Roepingenzondag 21 april 2024
Het breed moderamen van de classis Overijssel-Flevoland steunt van harte de oproep van het moderamen van de generale synode om zondag 21 april extra aandacht te besteden aan de roepingen. De classispredikant heeft het thema in enkele plaatsen in een zondagse viering aan de orde gesteld. Hieronder een extract van zijn liturgie en tekst.
Deel van de liturgie:
Eerste schriftlezing: Leviticus 19: 1-8
Zingen: Gezang 405: 1 ('Heilig, heilig, heilig!)
Tweede schriftlezing: 1 Petrus 2: 9-12
Zingen: Gezang 840: 1, 2 ('Lieve Heer, Gij zegt 'kom' en ik kom')
Uitleg en Verkondiging
Zingen Gezang 870: 1, 4, 5, 8 ('Heilige God, geprezen zij')
Inzameling van de gaven
Voorbeden
Zingen: Gezang 672: 3, 6 ('In 't lichaam van de Heer')
Zegen
Zingen als Amen: Gezang 425 ('Vervuld van uw zegen')
Overweging
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
We denken verder over Leviticus. We spiegelen ons in vers 3b: ‘Heilig moet u zijn, want Ik, de Here, uw God ben heilig’. We willen het hebben over vrijwilligerswerk. Ik heb even geaarzeld over het thema. Ik dacht eerst te focussen op de roeping voor predikant en pastor. Bij nadere overweging vind ik dat toch al te particulier. Toen dacht ik aan het thema ‘geroepen tot het ambt’. Het woord ‘ambten’ doet wat klassiek aan en beperkt zich dan weer tot het vierkant. Op internet zoekend kwam ik bij het woord ‘karwei’. Ik zag dat het teruggaat op een Frans woord ‘corvee’, wat zoveel betekent als herendiensten, diensten die je voor een heer doet. Ik dacht: Dat is dan wel een aardig leidmotief.
We hebben drie focuspunten:
1. Een karwei voor de kerk. Ik betrek dat op het gehele boek Leviticus.
2. Een karwei voor iedereen. Ik richt me op de perikoop van Leviticus 19: 1-8.
3. En een karwei in de Geest van Christus. We vernauwen tot Lev. 19: 2b.
1. Een karwei voor de kerk
We hebben als kerk een aantal uitdagingen. De uitdaging om de gebouwen open te houden. Een uitdaging om voldoende financiën bij elkaar te brengen. Een uitdaging jonge mensen aan ons te binden. En ook een uitdaging om vrijwilligers te vinden, deels ambtsdragers, deels taakdragers. Als classispredikant bezoek ik alle gemeenten eens per vier jaar. En het thema ‘vrijwilligers’ en ‘ambtsdragers’ keert steeds terug op de agenda. We vinden het moeilijk ze te vinden.
We delen die verlegenheid overigens met 43.000 algemene verenigingen in Nederland. Van damvereniging tot buurtvereniging. Overal is het zoeken naar geschikte vrijwilligers. Dat heeft deels te maken met de krapte op de arbeidsmarkt. Mensen zijn tweeverdieners en werken langer door. Als je dan eindelijk met pensioen bent, ben je minder vitaal, ook minder genegen nog heel veel vrijwilligerswerk te doen.
Het heeft ook te maken met de eisen die we aan vrijwilligerswerk stellen. Eerdere generaties waren geneigd karweitjes te doen uit loyaliteit naar een organisatie. Tegenwoordig is de vrije tijd schaarser geworden en vragen we ook naar de beleving, de eigen herkenning. ‘Whats in it for me?’ In zo’n klimaat is het ook voor de kerk lastiger voor alle posten mensen te vinden. Hoe gaan we als de kerk met het werk om? Wie doet wat? Uit welke gronden?
We kijken daarvoor vanochtend naar het bijbelboek Leviticus. Leviticus geeft huisregels voor klussen die in de kerk, in de tempel moeten gebeuren. En daarmee is het ogenschijnlijk een saai boek. Leviticus mist spannende verhalen. Het gaat over priesters en levieten en wat ze allemaal doen, hoe ze offers moeten brengen. Het is een karweitjesboek. Een boek voor de innercircle.
En toch beleven Joden dat niet zo. Voor Joden zijn de eerste vijf boeken van de Bijbel de belangrijkste. De Tora. En van die vijf boeken is het boek Leviticus het midden. Het hart van hun geloof. Joodse kinderen die leren lezen beginnen te lezen bij dit boek.
Ik ben zelf bijbeluitgever geweest. In Amerika, leerde ik, heb je speciale bijbels, red-letter-editions. Daar zijn alle woorden in de directe rede van Jezus Christus rood gedrukt. Wij besloten in Heerenveen ook zo’n Nederlandse uitgave te maken en ons dan niet te beperken tot rode tekst in het Nieuwe Testament, maar ook teksten in het Oude Testament waar God aan het woord is in de directe rede rood te maken. Toen we klaar waren, vroegen we aan klanten, of ze een idee hadden welk bijbelboek de meest rode tekst heeft. Sommigen dachten Psalmen. Anderen noemden een profeet. Maar het goede antwoord is: Leviticus.
