Vensters op de maaltijd van de Heer
Overweging, uitgesproken in de Open Hof te Rijssen op zondag 26 juni 2022
Lezingen: I Korintiërs 11:17-26 en Didache 9:1-4
Mensen van de Open Hof,
Gemeente van Christus,
1.
Er was eens een jongetje, dat elke zondag met zijn ouders mee moest naar de kerk.
Hij vond het er niet zo leuk.
Kindernevendienst bestond nog niet.
De preken duurden lang.
Soms probeerde hij te luisteren. Maar vaak dwaalden zijn gedachten al snel af. Dan was het zo verschrikkelijk saai.
Dan telde hij hoeveel lampen er in de kerk waren; of hoeveel ramen.
Het allerergst waren de diensten met avondmaal. Het duurde dan nog langer dan gewoonlijk. Eerst de preek. En daarna las de dominee een lang formulier voor. Vol zware woorden.
Mannen in zwarte pakken droegen met een ernstig gezicht de schalen met brood en de bekers door de kerk.
Er hing een zware stemming.
Het jongetje mocht net als alle anderen kinderen niet meedoen met het avondmaal. Wanneer de schaal met brood door de banken werd doorgegeven rook hij de geur van het brood. Maar een stukje brood van de schaal pakken mocht niet.
De schaal ging zijn neus voorbij.
Eén keer preekte de dominee in zo’n avondmaalsdienst over de tekst: “Laat de kinderen tot mij komen”. Het jongetje snapte de strekking van de preek wel: kinderen weten wat geloven is!
Toen de dominee begon aan het voorlezen van het formulier wilde hij zijn vinger opsteken. En een vraag stellen: als kinderen weten wat geloven is, waarom mogen ze dan niet meedoen? Maar hij stak zijn vinger niet op. Dat durfde hij niet.
2.
Die zware stemming, waar komt die toch vandaan?
Ik denk dat het iets is dat in het verleden is gegroeid.
Wanneer je dat formulier van vroeger nog eens doorleest, dan kom je beladen woorden tegen.
Beroemd en berucht is die zin, dat je jezelf geen oordeel moet eten. Dat is een zin, die veel angst heeft gezaaid – angst die soms een heel mensenleven mee kan gaan.
In dat oude formulier ontdek je ook al snel dat alle nadruk daarin valt op Jezus’ lijden, op dood en zonde.
Denk maar aan die woorden, die ergens in ons collectieve geheugen gegrift staan: ‘het lichaam van Christus is gebroken tot een volkomen verzoening van al onze zonden’.
De mensen die dat oude formulier ooit schreven, hebben – denk ik – dat stukje uit Paulus’ brief aan de Korintiërs met aandacht gelezen.
Het is het oudste bericht dat we hebben over de maaltijd van de Heer.
Paulus vertelt door wat anderen aan hém hebben verteld.
We horen de instellingswoorden, die we ook uit de evangeliën kennen.
En Paulus sluit af met een conclusie: ‘Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt’.
Zo raakte in onze traditie de maaltijd van de Heer verbonden met Jezus’ dood en de zonden.
Nu is Jezus’ dood inderdaad een van de kanten van de maaltijd van de Heer.
Die dood heeft – zo zegt ‘de kerk’ – verzoening gebracht; om dat grote woord nog maar eens te gebruiken.
Hoe je dat precies moet zien?
Nou, als je dat wil weten valt er een boekenkast over je heen!
Een boekenkast vol zware, moeilijke boeken. Dat maakt gelijk duidelijk: eenvoudig te begrijpen is het niet; en de meningen lopen ook uiteen.
Mooi vind ik wat Luther erover heeft gezegd.
Ook hij had ermee te maken, dat mensen niet kwamen voor de maaltijd van de Heer.
Dat snapt hij niet.
En dan zegt hij: bij de maaltijd van de Heer wordt de vergeving uitgedeeld.
Die vergeving wil jij toch ook? Nou, dan kun je toch niets anders dan heel hard naar de kerk rennen! Zo hard als je kunt!
Stel je dat eens voor op zondagmorgen in Rijssen!
4.
Dat is één kant van de maaltijd van de Heer.
Maar: in de maaltijd van de Heer gaat het niet alléén om Jezus’ dood.
Veelzeggend is, dat dat ene zinnetje van Paulus in de evangeliën niet voorkomt!
Er zijn ook andere vensters als het gaat om de maaltijd van de Heer.
Die zijn we in het verleden misschien wat kwijtgeraakt.
Maar het zijn vensters die de moeite waard zijn om opnieuw te ontdekken.
En de moeite waard om te openen.
