Mollen
Mollen hebben een slecht imago. En dat is vreemd. Ze bijten niet. Ze lopen ons niet voor de voeten. Ze zijn juist nuttig. Ze ploegen de grond. Ze eten wormen en insecten. Alleen zie je af en toe een afvalberg. Nou ja, berg. Het is niet meer dan een molshoop. Dus waar maken we ons druk om?* We gebruiken in onze provincie verschillende namen voor het diertje. Het is ‘een molle’ in Kampen, ‘ne vroote’ in Wierden en ‘een groondbossel’ in andere delen van Twente.
Ik sprak met mijn familie over de mol. Wij kwamen er op, omdat we samen het programma kijken ‘Wie is de Mol?’ Ik zit met hen ook in een app waarin je de mol iedere keer moet aanwijzen. Je kan kiezen uit tien mensen. Allemaal BN-ers zeggen ze. Nou moet ik eerlijk toegeven dat ik de meeste niet ken. En van sommigen ken ik alleen de vader. Van Splinter Chabott bijvoorbeeld en van Marije Knevel.
Maakt niet uit. Wie is de Mol is een televisieprogramma dat echt uitsteekt boven het maaiveld. Het programma nodigt uit om met elkaar door te praten over karakters en gedrag. En dan komt er ineens diepgang in de gesprekken. Louis ter Steeg heeft er ooit een boekje over geschreven met de titel ‘Terwijl de kijker zich vermaakt’. Bepaalde programma’s lijken oppervlakkig maar leveren reflectie op het leven. De flatscreen wordt ineens een diepscreen.
Zo is het met De Mol. Het geeft je wijsheid voor het leven. Want overal kom je van die mensen tegen die anoniem het werk saboteren of praatjes verkopen. Van die dwarsliggers. Bij ons is het woord inmiddels synoniem geworden voor alles wat ons niet bevalt en waarvoor niemand de verantwoordelijkheid neemt. Als we over de N50 rijden, en we zien hoe slecht de doorstroming is, zeggen we: ‘Wie is hier de mol? Wie heeft hier de weg ontworpen?’ Of we zien dat Nederland als laatste EU-land gaat vaccineren. ‘Wie is de mol? Wie is de baas van de GGD’?
Blijft staan de vraag waarom we over een mol spreken. Het beestje geeft helemaal geen aanleiding voor zo’n negatieve beoordeling. Je ziet hem bijna nooit. En waarschijnlijk zit ‘m daar de kneep. We hebben de neiging af te geven op alles wat we niet goed kennen. Daarom discrimineren we de mol. Tegelijk zeggen we niets van bij voorbeeld een kat, die we vertrouwen en aaien en die ondertussen de vogeltjes opeet. Ik stel voor dat we het woord ‘mollen’ loslaten. Dan toch maar een andere titel voor het programma. Wie is de kat? bijvoorbeeld. Of: wie krijgt de kater? Andersom mag ook. Dat we in het dagelijkse leven niet meer over ‘mollen’ spreken, maar allemaal het Twentse woord gebruiken: ‘groondbossels’. Dat doet het dier meer recht.
* 'Waar maken we ons druk om'. In de streektaal: 'Woarumme so neerbugend? Net of de goedwies kapot is'.