in de Romana op die manier verwoord. In de loop der tijd zijn er steeds meer heilige trekken toegevoegd aan Maria: dat ze ten hemel is gevaren (15 augustus) is daar ook een voorbeeld van. 
 

De betekenis van Maria is meer uitgewerkt in de rooms-katholieke kerk en in de orthodoxe kerken dan in het protestantisme. Het is dan ook interessant dat onze stadsgenoot Arnold Huijgen, hij woont in Onderdijks, een boek heeft geschreven over Maria. ‘Maria staat in een rij van sterke bijbelse vrouwen die laten zien dat de kerk niet zonder de vrouwelijke stem kan,’ aldus Huijgen. Maria is een voorbeeld van geloof en vertrouwen. Wie naar haar kijkt, wordt bemoedigd. Dit boek gaat terug naar de Bijbel om Maria opnieuw in beeld te krijgen als Joods meisje, moeder van de verlosser en moeder van de gelovigen. De traditie van de vroege kerk, de Reformatie en moderne literatuur helpen om Maria als icoon van genade te zien. Dat idee van een eersteling in het geloof vind je in de Heliand ook terug. Er is geen ruimte voor twijfel. Maria accepteert haar bijzondere roeping. Daarmee kunnen we ons in haar spiegelen als voorbeeld van geloof.  
 
 
1. De hoofse, vriendelijke cultuur van de Middeleeuwen valt op. Maria krijgt vriendelijke bewoordingen bij zich. Het is ‘een beminnelijk meisje’, ‘een eerzame vrouw’, iemand die wijsheid bezit. Je ziet tegelijk dat zuiverheid qua identiteit samengaat met uiterlijke schoonheid. Maria is een vrouw vol van genade, je herkent het Magnificat, ‘gewijd voor allen’ (in het oud-Saksisch ‘wibun giwihit’), de maagd, ‘de allerschoonste vrouw'.  
Haar man Jozef heet ‘een edelman uit een luisterrijk geslacht'.  
 
2. Als je de vergelijking maakt met de Griekse tekst valt op dat de lofzang van Maria is weggelaten. Daarin staat de nederige staat beschreven van Maria, zij die een eerste positie heeft in Israël. Tegelijk zie je de bereidheid van Maria, het geloofsvertrouwen. ‘Zo hij mij hebben wil voor zo'n heilige taak: Dienstmaagd ben ik van God; op zijn daden vertrouw ik’. En: ‘Mijn hart twijfelt niet'. Het staat er allemaal nog krachtiger dan in Lukas. Dat is ook de toonzetting van de Heliand.  
 
Opmerkelijk is de uitleg van de Joodse context. Vaak wordt de Joodse entourage weggeschreven. Dat is hier niet zo. ‘Naar de oude wet had het ovlk der Hebreeën de vaste regel dat elke vrouw die echtbreuk pleegde, altijd voor die bijslaap boeten moest, haar leven moest verliezen’.  
 
Hij neemt pas na Gods openbaring het meisje tot vrouw. In het oud-Saksisch mooi weergegeven met ‘het meisje tot minne’, ‘magad minnea’.  
 
Je ziet verder de contekstualisering die eigen is aan de Heliand. Galilea heet Galilealand, Nazareth heet Nazarethburg. De heilige geest komt uit de  hemel, hier ‘hemelweide’ genoemd; de hemel werd gezien als weidegrond, mals en aantrekkelijk om te leven. Het geheimenis van de zwangerwording van Maria wordt beschreven als ‘de Geest die Maria beschaduwt met zijn schemer’. Voor het woord schemer staat het woord ‘skimon’. Hoe moet je het vertalen? Als glans, schijnsel, licht, of schim? Het woord  ‘schaduw’ houdt wat het midden.  
 