Daarmee verandert de maaltijd van de Heer van kleur.
Ik denk dat het lichter wordt.
Het eerste waar ik dan aan denk is Jezus’ opstanding.
Die klinkt altijd mee.
Paulus zou nooit zijn brieven hebben geschreven –
wij zouden nooit hier vandaag zijn samengekomen –
mensen hadden nooit de maaltijd van de Heer gevierd –
als Jezus leerlingen, zijn vrienden en vriendinnen, niet de overweldigende ervaring hadden opgedaan: Jezus is niet dood, hij leeft.
De dood heeft niet het laatste woord.
Zo is de maaltijd van de Heer dus óók met de opstanding verbonden.
En daarom vind ik het mooi, dat we straks niet op onze plaats blijven zitten.
Maar dat we opstaan van onze stoel en in beweging komen!
Daarom moet ik op het moment dat ik opsta van mijn stoel altijd even aan de opstanding denken. Het geeft me hoop en perspectief.
6.
Nog iets waar ik aan denk is dat we de maaltijd van de Heer nooit in ons eentje vieren. Die vieren we met elkaar. Altijd samen.
Wanneer je opstaat van je stoel, sluit je je aan in een bonte stoet van mensen.
Een lange traditie ook.
Mensen die net als jij je weg zoeken door het leven.
En zich in die zoektocht laten inspireren door de verhalen uit de bijbel.
Dat gemeenschappelijke wil ook zeggen dat je het met elkaar goed wilt houden.
Dat je in vrede met elkaar leeft.
Dat er oog is voor elkaar, zorg voor hen die hulp nodig hebben, zorg voor de wereld.
Dat klinkt ook door in dat hoofdstuk bij Paulus.
Paulus windt zich daar enorme op. En waarom?
Omdat de mensen van de gemeente in Korinthe een enorme puinhoop van de maaltijd van de Heer hebben gemaakt.
Sommigen eten en drinken.
Zoveel, dat er voor de armen niets overblijft.
Dat kán niet, zegt Paulus.
Zorg ervoor, dat je het goed hebt met elkaar!
7.
Nog weer een ander venster ontdekken we in dat stukje dat we hebben gelezen uit het boek Didache.
Achtergrondinformatie:
Didache 9:1-4 (vertaling: A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1, Kampen 1981, 249):
- Met betrekking tot het avondmaal. Viert dit zo:
- Eerst aangaande de beker, Wij danken U, Onze Vader, voor de heilige wijnstok, David uw Knecht, die Gij ons door Jezus Uw Knecht hebt bekend gemaakt.
- Aangaande het gebroken brood. Wij danken U, onze Vader, voor het leven en de kennis die Gij ons door Jezus Christus hebt bekend gemaakt. Aan U de luister tot in eeuwigheid.
4 Zoals dit gebroken brood verspreid was over de bergen en tot één geheel werd samengebracht, laat zo, uw kerk verzameld zijn van de uiteinden van de aarde in uw rijk. Want van U is de luister en de kracht door Jezus Christus tot in eeuwigheid.
In vers 1 staat: Περὶ δὲ τῆς εὐχαριστίας (Die apostolischen Väter, Neubearbeitung der Funkschen Ausgabe von Karl Bihlmeyer, Erster Teil, Tübingen 1956, 5).
Zoals ik al zei: dat is een heel oud geschrift uit de vroeg-christelijke kerk.
En een belangrijk geschrift, want we weten dat het bijna in de bijbel was terechtgekomen!
Achtergrondinformatie:
Ter inleiding op de lezing heb ik verteld:
Voluit is de titel: Διδαχὴ κυρίου διὰ τῶν δώδεκα ἀποστόλων τοῖς ἔθνεσιν (geciteerd naar: Die apostolischen Väter, Erster Teil, 1). Dat betekent: Onderwijs van de Heer, door de twaalf apostelen, aan de volkeren (in dat eerste woordje ‘didache’ hoor je ons woord didactiek doorklinken).
Het is heel oud boek, geschreven aan het begin van de tweede eeuw.
In vroeg-christelijke gemeenten werd eruit gelezen.
Bijna was het in de Bijbel terecht gekomen. Dat weten we omdat kerkvader Athanasius in een van zijn Feestbrieven (uit het jaar 367) de zevenentwintig boeken opsomt die volgens hem tot het Nieuwe Testament behoren; en daarbij opmerkt: maar Didache hoort er niet bij (vgl. A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1, 225vv.). Als je dat hoort, dan weet je: Didache was een boek met gezag; anders was het voor Athanasius niet nodig geweest zich ertegen af te zetten.
