Kerstevangelie in het oud-Kampers
Al in de achtste eeuw na Christus was er een evangelie geschreven in het Oud-Kampers. De teksten zijn minder bekend. Daarom zal ds. Klaas van der Kamp een toelichting geven op de teksten die betrekking hebben op Kerst in de kerstnacht van 24 op 25 december.
De uitleg maakt onderdeel uit van de 24-uurs-kerkdiensten die wijkgemeente Open Hof verzorgt rond het asiel van de familie Babayants uit Oezbekistan. Ds. Klaas van der Kamp heeft ingetekend voor de dienst vanaf middernacht tot vier uur ’s ochtends in de kerstnacht. Hij zal in de middernachtelijke uren vier delen lezen en uitleggen van het kerstevangelie. Het gaat over Maria, over de geboorte, de wijzen en de vlucht naar Egypte. Bezoekers vergelijken de teksten van de Heliand die in het oud-Kampers zijn geschreven met de tekst uit de Bijbelse evangeliën. De predikant laat de verschillen zien. Dat maakt duidelijk hoe christenen hier in de lande de oorspronkelijk Joodse teksten een Germaanse jas hebben gegeven.
Naast Bijbeluitleg is er ruimte om kerstliederen te zingen. Iedereen is welkom om de kerstnacht geheel of gedeeltelijk wakend mee te vieren. Plaats van samenkomst voor dit onderdeel van de doorlopende kerkdienst is Open Hof, Lelystraat 49 te Kampen, van 0.01 uur tot 4.00 uur.
Hieronder volgen enkele teksten, mogelijk later nog aangevuld, waarin de eigenheid van de Heliand rond kerst naar voren komt.
De geboorte
De Heliand gaat voorbij aan allerlei Joodse spitsvondigheden in de tekst van Lukas. Je merkt bij het lezen van Lukas dat de evangelist bronnen heeft gebruikt die goed op de hoogte waren van het Joodse denken. Zo schrijft Lukas enkele keren ‘En het geschiedde in die dagen’. Dat is een specifiek Joodse manier om te laten zien dat iets werkelijk gebeurd is.
Lukas schrijft dat er ‘geen plaats is in de herberg’ voor Maria en Jozef. Uitleggers passen dit soms toe door te zeggen dat Jezus ongewenst was. De wereld wilde geen plaats inruimen voor hem. Wie de Joodse bronnen kent, kan vermoeden dat de onderliggende gedachte met reinheid heeft te maken. Als een vrouw bevalt in bijvoorbeeld een horeca-gelegenheid geldt het betreffende pand veertig of tachtig dagen als onrein, afhankelijk van de vraag of er een jongetje of een meisje is geboren. Het weigeren van een plaats heeft dus te maken met de angst dagenlang gesloten te moeten blijven als uitbater. De Heliand gaat aan deze achtergronden voorbij en meldt neutraal, dat Maria ‘onderweg’ haar kind kreeg.
Meest mysterieus is de tekst dat Jozef en Maria naar Bethlehem moeten gaan, omdat ze daar oorspronkelijk vandaan komen. Het gaat om de vraag waarom ze daarbij 43 generaties teruggaan in de tijd? Als er al sprake moet zijn van oorspronkelijkheid, waarom dan niet 2 generaties of 3 generaties? Dan zou het nog overzichtelijk zijn. Maar 43 generaties zou voor ons betekenen dat we vanuit onze tijd ver in de Middeleeuwen terug moeten gaan. Als je een volkstelling wilt laten mislukken moet je die voorwaarde stellen. Het is de ongerijmdheid van dit vers die een Joodse geleerde als Pinchas Lapide doet vermoeden dat Jozef en Maria juist zijn gevlucht uit Nazareth om daarmee te ontkomen aan de verplichte inschrijving. Lapide spreekt over ‘een vluchtelingenkind’ en sluit aan bij de kennis dat er bij Nazareth en het naburige Sepphoris groot zelotisch verzet was tegen de Romeinse overheersers.
Het lijkt theologisch redelijk om de ontknoping dichter bij de tekst te zoeken. ‘Terug naar zijn eigen stad’ sluit aan bij tekst uit Leviticus waar sprake is van het jubeljaar. Eens per 50 jaar mochten ontheemden terugkeren naar hun oorspronkelijke woonplaats en kregen ze huis en gronden terug die ze soms uit armoede hadden moeten verkopen. Het idee is dat er in Israël geen slaven zijn, maar dat ieder recht heeft op het vruchtgebruik van huis en haard. Waarschijnlijk heeft Lukas bronnen gebruikt die naar dat jubeljaar willen verwijzen. Jezus luidt met zijn geboorte een jubeljaar in. Het is dan ook geen toeval als Jezus later in de synagoge een boekrol ter hand neemt en een fragment over het jubeljaar leest.
In de Heliand vind je al deze fijngevoeligheden niet terug. De tekst staat wel stil bij de inschrijving, maar koppelt die direct aan de noodzaak belasting te betalen, zoals men dat kende als horigen in een samenleving die door de adel werd gedomineerd. Namen van de adel, zoals ‘de hertog’ keren dan ook in het geboorteverhaal terug.