Je vindt hier ook voor het eerst het woord ‘Heliand'. Het is oud-Saksisch en komt van ‘de helende’, van het werkwoord ‘helen', ‘beter maken’. De schrijver zelf heeft het boek niet zo genoemd. Het is van latere tijd. In 1830 om precies te zijn, noemde J.A. Schmeller het boek ‘Heliand’. De Heliand is zelf in één handschrift overgeleverd en begint gewoon met het verhaal: ‘Hier begint het evangelie door vier....’.  
 
Interessant is nog dat Lukas benadrukt dat de beloften allereerst gericht zijn op Israël en vervolgens door Israël ook op de volken, vers 54 / 55. Die subtiliteit uit de lofzang van Maria vind je verder in de tekst niet terug.  
 
In een van de liederen wordt Maria door haar bijzondere ervaringen ‘een ontheemde’. Een interessant woord in het kader van het kerkasiel. Ontheemd staat dan voor iemand die buiten de logica van het dagelijkse leven gekaderd kan worden.  
 
Er is wel veel over Maria gesproken, maar in de Bijbel vind je niet zoveel over haar. Het is vooral de evangelist Johannes die haar benoemt; bij de bruiloft in Kana en bij het kruis. Bij de bruiloft van Kana staat dat Maria bij de bruiloft was, ‘de zalige maagd’. Dus het perspectief van de bijzondere geboorte is expliciet benoemd. Zij spreekt Jezus aan op het tekort van wijn en de woorden van Jezus zijn onverkort scherp naar haar: ‘Wat deert mij en jou de drank van die mensen, de wijn van dit volk? Vrouw, waarom zeg je dit, maan je me voor deze menigte? Voor mij is het uur, de tijd nog niet gekomen'. Zij geeft de bedienden opdracht goed naar hem te luisteren en we kennen de ontknoping.  
 
De Heliand noemt ook de aanwezigheid van Maria, de moeder van Christus, bij de kruisiging. Dan staat er: ‘Toen bedacht Christus de machtige leidsman, zijn moeder met de woorden: ‘Ik vertrouw je toe aan mijn getrouwe naast je, voeg je bij zijn gezin: je zult hem tot zoon hebben'. Hij groette Johannes: ‘Zorg goed voor haar, bemin haar mild, zoals men zijn moeder liefheeft'. De onbevlekte vrouw nam hij toen op in zijn huis, hij gehoorzaamde van harte wat zijn heer hem gebood.  
 
De Heliand heeft een zekere ingetogenheid als het gaat over Maria. Dat valt op als je het vergelijkt met de hele Marialogie in de Romana. Het valt ook op als je in het nieuwe liedboek een lied van Andries Govaart (lied 740) opslaat. Hij beschrijft een veel actievere Maria. In onze context is vers 1 ook interessant als er staat:  
‘Zij baart en wordt ontheemde’. En: ‘de vrucht, vertrouwde, vreemde, groeit stilaan in haar schoot'. Op de een of andere manier is Jezus van een vreemde wereld, de hemel, die onwerelds verheven is. En Maria’s betrokkenheid daarbij maakt ook haar tot een ‘ontheemde', iemand die niet thuis is op deze wereld.

De naam Maria komt van het Hebreeuwse Mirjam. Maar wat die naam precies betekent weten we niet. Sommigen houden het op ‘ster van de zee’, vandaar dat je die naam verwerkt vindt in de beelden die men in Limburg sinds 1850 ronddraagt langs kerken. De naam kan ook op Egypte terugslaan en zoiets betekenen als ‘geliefd bij God, bij Amon’. We weten het niet zeker. Wel weten we dat ze ook in de Koran voorkomt, en ook als maagd uit wie Jezus is geboren. En de naam Maria komt herhaaldelijk voor in het Nieuwe Testament, niet als moeder van Jezus, maar als liefhebber of als bijna-discipel (Maria Magdalena) en als vereerder (Maria de zuster van Martha). De naam doet haast als een collectivum aan voor de vrouwelijke kant van geloof.