Athanasius kreeg zijn zin: Didache verdween uit beeld. Pas in het jaar 1873 werd het in een heel oud handschrift herontdekt. In 1883 werd de tekst voor het eerst uitgegeven.
In het boek Didache vinden we een klein stukje over de maaltijd van de Heer. Het klinkt als een liturgische tekst.
In dat stukje dat we hebben gelezen, horen we hoe we volgens de schrijver van Didache de maaltijd zouden moeten vieren.
Het klinkt als een hele oude liturgie.
Wat opvalt is:
– geen woord over Jezus’ dood;
– geen instellingswoorden;
– eerst iets over de beker; en pas daarna woorden over het brood.
Achtergrondinformatie:
Vgl. Lukas 22:15-20: eerst beker, dan brood, dan nog een keer beker.
En over het brood wordt gezegd: ‘Zoals dit gebroken brood verspreid was over de bergen en tot één geheel werd samengebracht, laat zo uw kerk verzameld zijn van de uiteinden van de aarde in uw rijk’.
De maaltijd van de Heer is voor de schrijver van Didache een venster op het koninkrijk van God!
Het grote perspectief dat God met deze wereld voor ogen heeft.
Ik kan me daar wel iets bij voorstellen.
Wanneer je bedenkt dat iedereen welkom is: grote mensen én kleine kinderen.
En wanneer je kijkt naar dat gebaar van het brood dat gebroken wordt en uitgedeeld.
Zó uitgedeeld dat er genoeg is voor iedereen, dan ga je toch denken aan het koninkrijk van God!
Dan ga je toch bijna denken: heel even ís het koninkrijk er.
Heel even ís er die vrede die alle verstand te boven gaat.
De vrede tussen God en mensen
En de vrede van mensen onder elkaar.
8.
Zo krijgen we er zicht op, dat de maaltijd van de Heer zich niet in één betekenis laat opsluiten.
Wanneer we de maaltijd van de Heer vieren worden allerlei vensters geopend, die zich geven op vele betekenissen.
Ik noemde: de vergeving wordt uitgedeeld – en de opstanding klinkt altijd mee – en er valt licht op de gemeenschap – en het koninkrijk van God is nabij.
En de oude afbeeldingen waarover ik in het kerkblad schrijf, laten nog meer betekenissen zien:
– velen hebben de maaltijd van de Heer beleefd als iets wat vergelijkbaar is met de verhalen over de wonderbare spijziging;
– anderen zeiden: het is proeven en genieten van de goedheid van de Heer;
– nog weer anderen dachten aan: koren uit de hemel; aan: brood van de engelen.
Je kunt dus aan heel veel dingen denken als je straks naar voren loopt, je hand ophoudt en je daarin brood ontvangt.
Waar denk jij aan als je straks naar voren loopt?
9.
Tot slot nog even terug naar dat jongetje waarmee ik begon.
Jullie zullen wel gesnapt hebben: dat jongetje ben ik.
Ondanks dat het allemaal zó saai was en het brood mijn neus voorbij ging, kom ik toch nog in de kerk.
Hoe komt dat toch?
Mijn grootouders zaten elke zondag ook in de kerk waar wij naartoe gingen (dat was toen de Brugkerk in Veenendaal). Wij zaten altijd rechts achterin, opa en oma links achterin.
Elke zondag mocht een van de kinderen uit ons gezin bij opa en oma zitten.
Op zo’n zondag met avondmaal was het mijn beurt.
Daar klonken weer de zware woorden.
Daar waren weer de mannen in de zwarte pakken met de ernstige gezichten.
Daar kwam weer die schaal met brood.
Ik moest hem doorgeven aan mijn oma naast mij.
Mijn oma nam een stukje brood, gaf de schaal door aan mijn opa en gaf toen haar stukje brood aan mij.
Ik wist niet wat te doen.
Zij moedigde me aan: dat is voor jou! Eet maar op.
Na de dienst werd ze onmiddellijk door mensen aangesproken: ‘wat heb je nou gedaan?!’
Mijn oma stond daar en zei alleen: ‘Maar heb ik dan iets verkeerd gedaan?’
Nee!, want met dat stukje brood liet zij me zien dat God er ook voor mij wil zijn.
In dat ene stukje brood is God mij nabij gekomen.
Dat ene broodje speelt een rol waarom ik nog in de kerk komt. Sterker: soms denk ik weleens, dat het dat broodje is geweest, dat me in de kerk heeft gehouden.
Daarom denk ik bij de maaltijd van de Heer ook altijd even aan mijn oma die mij haar broodje gaf.
Amen.