Quiz over nieuw

De Protestantse Kerk in Nederland heeft voor het seizoen 2024 – 2025 het jaarthema ‘Als nieuw. Leven in het licht van Gods Koninkrijk’ gekozen. Er is door de landelijke kerk allerlei materiaal beschikbaar gesteld: onder meer een quiz en meditaties (klik hier). We hebben hieronder het thema opgepakt om mensen in oost-Nederland een eigen toets voor te leggen.

Woont u al jaren in Overijssel of bent u er recent komen wonen? Wilt u wel eens onderzoeken hoe diep uw wortels zijn ingestoken in het Saksische denken? Doe onderstaande quiz en kies per vraag het beste antwoord. Aan het einde vindt u de oplossing met een toelichting. Ieder goed antwoord levert een punt op. Zeven of meer punten? U mag zich tot de insiders rekenen.

De meeste antwoorden gaan terug op de Heliand; een oude evangelieharmonisatie uit het Oost-Nederlandse gebied, waar we ten onrechte weinig over te horen krijgen in het onderwijs en in de media. De tekst is in de boekhandel verkrijgbaar in een leesbare Nederlandse vertaling. Het gaat om een oude evangelieharmonisatie in de streektaal van Oost-Nederland, waar destijds ook Flevoland nog bij hoorde, voordat de veengebieden door de Zuiderzee werden weggeslagen. Het gedachtengoed laat door de woordkeus iets zien van de theologische en culturele ondergrond van oost-Nederland.


1. Het oud-Saksisch komt als taal al voor in de oudste teksten die bekend zijn uit de Nederlanden. Ze worden in het Vaticaan bewaard en stammen uit de achtste eeuw. Ze gaan over de doopbelofte. Wat spraken de voorouders daarin uit?

A. Ze zweren de duivel af en spreken geloof uit in de drie-enige God.
B. Ze spreken geloof uit in de drie-enige God en beloven kinderen in geloof op te voeden.


2. De leerlingen van Jezus leerden van hun leermeester hoe ze naar de toekomst konden leven. Welk woord gebruikt de Heliand (uit 832) om die verhouding weer te geven?

A. Gezellen.
B. Volgelingen.


3. Hoe vat de Heliand het evangelie samen?

A. Als betrouwbare biografie.
B. Als wijsheid.

4. De evangelist Lukas maakt duidelijk dat het kind in Bethlehem een andere snaar raakt. Dat blijkt direct al als er eenvoudige herders hun kudden met schapen in de steek laten en hem bezoeken. Hoe duidt de Heliand dat verhaal?

A. De Heliand laat ook de dieren het kind lof brengen.
B. De Heliand verandert de aanwezige dieren.


5. In de Bergrede plaatst Jezus volgens de evangelisten de oude wet tegenover zijn nieuwe leerregel. Hoe neemt de Heliand dat over?

A. Als Joods denken tegenover ‘ons denken’.
B. Als ‘oud denken’ tegenover ‘verdiepen’.

6. De Saksen hoeven niet per se in allerlei toonoorden te spreken om de vernieuwing uit te drukken. Ze gebruiken bewust de stilte.

A. Ook de discipelen zonnen zwijgend op wat Jezus ging zeggen.
B. Jezus zweeg bij diverse wonderen.


7. In het evangelie van Mattheüs 26: 28 en andere evangelisten worden brood en wijn het lichaam en bloed van Jezus van het nieuwe verbond genoemd. Hoe heet die verandering in de Heliand?

A. Ook lichaam en bloed van het nieuwe verbond.
B. Als toegang tot het Godsrijk.


8. De Heere kondigt het nieuwe leven aan op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Hoe neemt hij dat over in de Heliand?

A. Als leven in een ander licht.
B. Als leven met een bekeerd gemoed.


9. De verzuchting aan het kruis door Jezus wordt bij evangelisten in het Nieuwe Testament vertaald als ‘Het is volbracht’. Hoe vertaal je dat in het Saksische dialect?

A. Genog.
B. Wat mos gebeurn, is gebeurd.


10. Verschillende teksten in het Nieuwe Testament worden afgesloten met ‘Amen’. Hoe zou je dat het beste in de streektaal kunnen doen?

A. Asteblieft.
B. Kloar.



Bij 1.
Toelichting: Antwoord A is juist (klik voor de exacte tekst hier). Antwoord B is bijvoorbeeld in de formulieren opgenomen die dateren uit de Reformatie. De tekst A stamt uit de tijd dat de eerste generatie van gelovigen in de kerk een plek krijgt; in die situatie speelt het afzweren van de duivel (dat is van het oude leven) een belangrijke rol.

Bij 2.
Toelichting: Antwoord A is juist. Je vindt het onder meer in regel 1204 van de Heliand: ‘Toen drong het alom in de burchten door hoe de geborene Gods zijn gezellen verzamelde en wat hij deed’. De woorden doen onder meer denken aan de verhoudingen in de gilden waar een leermeester zijn gezellen onderwees en begeleidde.