 
Dan nog iets over de taal. Het is het deel met de meest pakkende teksten in het Kampers. En de slotzin spreekt boekdelen over de Saksische theologie: ‘Ze zorgden voor het kind ‘totdet ze hum, den besten van alle kinder, volgens 't goddelijke raodsbesluut in 't meensenlicht brengen zöl'. Daar komt de theologie bij elkaar: het goddelijk raadsbesluit en het besef dat er verschillende soorten licht zijn.  
 
1. Het mag oe goed gaon (Maria) 
2. Ik bin in mien leven nooit kunnig ewest met nen kerrel.  
3. Dan stao ik hier klaor veur zo nen dienst 
4. Toen raekten 't härte van Jozeff, zien gemoed, in de wärre.  
5. Iedere getrouwde vrouwe den ontrouw was, mos altied veur d'n biejslaop boeten met d'n dood.  
6. 
Wees niet hellig op Maria, op oewe deerne.

7. Ie mudt heur goed vaste haolden, op ne eerbiedige meniere

 



De geboorte

De Heliand gaat voorbij aan allerlei Joodse spitsvondigheden in de tekst van Lukas. Je merkt bij het lezen van Lukas dat de evangelist bronnen heeft gebruikt die goed op de hoogte waren van het Joodse denken. Zo schrijft Lukas enkele keren ‘En het geschiedde in die dagen’. Dat is een specifiek Joodse manier om te laten zien dat iets werkelijk gebeurd is.

Lukas schrijft dat er ‘geen plaats is in de herberg’ voor Maria en Jozef. Uitleggers passen dit soms toe door te zeggen dat Jezus ongewenst was. De wereld wilde geen plaats inruimen voor hem. Wie de Joodse bronnen kent, kan vermoeden dat de onderliggende gedachte met reinheid heeft te maken. Als een vrouw bevalt in bijvoorbeeld een horeca-gelegenheid geldt het betreffende pand veertig of tachtig dagen als onrein, afhankelijk van de vraag of er een jongetje of een meisje is geboren. Het weigeren van een plaats heeft dus te maken met de angst dagenlang gesloten te moeten blijven als uitbater. De Heliand gaat aan deze achtergronden voorbij en meldt neutraal, dat Maria ‘onderweg’ haar kind kreeg.

Meest mysterieus is de tekst dat Jozef en Maria naar Bethlehem moeten gaan, omdat ze daar oorspronkelijk vandaan komen. Het gaat om de vraag waarom ze daarbij 43 generaties teruggaan in de tijd? Als er al sprake moet zijn van oorspronkelijkheid, waarom dan niet 2 generaties of 3 generaties? Dan zou het nog overzichtelijk zijn. Maar 43 generaties zou voor ons betekenen dat we vanuit onze tijd ver in de Middeleeuwen terug moeten gaan. Als je een volkstelling wilt laten mislukken moet je die voorwaarde stellen. Het is de ongerijmdheid van dit vers die een Joodse geleerde als Pinchas Lapide doet vermoeden dat Jozef en Maria juist zijn gevlucht uit Nazareth om daarmee te ontkomen aan de verplichte inschrijving. Lapide spreekt over ‘een vluchtelingenkind’ en sluit aan bij de kennis dat er bij Nazareth en het naburige Sepphoris groot zelotisch verzet was tegen de Romeinse overheersers.

Het lijkt theologisch redelijk om de ontknoping dichter bij de tekst te zoeken. ‘Terug naar zijn eigen stad’ sluit aan bij tekst uit Leviticus waar sprake is van het jubeljaar. Eens per 50 jaar mochten ontheemden terugkeren naar hun oorspronkelijke woonplaats en kregen ze huis en gronden terug die ze soms uit armoede hadden moeten verkopen. Het idee is dat er in Israël geen slaven zijn, maar dat ieder recht heeft op het vruchtgebruik van huis en haard. Waarschijnlijk heeft Lukas bronnen gebruikt die naar dat jubeljaar willen verwijzen. Jezus luidt met zijn geboorte een jubeljaar in. Het is dan ook geen toeval als Jezus later in de synagoge een boekrol ter hand neemt en een fragment over het jubeljaar leest.