Hoe kan nou zo’n bijbelboek over ambtsdragers, klussers in de kerk, zo rood gekleurd zijn? Het heeft te maken met de verbinding. Leviticus legt de verbinding tussen God en mensen. En kerkelijke klussers, ambtsdragers spelen daar een rol bij. God verlangt er naar de communicatiekloof te dichten. Dat wij idee hebben van wie Hij is. Om de kloof te slechten past God zich aan bij wat een generatie kan begrijpen. Daarom maakt Hij zich bekend via priesters in het Oude Testament. Mensen die niet bang zijn ervaringen te benoemen tot op de identiteit van God. Die klussers, ambtsdragers verbinden hemel en aarde. En dat God daarmee instemt, blijkt uit de rode tekst, waarin Hij zelf opdracht geeft tot vormen die passen bij de cultuur van die tijd.
Wij in onze tijd drukken dat in het formulier uit door te zeggen: ‘Jullie ambtsdragers, jullie zijn geroepen tot het ambt door de gemeente en daarmee door God zelf’. God gebruikt de menselijke vorm.
2. Een karwei voor iedereen
We gaan naar het tweede punt. Een karwei voor iedereen.
Als je in Leviticus de hoofdstukken naleest, kom je steeds de tekst tegen: ‘God droeg Mozes op: zeg tegen de priesters….’. Soms moet Israël zus of zo doen en als dat niet lukt is het de taak van de priesters om dat te herstellen. Maar wat staat er in vers 2: ‘Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten’. Hier in hoofdstuk 19 richt God zich direct tot het hele volk. In het Grieks gaat het over ‘de synagoge’. Wij zouden zeggen: de hele kerk. Dus midden in dat boek van de priesters en levieten worden wij allemaal in de kerk aangesproken op het ambt van alle gelovigen. Want uiteindelijk is het God om de hele gemeente te doen.
We kunnen ons er van alles bij voorstellen in deze tijd. Wij, die staan in het ambt van alle gelovigen, zijn in toenemende mate belangrijk. In toenemende mate, omdat er zoveel mensen zijn die hun weg in geloofswoorden nog helemaal moeten vinden. Het is aan ieder van ons met onze omgeving expliciet onze verwondering uit te spreken over het leven en over de woorden waarin wij God beluisteren.
Wat wordt er dan van ons gevraagd? De tekst herhaalt dan de tien geboden van Exodus 20. Maar de geboden worden in omgekeerde volgorde weer gegeven. Het begint bij het vijfde gebod, de eerste tafel van de wet. Bij het eren van vader en moeder. En dan loopt het terug naar het eerste gebod.
Er is een communicatieve kant in Leviticus. Er is een opbouw. Het begint met de geboden die je direct in je omgeving kunt aanwijzen. Eerst iets over moeder en vader. En over de rustdag. En dan ingewikkelder over God zelf. Van tastbaar naar meer geestelijk.
Mozes zet in bij het vijfde gebod, vers 3: ‘Ieder moet ontzag hebben voor zijn moeder en zijn vader’. Sommige vertalingen schrikken van de volgorde, moeder voorop, en corrigeren dat. De schrijver van Leviticus ervaart het zo. Hij heeft de meeste kennis en liefde in het geloof van moeder ontvangen. We lezen verder vers 3b: ‘Ieder moet mijn sabbatten in acht nemen’. Het bijzondere is, dat hier de zevende dag als eigendom van God wordt gezien. Op die dag nemen we de lofprijzing in de mond.
En dan komt de schrijver dichter bij God. We lezen vers 4: ‘U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten beelden maken’. Je merkt: Het wordt abstracter. Het gaat over ons contact met God zelf. En dat is pittiger, omdat we God niet ontmoeten in zijn heerlijkheid. Dat zou ons een ervaring geven als met de zwarte gaten in het heelal, waarin hele sterren worden weggezogen. Dat is te groot. Daarin onderscheidt de God van Israël zich van de heidense godenbeelden, die je gewoon kunt aanraken en in je greep houden. Maar zo manipuleerbaar is de God van Israël niet.
Vers 5: ‘Wanneer u nu een dankoffer aan de Heere brengt, moet u dat zo brengen dat u voor Hem welgevallig bent’. Dankoffer. NBV21 zegt ‘vredeoffer’. Je kan ook vertalen: ‘gemeenschapsoffer’. Je moet je bij zo’n offer voorstellen dat een hele familie in de tempel komt en ze laten een schaap of een koe slachten door de priester. Een deel van het vlees is een offer voor God. Een ander deel eet de familie in de tempel. Die maaltijd drukt twee dingen uit: Je geeft God een cadeau, dat is waardering. En je eet met God hetzelfde dier, je krijgt opnieuw verbinding met God God en de familie zijn tafelgenoten die dezelfde maaltijd gebruiken. We weten uit de praktijk, en zeker ook uit het heilig Avondmaal, dat mensen die samen eten, verbondenheid voelen.
