Gebed
De derde week van januari is de week van het gebed. Ik wil het daarover hebben. Ik realiseer me dat veel luisteraars zich niet tot een kerk rekenen. Maar onderzoek wijst uit, dat mensen die zondagochtend uitslapen wel geregeld bidden. Ik heb zelf zo’n collega gehad. Als we iets ingewikkelds moesten doen, zei hij: ‘Nou even stoppen’ en dan sloot hij zijn ogen en zei: ‘Nu eerst even nadenken’. Later heb ik in de literatuur gelezen dat deze vorm van concentratie een naam heeft: meditatief bidden. Het is een vorm van je aandacht focussen.
Het is nog weer anders als je tot God bidt. Dat heeft ook iets van concentreren, maar je hebt de overtuiging dat je je gedachten uitspreekt tegen een persoon. Je neemt als het ware even gas terug en vraagt om hulp en bijstand van een ander. Wij, mensen lijken daarmee op de valk, die hoog in de lucht stil hangt, bidt, alvorens naar beneden te duiken om zich op zijn prooi te storten. Ook de uil kan biddend in de lucht hangen. Geen wonder dat je kerkuilen hebt en torenvalken. En om de dieren nog wat uit te breiden: je hebt ook bidsprinkhanen.
Thuis hadden we een mooi woord voor het gebed. ‘Loawwe stille ween’, zei mijn vader dan. Daarin zit letterlijk het besef dat je je gedachten tot rust brengt. De oorspronkelijke houding van het gebed drukt overgave uit. Dat komt van de Germanen. Als zij zich overgaven in de strijd, staken ze hun zwaard in de grond, legden hun handen werkeloos over het heft en sloten hun ogen. Met die houding maakten ze duidelijk dat ze afhankelijk waren van de genade van de ander.
Ik nam eens een vriend mee naar de kerk, gewoon om hem te laten kennismaken met wat er in de kerk gebeurde. Ik moest zelf de dienst leiden. Na afloop zocht ik hem op en vroeg: ‘Hoe vond je het?’ ‘Nou’, zei hij, ‘meer bij de tijd dan ik gedacht had’. ‘Mooi’, zei ik. ‘Fijn om te horen. En welk onderdeel sprak je in het bijzonder aan?’ ‘Het laatste gebed, het laatste stukje’, zei hij. ‘Je bedoelt het Onze Vader’, zei ik. ‘Nee’, zei hij, ‘daarvoor’. ‘Maar dat is het stil gebed’, zei ik. ‘Ja, dat bedoel ik’, zei hij.
Ik moest er om glimlachen. Dat hij nou net het stukje van de dienst pakte, wat ik niet in de studeerkamer had voorbereid. En ik dacht: zou dat niet het geheim van een goed gebed zijn, dat je je eigen gedachten mag laten opkomen en jezelf de rust gunt om balans te vinden?