In de Heliand vind je al deze fijngevoeligheden niet terug. De tekst staat wel stil bij de inschrijving, maar koppelt die direct aan de noodzaak belasting te betalen, zoals men dat kende als horigen in een samenleving die door de adel werd gedomineerd. Namen van de adel, zoals ‘de hertog’ keren dan ook in het geboorteverhaal terug.

Een tweede element dat opvalt in de Heliand heeft betrekking op het respect dat men heeft voor het nieuwgeboren kind. Waar de oorspronkelijke tekst de kwetsbaarheid en de eenvoud benadrukt, werd dat de schrijver van de Heliand te machtig. Hij kon moeilijk een boodschap verkopen aan de Germanen van een hulpeloos kind. Stel je voor: de eeuwige God, die in de hemelen thuis is; het doet hem aan als blasfemie om die God te kleineren. Daarom doet de schrijver alle mogelijke moeite om de koninklijke allure van het kind naar voren te brengen. Als het kind is geboren, staat er: ‘Zijn moeder nam hem in haar handen, wikkelde hem in een gewaad, omwond hem daarna met schitterende sieraden en legde liefdevol het luttele jongetje, het kind in een kribbe’. Je merkt dat de Germanen niets liever zien in de Heiland dan een koninklijke gestalte; de nederigheid als deugd is hen vreemd.

Diezelfde insteek zie je even later als het over de herders gaat. De Heliand noemt hen eenvoudigweg ‘wachters’. En de tekst spreekt dan als volgt: ‘Wachters hoorden het, knechten die over hun paarden, hun kudde buiten de wacht hielden, die waakten over de rossen, het vee op het veld’. Met andere woorden: de schapen waar oorspronkelijk sprake van is, waren de Germanen te min. Een beetje koning verdient meer waardering dan dat. Daarom spreken ze over ‘paarden’, de dieren die ze kennen van de adellijke families, de dieren die ze respecteren. Een beetje vorst gun je een paard. Hoezeer het oud-Saksisch van het hedendaags Kampers afstaat merk je bijvoorbeeld in tekst die we weergeven als ‘het vee op het veld’: ‘felias aftar felda’…..

Het is bekend, een derde kenmerk van de Heliand, dat er naast een besef van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest lange tijd een vierde gestalte is meegelopen. Die van het lot. Soms wordt die God met een hoofdletter geschreven: Wurd. Het is de voorzienigheid, de dingen die komen zoals ze moeten komen. Je vindt het ook in het geboorteverhaal als de Heliand schrijft: ‘Hoor nu de blijde mare: door het schitterende lot en de beschikking van God kreeg Maria haar kind…’.


Wijsheid 
 
De Heliand heeft rond kerst twee verhalen uit het Mattheüs-evangelie. Dat zijn precies de verhalen waarmee Mattheüs zijn internationale oriëntatie laat zien. Israël beweegt zich in het Oude Testament steevast tussen twee grootmachten in: Egypte en Mesopotamië. Van beide culturen neemt men elementen over voor de eigen levensovertuiging. Je merkt dat bij voorbeeld in het concept van de Ene God, zoals Echnaton in Egypte dat neerzette en in de Scheppingsfilosofie van Mardoek die in het Paradijsverhaal een rol speelt. Natuurlijk: het gaat niet om een kopie van wat er in de grootmachten gebeurt, het zijn vooral de couliezen waar Israël een eigen kleur aan mee geeft. ‘Van verrre kwam u, van andere volken', typeert de Heliand de vreemdelingen. ‘Edel is uw geboorte, adellijk uw afkomst’.  
 
De aandacht voor Christus is dan ook de aandacht voor de wereldheerser: ‘Een wijze koning, machtig en vermaard, zou naar Middelgaard kome, van edelste afkomst, Gods eigen kind, die wereldwijd het bewind zou voeren eens en voor al over arade en hemel'.  
 