Een tweede element dat opvalt in de Heliand heeft betrekking op het respect dat men heeft voor het nieuwgeboren kind. Waar de oorspronkelijke tekst de kwetsbaarheid en de eenvoud benadrukt, werd dat de schrijver van de Heliand te machtig. Hij kon moeilijk een boodschap verkopen aan de Germanen van een hulpeloos kind. Stel je voor: de eeuwige God, die in de hemelen thuis is; het doet hem aan als blasfemie om die God te kleineren. Daarom doet de schrijver alle mogelijke moeite om de koninklijke allure van het kind naar voren te brengen. Als het kind is geboren, staat er: ‘Zijn moeder nam hem in haar handen, wikkelde hem in een gewaad, omwond hem daarna met schitterende sieraden en legde liefdevol het luttele jongetje, het kind in een kribbe’. Je merkt dat de Germanen niets liever zien in de Heiland dan een koninklijke gestalte; de nederigheid als deugd is hen vreemd.
Diezelfde insteek zie je even later als het over de herders gaat. De Heliand noemt hen eenvoudigweg ‘wachters’. En de tekst spreekt dan als volgt: ‘Wachters hoorden het, knechten die over hun paarden, hun kudde buiten de wacht hielden, die waakten over de rossen, het vee op het veld’. Met andere woorden: de schapen waar oorspronkelijk sprake van is, waren de Germanen te min. Een beetje koning verdient meer waardering dan dat. Daarom spreken ze over ‘paarden’, de dieren die ze kennen van de adellijke families, de dieren die ze respecteren. Een beetje vorst gun je een paard. Hoezeer het oud-Saksisch van het hedendaags Kampers afstaat merk je bijvoorbeeld in tekst die we weergeven als ‘het vee op het veld’: ‘felias aftar felda’…..
Het is bekend, een derde kenmerk van de Heliand, dat er naast een besef van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest lange tijd een vierde gestalte is meegelopen. Die van het lot. Soms wordt die God met een hoofdletter geschreven: Wurd. Het is de voorzienigheid, de dingen die komen zoals ze moeten komen. Je vindt het ook in het geboorteverhaal als de Heliand schrijft: ‘Hoor nu de blijde mare: door het schitterende lot en de beschikking van God kreeg Maria haar kind…’.
Vlucht naar Egypte
Het past dit jaar het kerstverhaal af te ronden met de vlucht naar Egypte. Nu we in Open Hof de familie Babayants als vluchtelingen onderdak verlenen, realiseren we ons dat de Heiland zelf als vluchteling naar Egypte is afgereisd. Het is niet helemaal duidelijk hoe lang hij daar verbleef. Voor een Joodse lezer, vertelde prof. dr. Amy-Jill Levine tijdens de presentatie van ‘Het NIeuwe Testament met Joodse toelichtingen’, is duidelijk dat er parallellie is tussen Mozes en Jezus. Mozes kwam vanuit Egypte als leider en bevrijder van zijn volk; zo is Jezus bedoeld. En Mozes moest voor zijn leven vrezen toen hij in een biezen mandje lag, zo was Jezus zich zijn leven niet veilig, toen hij was geboren en moest vluchten voor het zwaard van Herodes.
Je merkt in allerlei woorden de Germaanse invloed in de tekst. Herodes telt de leeftijd van het kind Jezus om te weten vanaf welke leeftijd hij kinderen moet laten vermoorden. De Heliand schrijft ‘nu ik zijn dagen kan tellen, zijn wintergetal weet, kan ik er waarlijk voor zorgen dat het kind op aarde nooit oud zal worden’. De Germanen tellen de winters om iemands leeftijd te benoemen.
De Germanen kenden de nodige wreedheden. Dus het tafereel wordt bloedig geschilderd. ‘Hun borelingen stierven, kwamen jammerlijk om, jonge kinderen, bebloed tegen hun borst’.
De goddelijkheid van het lot komt naar voren. ‘Het vredeskind van God woonde daar naar zijn wil, totdat Wurd toesloeg en de kwade man, koning Herodes, van de mensen wegnam’. En als ze naar huis mogen klinkt de tekst: ‘Onmiddellijk wilden ze gaan, beiden met de boreling, zodat het blijde lot, de wil van de almachtige, zijn woord werd vervuld’. Je merkt hoezeer het besef dat het leven in Gods hand is, door de hele tekst is heengeweven. Het geeft de Germaanse vroomheid iets lijdelijks, iets afwachtends, tegelijk iets van vertrouwen en overgave. Je mag immers weten dat er geen haar van je hoofd valt, zonder dat de hemelse Vader er op de één of andere manier besef van heeft.
Wie de Heliand leest, komt geregeld het woord ‘licht’ tegen, veel vaker dan dat je het in de evangeliën treft. Logisch, als je beseft dat het licht in deze regionen leven betekent. Als Herodes overlijdt, heet het dan ook, dat hij ‘van dit licht is geweken’.
Als je de oorspronkelijke versie in het evangelie van Mattheüs leest, kom je diverse tekstverwijzingen tegen naar het Oude Testament. Hosea 11: 1 is weggelaten, de tekst waarin de profeet zegt: ‘Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen’. En bij de kindermoord citeert Mattheüs Jeremia 31: 15: ‘Een stem is in Rama gehoord, geklaag, gejammer en veel gekerm; Rachel huilde over haar kinderen, en wilde niet vertroost worden, omdat zij er niet meer zijn’. En Mattheüs heeft nog een derde citaat uit Jesaja 11: 1, 60: 21 en Zacharia 6: 12, de plaatsen waar staat dat hij die komt naar de belofte ‘Nazarener’ genoemd zal worden. Dat de Heiland de vervulling is van de Schriften is iets wat een evangelist als Mattheüs wel bezighoudt, maar een schrijver van de Heliand minder.