Bij 3.
Toelichting: Antwoord B is juist. Je vindt het onder meer in regel 23 van de Heliand: ‘Woorden schonk hij hun (de vier evangelisten) en wijsheid zo groot, dat zij met heilige stem konden verhalen van God, de goede boodschap die in de ganse wereld haar weerga niet kent’. De betrouwbaarheid vind je bijvoorbeeld in het canonieke evangelie van Lukas. Hij noemt het als garantie van feitelijkheid. Voor de schrijver van de Heliand gaat het evenwel om iets anders.



Bij 4.
Toelichting: Antwoord B is juist. De Heliand spreekt niet over herders die op schapen passen, maar over herders die letten op de paarden. Je vindt het onder meer in regel 388 als er staat: ‘Wachters (herders) hoorden het, knechten die over hun paarden, hun kudde buiten de wacht hielden, die waakten over de rossen, het vee op het veld: zij ervoeren hoe de duisternis in de lucht in tweeën spleet’. De dichter beschrijft de herders nadrukkelijk als ‘paardenknechten’ (‘ehuscalcos’). Hieruit kan men aflezen dat de dichter het verhaal in een adellijk milieu situeert. Paarden fungeerden in de middeleeuwen als statussymbool.

Bij 5.
Toelichting: Antwoord B is juist. Het eerste zou passen in een anti-joodse benadering. Daarvan zijn soms resten te vinden in de Heliand, dus niet vreemd als iemand voor A kiest. Maar in deze context gaat het vooral over verdieping. Het staat in regel 1436. De Heliand schrijft daar: ‘Wie in de wereld zo handelt dat hij iemand anders in het ongeluk stort, hem van het leven berooft, is verloren voro de mensen, wordt ter dood gebracht. Verdiepen wil ik dat nu, verder vervullen: wie vijandschap koestert jegens een ander, innerlijk vertoornd is, verbolgen in zijn borst – broeders zijn allen, een zalig Godsvolk, in een sibbe verenigd, in één maagschap -, is eigenlijk zo vergramd, dat hij hem, als hij het doen kon, ter dood zou brengen’.


Bij 6.
Toelichting: Antwoord A is juist. Antwoord B doet denken aan het zwijgen van Jezus als men de overspelige vrouw bij hem brengt (Johannes 8). Daar is sprake van zwijgen in de canonieke tekst. In 1283 staat het zwijgen als algemeen kenmerk van de discipelen. ‘Mannen van wijsheid (de discipelen) omgaven vol geestdrift Gods zoon, met een willig oor. Ze hadden zijn woorden nodig, zonnen zwijgend op wat hij hun zeggen ging’.  

Bij 7.
Toelichting: Antwoord B is juist. In de traditie van het Nieuwe Testament mag er sprake zijn van een nieuw verbond, in de Heliand is het eerder de overgang in het algemeen van het ene leven in het andere leven. Daar past het woord ‘nieuw’ niet bij als was er een oude manier en een nieuwe manier. Zie bijvoorbeeld regel 4640 van de Heliand: ‘Ik zal het op aarde hier geven en vergieten zodat jullie het Godsrijk ingaan’.

Bij 8.
Toelichting: Antwoord A is juist. Het is opvallend hoe vaak de Heliand voor het koninkrijk der hemelen spreekt over een ander licht. Voor mensen in deze streek is de lichtinvalshoek belangrijk. Het woord ‘licht’ is dan ook een woord dat herhaaldelijk door de dichter van de Heliand geïntroduceerd. Je vindt het bijvoorbeeld in regel 1331: ‘Zeker zal ieder het hemelrijk verwerven, die het hebben wil. Anders ontbreekt het hem ten eeuwigen dage aan welstand en weelde als hij deze wereld verlaat, dit aardse leven, en een ander licht zoekt’.

Bij 9.
Toelichting: Antwoord A is het juiste. De woorden ‘Het is volbracht’ uit Johannes 19: 30 hebben in de dogmatiek veel tekst opgeleverd. Ze werden geduid als climax van bijbelse theologie. De Heliand is terughoudender en meldt slechts dat de heilige adem het lichaam verlaat. Anne van der Meiden benoemde zijn voorkeur onder meer in een interview in Trouw (26-10-1996) met ‘’t is doan’. Zo heeft hij het ook in de Twentse Bijbel vertaald. In de Hebreeuwse tekst (onder het Grieks verondersteld) staat slechts één woord: culah. In de gutteralen gecombineerd met de klinkers voel je de laatste adem klinken. Het nadert ons woord ‘genoeg’.

Bij 10.
Toelichting: Antwoord B is juist. In het dialectwoord ‘kloar’ klinkt vraag en antwoord 129 van de Heidelberger Catechismus door. Daar wordt het woord ‘Amen’ toegelicht met: Het is waar en zeker. Dus wat er voor wordt gemeld is eenduidig juist. Zo hebben handelaren altijd handel gedreven in de streektaal. Zo loven en bieden totdat ze het eens zijn en elkaar de hand geven met de woorden ‘kloar’, zo is het beklonken.


Wilt u nog meer verwerking naar het oude denken in oost-Nederland? Doe de bijbelstudie die als inburgeringscursus is geschreven in 30 dagen. Klik hier.