Foto: Wim Oosterom (destijds voorzitter van het Generaal College voor de Behandeling van Beheerszaken) en Jurjen de Groot (directeur Dienstenorganisatie), twee van de mensen achter de schermen die nauwkeurig onderzoek hebben gedaan naar de mogelijkheden een rechtvaardiger quotumsysteem in te voeren (archieffoto van een eerdere bijeenkomst)
Quotumregeling loopt vertraging op
De nieuwe quotumregeling van de Protestantse Kerk wordt later ingevoerd dan aanvankelijk de bedoeling was. Dat heeft de directie van de dienstenorganisatie laten weten en is in een brief aan kerkrentmeesters en diakenen meegedeeld door ds. Trijnie Bouw en ds. René de Reuver.
In de afgelopen tijd ontving de kleine synode circa 170 revisieverzoeken van colleges van kerkrentmeesters en diaconieën over de besluiten omtrent de nieuwe regeling quotum en Solidariteitskas. Ook kwamen er bezwaren binnen bij het Generaal College voor de Behandeling van Bezwaren en Geschillen (GCBG). Om deze reden - en gezien de korte termijn die nog resteert tot de voorgenomen invoeringsdatum op 1 januari 2025 - heeft het moderamen besloten de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling op te schorten, aldus de brief.
Deze opschorting geldt tot het tijdstip waarop de bezwaartermijn verstreken is die geldt voor de besluitvorming van de kleine synode op 13 december a.s. Dan zal de kleine synode bepalen of en zo ja, hoe zij de revisieverzoeken in behandeling zal nemen.
De regeling die bepaalt hoeveel geld protestantse gemeenten moeten afdragen aan de landelijke kerk wordt nog niet aangepast, meldt ook de doorgaans goed ingevoerde kerkelijke pers in Friesland. Rein Boersma, voorzitter van de vereniging van Friese kerkrentmeesters, zei al eerder in het Friesch Dagblad dat vooral plattelandsgemeenten veel meer moeten gaan betalen. Men heeft in Friesland moeite met het feit dat men geld moet gaan betalen over de boekwaarde van hun grond. Juist Friesland is een classis met veel kleine gemeenten die meer dan andere regio’s in stand gehouden worden door het bezit aan landerijen, terwijl er aan levend geld relatief gezien minder geld omgaat. De huidige regeling, waarbij gemeenten vijf euro per ingeschreven lid afdragen, is juist nadelig voor gemeenten zonder bezit, die puur op actuele bijdragen hun begroting rond moeten maken. De kleine synode heeft daar destijds zonder veel strubbelingen mee ingestemd, omdat de nieuwe systematiek als rechtvaardiger werd bestempeld.
Wat Overijssel-Flevoland betreft is de nieuwe regeling nadelig voor enkele gemeenten op het oude land, waar men veel bezit heeft vanuit het verleden. De regeling pakt over het algemeen goed uit voor gemeenten in Flevoland waar men nooit de kans heeft gehad vermogen vanuit erfenissen bijeen te vergaren.
De opzet voor de nieuwe systematiek is intern voorbereid door de toenmalige voorzitter van het Generaal College voor de Behandeling van Beheerszaken in samenspreek met de directie van de dienstenorganisatie.
Het kan zijn dat de kleine synode na weging van alle geuite bezwaren gemotiveerd en onderbouwd besluit om de revisieverzoeken af te wijzen en daarmee de genomen besluiten handhaaft. Vanaf het moment dat dit besluit aan alle gemeenten en diaconieën is meegedeeld, hebben de gemeenten en diaconieën die al een revisieverzoek hadden ingediend, 30 dagen de tijd om bij het Generaal College voor de Behandeling van Bezwaren en Geschillen (GCBG) bezwaar te maken tegen het genomen besluit. Deze nieuwe bezwaren zullen vervolgens door het GCBG, samen met de reeds ingediende bezwaren, in behandeling worden genomen.
Duidelijkheid omtrent de nieuwe quotumsystematiek kan dus in de loop van de winter 2025 naar buiten komen. Het moderamen van de synode adviseert colleges bij het opstellen van de begroting wel rekening te houden met een heffing volgens de nieuwe regeling.
De discussie in de kerk is vergelijkbaar met de maatschappelijke discussie. Daar speelt het verwijt dat rijke families generaties lang rijk blijven, omdat er nauwelijks belasting wordt geheven op vermogen, erfenissen en bezit. Mensen die werken en daaruit geld ontvangen moeten juist wel veel belasting betalen, omdat inkomsten op arbeid relatief zwaar belast worden oplopend tot veertig, vijftig procent.