Netwerk dorp hechter dan netwerk in stad
Dorpsbewoners hebben gemiddeld een groter en hechter sociaal netwerk dan stedelingen. Dat blijkt uit cijfers van het ‘Landelijk expertisecentrum sociale interventie’ (Lesi). Tien procent van de stadsbewoners is sociaal geïsoleerd te noemen, tegen drie procent van de bewoners op het platteland.
Betsy Nobel, dorpskerkambassadeur voor onder meer de classis Overijssel-Flevoland, brengt deze gegevens naar voren in een artikel op de website van de landelijke Protestantse Kerk. Dorpsbewoners zijn meer onderdeel van een gemeenschap. Als ze echter buiten de gemeenschap vallen, hebben ze het zwaarder dan hun lotgenoten in de stad. Ze schamen zich voor het gevoel van eenzaamheid, en kunnen terughoudendheid ervaren van andere dorpsbewoners en zichzelf zien als ‘vreemde vogels’. In een stad kunnen die vreemde vogels weer iets makkelijker binnenwandelen in een anoniem netwerk zoals een inloophuis.
Een dorp vormt een hechte gemeenschap, legt Betsy Nobel uit, en ze laat daarbij woorden klinken, die in het oosten van Nederland gemeengoed zijn, zoals Noaberschap en Mienskip. De dorpskerkambassadeur pleit in haar artikel voor een gastvrije dorpskerk, die er is voor álle mensen in het dorp. "Pastoraat is dan niet aankomen met een koffer vol antwoorden, maar samen in gesprek gaan over het leven, de zin ervan, geloof, vragen en twijfels."
Hoe kan een dorpskerk een ruimte worden voor alle mensen in het dorp?, vraagt Betsy Nobel zich af in haar artikel. Dit lijkt op het eerste gezicht nogal een opgave. Want wie moet zich daarvoor in gaan zetten? Kan de dominee zijn of haar tijd niet beter besteden aan mensen die al lid zijn van de kerk? En willen mensen ‘van buiten’ eigenlijk wel iets met de kerk te maken hebben?
‘In de dorpskerkenbeweging spreken we graag over grensgangers’, zegt Betsy. ‘Begrippen als binnenkerkelijk, randkerkelijk en buitenkerkelijk doen de realiteit in onze huidige samenleving geen recht meer. De meeste mensen zijn grensgangers. Zij bewegen zich op vele terreinen van het leven. Ook de trouwe kerkganger is in zijn dagelijks leven verbonden met vele anderen door werk, buurt, familie. En degene die zichzelf niet gelovig noemt, komt toch soms in de kerk voor een uitvaart, een huwelijk of een expositie’.
Betsy Nobel citeert Tomás Halík, priester en hoogleraar te Praag. Hij stelt dat mensen tegenwoordig geen genoegen moeten nemen met ‘nepvragen’ waarop van tevoren al een antwoord is geformuleerd. Nobel: ‘Als christenen kunnen we ons alleen maar bezighouden met de werkelijke vragen van het leven, betoogt hij in zijn boek Raak de wonden aan. Dit betekent dat christenen zowel hun eigen vragen en twijfels als die van anderen serieus moeten nemen. Pas dan ontstaat er ruimte voor een echt gesprek. Christenen weten het niet beter dan anderen, ook zij zelf zijn vaak gewond door het leven. Zij kunnen niet anders zijn dan wounded healers (Carl Jung), mensen die alleen via hun eigen wonden dichter bij anderen kunnen komen op hen te helpen’.
Nobel vervolgt: ‘Wanneer we vanuit dat perspectief naar de dorpssamenleving gaan kijken, kunnen grenzen van lidmaatschap en kerkelijke betrokkenheid niet langer een barrière vormen voor wat wij als christenen te bieden hebben, namelijk krachtige verhalen, een relatie met Jezus - die zelf een woundend healer was - en de hoop die in ons is, de kracht om in iedere situatie overeind te blijven. Waar mensen terug willen vallen op een stuk geborgenheid in de eigen omgeving, is het een belangrijke taak van de kerk ervoor te zorgen dat mensen hun heil niet gaan zoeken in nationalisme en populisme, maar in een oprechte verbondenheid met elkaar over alle grenzen heen’.
Betsy Nobel verzorgt een workshop over dit thema bij de landelijke pastorale dag op 6 april in Woerden. (Klik hier).
Foto: iedereen draagt letterlijk een steentje bij aan de collage van materialen tijdens de veertigdagentijd in de dorpskerk