Geloof en bijgeloof
Een onverklaarbare genezing, wonderbaarlijke redding of zelfs een engel zien: Nederlanders hebben besef van een bovennatuurlijke werkelijkheid, 63 procent van de Nederlandse bevolking tussen de 16 en 90 jaar gelooft in meerdere of mindere mate in wonderen. Dat blijkt uit onderzoek van Motivaction in opdracht van KRO-NCRV en Museum Catharijneconvent vrijdag 21 februari 2020 naar buiten gebracht.
De gegevens logenstraffen de veronderstelling dat Nederlanders hard op weg zijn het meest atheïstische land van Europa te worden en zich uit te leveren aan een ongelimiteerd verlichtingsgeloof. Ook opmerkelijk: een op de drie Nederlanders gelooft in beschermengelen.
Ruim 2000 mensen hebben deelgenomen aan het onderzoek, waaronder protestanten, room-katholieken, moslims en niet-gelovigen. Zij vormen een representatieve dwarsdoorsnede van de Nederlandse samenleving, meent Motivaction. Een bijzondere uitkomst is dat protestanten meer in wonderen geloven dan rooms-katholieken.
Ruim een op de vijf Nederlanders heeft zelf een wonder of wonderbaarlijke ervaring meegemaakt. Dit komt neer op circa 3,1 miljoen Nederlanders. Honderden hebben hun wonder gedeeld tijdens het onderzoek. ‘Op mijn meest zwarte dag tijdens mijn gevecht tegen kanker, werd de verloren trouwring van mijn overleden vader door een automonteur in zijn voormalige auto teruggevonden en werden wij daar over gebeld door de garage. Heb opnieuw mijn schouders er onder gezet.’ Aldus een van de respondenten.
Onverklaarbare genezingen of wonderbaarlijke reddingen zijn veel genoemde wonderen. Mensen in een risicovol beroep, waaronder artsen, politiemensen en andere hulpverleners lijken dan ook vaker in wonderen te geloven. Rooms-katholieken geloven het vaakst dat een overledene soms bij hen is. Een van de respondenten schrijft: ‘Iemand waar ik bevriend mee ben heeft als profielfoto op sociale media een roodborstje. Deze persoon is overleden. Op het moment dat ik het er moeilijk mee had landde er een roodborstje op mijn schutting. Ik heb een kat dus normaal wagen de vogels zich niet in mijn tuin’.
Mannen maken net zo vaak een wonder mee als vrouwen, en ook woonplaats lijkt geen verschil te maken. Nederlanders die wonderen ervaren zijn gemiddeld wel wat ouder, maar daar staat tegenover dat jongeren vaker op een wonder hopen.
Nederlanders zijn niet meer gewend om wonderen uit te leggen in religieuze termen. Ze zijn minder vertrouwd met dat vocabulaire. Slechts 6 procent verbindt het wonder met religieuze taal. Het overgrote deel van de mensen typeert het als iets dat wetenschappelijk niet verklaarbaar is.
Overijssel-Flevoland
In literatuur over Oost-Nederland verbinden auteurs het geloof van de Saksen nogal eens met een lotsidee. Als classispredikant stel ik daar vragen bij. Je komt in de Heliand weliswaar het idee tegen dat het lot invloed heeft op mensen. JE vindt er bijvoorbeeld een tekst over een blinde man: 'Zoals de maan wast of afneemt, zo gaat het met de mensen in deze wereld (…) totdat het Lot hen verwijdert'. Wanneer Jezus weent over Jeruzalem zegt de tekst: 'Wee over u, Jeruzalem, sprak Hij, dat ge waarlijk niet weet de werkingen van het Lot, die over u komen zullen'. Maar je mag er de vraag bij stellen, wat precies de betekenis van het lot in die context. En je kan de vraag stellen of de Saksen daarin afwijken van de algemene opvattingen in Nederland.
Motivaction laat zien, dat 62 procent van de huidige generatie Nederlanders gelooft in zoiets als het lot. Onder moslims ligt dit percentage nog hoger, 87 procent gelooft dat zijn of haar lotsbestemming vastligt. Verder is 43 procent van de Nederlanders helemaal of een beetje bijgelovig, en heeft ongeveer twee op de vijf Nederlanders wel eens iets gedaan om de kans op een wonder te vergroten, zoals een schietgebedje.
Bijna driekwart van de Nederlanders die iets wonderbaarlijks heeft meegemaakt geeft aan dat dit invloed heeft op het leven. Zo zegt 39 procent dat ze positiever in het leven staan en is 36 procent minder bang.
Motivaction voerde twee maanden geleden specifiek onderzoek uit naar het bijgeloof in Oost-Nederland. Bij dat onderzoek waren de provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland betrokken. Aanleiding voor dat onderzoek was onder meer het aanbod van Oudejaarsloten. Dat onderzoek wees uit dat één op de tien Overijsselaars wel eens tegen zijn Staatslot praat. In Gelderland is dat niet anders. En in Flevoland kust twaalf procent van de spelers zijn lot voor wat extra geluk.
Volgens Motivaction, die het onderzoek uitvoerde in opdracht van de Staatsloterij, spelen allerlei rituelen een rol bij zo’n trekking. De meeste rituelen betreffen bijgeloof. Zo koopt een derde van de spelers in Overijssel het lot altijd bij dezelfde winkel, om geluk af te dwingen. 10 procent van de spelers in Overijssel praat wel eens tegen zijn of haar lot voor dat extra beetje geluk. 7 procent heeft het lot zelfs wel eens een nachtje onder het hoofdkussen gelegd.
In Flevoland zijn ze gek op waarzeggers, daar maakt 6 procent van de spelers er gebruik van. Hetzelfde aantal brandt een kaarsje om het geluk af te dwingen. Liefst 31 procent van de spelers in Flevoland visualiseert dat hij of zij al gewonnen heeft. 12 procent kust het lot en hetzelfde aantal bewaart het lot onder het hoofdkussen voor extra winkansen. Een op de twaalf spelers uit Flevoland praat wel eens tegen het lot.
Foto: Einstein (internet)