Bij de vlucht naar Egypte is Mizraim in beeld. Bij de verering van de Wijzen uit het Oosten komt Mesopotamie over de vloer. Het is een thema wat de schrijver van de Heliand so wie so aanspreekt, omdat het over wijsheid gaat. Als er naast ‘licht’ een woord is waar de Heliand steeds op teruggrijpt is het ‘wijsheid'. Het is de levenswijsheid waar de Germanen zich zo bij thuis voelen. Bij levenswijsheid mag je denken aan balans, aan het vermogen wegen te zien in de praktijk van het leven. Slim, gevat, praktisch. Zij waren op weg ‘in ne vrömde umgeving’.  
 
Het thema is zo belangrijk dat er twee verhalen zijn: De drie wijzen uit het Oosten en de wijzen aanbidden het kind.  
 
Voor ons komen de vreemdelingen in dit verhaal letterlijk binnenwandelen. Daarmee vinden we in de vier geboorteverhalen steeds wel een bruggetje naar onze situatie hier in Open Hof. In de verhalen van Maria is het de ontheemding moeder van de Heer te zijn. In het geboorteverhaal is het het reisverhaal vanuit Nazareth naar Bethlehem. In de vlucht naar Egypte is het de verdrevenheid uit de vertrouwde omgeving. En in de komst van de wijzen uit het oosten komen de buitenlanders uit het wereldrijk tribuut betalen aan de Heiland zelf.  
 
1. Het eerste dat opvalt is de wijzen die als good guys in het verhaal fungeren. Ze zijn  ‘uitgelezen’, ‘dapper’. Ze leerden wijsheid. In de toelichting van het NT met Joodse achtergrond wordt de wijsheid verbonden met Zoroastrische priesters; of met Perzische astrologen. ‘Groot was zijn wijsheid, diep waren zijn gedachten. Zodra hij moest heengaan, de bewoonde wereld, zijn verwacnten moest verlaten, dit leven moest opgeven voor een ader licht'.  
 
2. Door de hele Heliand heen leeft het idee dat alles volgens plan verloopt. ‘Zoals voorbestemd’ klinkt het dan. Jan Nijen Trilhaar vertaalt: ‘Zie voerden Gods beschikking uut’.  
 
3. De rijkdom wordt gezien als bewijs van goddelijkheid. Goud en wierook zijn ‘als goddelijke tekenen’.  
 
4. Joodse fragmenten zijn weggeschreven: ‘van de Joden’, ‘overpriesters’, ‘mijn volk leiden'. Het is weggeschreven. En Herodes wordt juist als ‘Jöddenkoning’ getypeerd.  
 
5. De verwarring is weggeschreven. Dat past niet bij een boek dat geloof wil bevestigen en uitwerken.  
 
Natuurlijk is de omgeving westers gekleurd. ‘Dat baken volgden wij', zeggen de wijzen, ‘langs wegen en wouden'. Bij wouden denk je meer aan de bossen in Zuid-Duitsland dan aan de woestijnen die tussen Mesopotamië en Israël liggen.  
 
Ook de gezellen zijn enkele keren genoemd. Het doet denken aan de context van een gilde. Van de wijzen wordt juist gezegd dat ze geen gezellen hadden.  
 
‘Ze gingen het huis binnen met hun offergaven’. De cadeaus krijgen inmiddels het karakter van een rituele overhandiging.  

Nog enkele typerende taaluitingen. 
 
1. Gluunig kloeke manluu (Wijzen) 
2. Ze waarn op weg ‘in ne vrömde umgeving’ (Wijzen) 
3. Toen kreeg Herodes binnen ziene börste piene in 't härte 
4. Toen gungen de tekens weer veuróp (Aanbidding) 
5. Zie hädden in de gaeten det 't umme God ziene tekens gung 
6. De manluu pakten Hum met ere haande metiene op ne gepaste meniere op. 
 


Vlucht naar Egypte

Het past dit jaar het kerstverhaal af te ronden met de vlucht naar Egypte. Nu we in Open Hof de familie Babayants als vluchtelingen onderdak verlenen, realiseren we ons dat de Heiland zelf als vluchteling naar Egypte is afgereisd. Het is niet helemaal duidelijk hoe lang hij daar verbleef. Voor een Joodse lezer, vertelde prof. dr. Amy-Jill Levine tijdens de presentatie van ‘Het NIeuwe Testament met Joodse toelichtingen’, is duidelijk dat er parallellie is tussen Mozes en Jezus. Mozes kwam vanuit Egypte als leider en bevrijder van zijn volk; zo is Jezus bedoeld. En Mozes moest voor zijn leven vrezen toen hij in een biezen mandje lag, zo was Jezus zich zijn leven niet veilig, toen hij was geboren en moest vluchten voor het zwaard van Herodes.

Je merkt in allerlei woorden de Germaanse invloed in de tekst. Herodes telt de leeftijd van het kind Jezus om te weten vanaf welke leeftijd hij kinderen moet laten vermoorden. De Heliand schrijft ‘nu ik zijn dagen kan tellen, zijn wintergetal weet, kan ik er waarlijk voor zorgen dat het kind op aarde nooit oud zal worden’. De Germanen tellen de winters om iemands leeftijd te benoemen.

De Germanen kenden de nodige wreedheden. Dus het tafereel wordt bloedig geschilderd. ‘Hun borelingen stierven, kwamen jammerlijk om, jonge kinderen, bebloed tegen hun borst’.

De goddelijkheid van het lot komt naar voren. ‘Het vredeskind van God woonde daar naar zijn wil, totdat Wurd toesloeg en de kwade man, koning Herodes, van de mensen wegnam’. En als ze naar huis mogen klinkt de tekst: ‘Onmiddellijk wilden ze gaan, beiden met de boreling, zodat het blijde lot, de wil van de almachtige, zijn woord werd vervuld’. Je merkt hoezeer het besef dat het leven in Gods hand is, door de hele tekst is heengeweven. Het geeft de Germaanse vroomheid iets lijdelijks, iets afwachtends, tegelijk iets van vertrouwen en overgave. Je mag immers weten dat er geen haar van je hoofd valt, zonder dat de hemelse Vader er op de één of andere manier besef van heeft.

Wie de Heliand leest, komt geregeld het woord ‘licht’ tegen, veel vaker dan dat je het in de evangeliën treft. Logisch, als je beseft dat het licht in deze regionen leven betekent. Als Herodes overlijdt, heet het dan ook, dat hij ‘van dit licht is geweken’.

Als je de oorspronkelijke versie in het evangelie van Mattheüs leest, kom je diverse tekstverwijzingen tegen naar het Oude Testament. Hosea 11: 1 is weggelaten, de tekst waarin de profeet zegt: ‘Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen’. En bij de kindermoord citeert Mattheüs Jeremia 31: 15: ‘Een stem is in Rama gehoord, geklaag, gejammer en veel gekerm; Rachel huilde over haar kinderen, en wilde niet vertroost worden, omdat zij er niet meer zijn’. En Mattheüs heeft nog een derde citaat uit Jesaja 11: 1, 60: 21 en Zacharia 6: 12, de plaatsen waar staat dat hij die komt naar de belofte ‘Nazarener’ genoemd zal worden. Dat de Heiland de vervulling is van de Schriften is iets wat een evangelist als Mattheüs wel bezighoudt, maar een schrijver van de Heliand minder.

En nog enkele typeringen in de taal.
1. Now mu-j Hum naor Egyptelaand brengen e onder 't volk wonen (Egypte) 
2. De kereld vertrokken umme hum de gek an te stekken.  
3. Hij maakn zich hellig in de börste.  
4. Now hef koning Herodes dit licht op-egeven.  
 
Weer conclusie in typische verwoording van de theologie bij kindermoord: ‘Zie deuden naor de dudelijke veurbestemming ,de wil van d'n Heersenden, helmaole zoas Hij 't eer eerder met ziene weurde besteld häd'. Dat besef van voorbestemming en dat de wereld in Gods hand is geeft een zekere berusting, geeft ook vertrouwen, geeft rust.