Het vlees van het offer, zegt Leviticus mag je in de tempel eten, maar op de derde dag mag het niet meer gegeten worden. Het zal in Israël met het warme klimaat te maken hebben gehad. Na drie dagen gaat het vlees in het vuur. Het gaat niet verloren, maar het is onttrokken aan aardse dromen. Het is klaar. Na drie dagen staat Jezus op uit het graf. Het is klaar. Daar zijn we bij de kern van ons geloof.
Het ambt aller gelovigen is daar dienstbaar aan. We worden allen uitgenodigd de herstelde relatie met God te zoeken en uit te dragen.
3. Een karwei in de Geest van Christus
En dan is er een derde punt. We sluiten af met vers 2b. ‘Heilig moet u zijn, want Ik, de Heere, uw God, ben heilig’. En dat wordt als refrein steeds herhaald. Kadosh, ‘heilig’ betekent ‘apart’. Heiligheid is wat God tot God maakt: transcendent, eeuwig, machtig, voorbij onze beelden en verbeelding.
Het is wel hoog gegrepen dat ons die heiligheid van God, die we nooit helemaal kunnen vatten, als spiegel wordt voorgehouden. Hoe zouden we dat bereiken? Waarom vraagt God ons het onmogelijke?
Dat is zegt, de joodse geleerde Nachmanides, omdat we een relatie hebben met God en die kan je nooit helemaal in regeltjes vatten. Als het om regeltjes gaat, zou je bijvoorbeeld gemakkelijk kunnen denken dat jij je aardig aan de afspraken houdt, maar dat anderen er moeite mee hebben.
Een voorname jood kwam bij de rabbi en vertelde dat zijn horloge was gestolen terwijl hij voor een aantal vrienden een lezing hield. Hij vroeg de rabbi wat hij moest doen. De rabbi dacht even na en zei: ‘Nodig dezelfde vrienden nog een keer uit en lees hun de Tien Geboden voor. Wanneer je bij het achtste gebod bent, ‘Gij zult niet stelen, kijk je iedereen diep in de ogen en de dief zal rood kleuren van schaamte’.
Enkele dagen later ontmoetten beide mannen elkaar voor de synagoge. ‘Wel’, vroeg de rabbi, ‘Heb je je horloge terug?’ ‘Dat wel, maar het is niet helemaal gegaan zoals u gezegd had. Toen ik namelijk bij het zevende gebod was, ‘U zult geen overspel plegen’, herinnerde ik me opeens dat ik mijn horloge bij mijn buurvrouw had laten liggen.
De Tora heeft regelmatig specifieke opsommingen, maar die willen alleen maar gevoeligheid bij je ontwikkelen. Het gaat om een hele manier van leven. ‘Wees heilig, want Ik God ben heilig’. De regeltjes geven alleen maar een indicatie. Je kan altijd daarna zeggen: etcetera, etcetera. Je kunt nooit alles uitputtend omschrijven. Je kunt koosjere wijn drinken en toch een dronkaard zijn. Je kunt trouw zijn aan de huwelijkswetten en toch wellustig zijn. De wet ‘heilig te zijn’ verwijst naar iets dat de wet overstijgt. Het gaat om zelfbeheersing, matiging, zachtmoedigheid, sensitiviteit; waar Paulus over schrijft in Galaten 5 als ‘vrucht van de Geest’. Er bestaan regels voor het componeren van een sonnet, maar wie zich daaraan houdt, wordt geen Shakespeare. Het gaat om de werking van de heilige Geest. Dat maakt het leven ook zo prachtig. Het levensboek is een tekst waarin nog heerlijk veel witte bladzijden wachten op invulling.
De kerk heeft mensen nodig die de roeping horen. Mensen die dominee willen worden. Ambtsdrager. Of gewoon een taak willen uitvoeren. Het zal altijd van binnenuit gedragen moeten worden. Vandaar dat we bij de bevestiging in het ambt, de handen opleggen en de Geest van God over ons afroepen. En daarna gaan we vrolijk verder. Soms gedreven door de Geest. Soms aarzelend. We tasten, vinden, en tasten opnieuw.
Etcetera, etcetera.
Dankgebed
Trouwe en barmhartige God,
U bent heilig.
We kunnen ons slechts verwonderen
dat U in Uw heiligheid met ons vandoen wilt hebben.
We danken U daarvoor.
We danken voor dit gebouw,
voor de eredienst, de stem van U,
voor allen die een taak verrichten in deze gemeente,
voor ambtsdragers die steeds een weg zoeken van wijsheid, waarheid en liefde.
Dat ook jonge mensen zich geroepen mogen weten tot dienstwerk van de kerk.
We doen voorbede voor allen die getroffen zijn
door oorlog en de gevolgen ervan.
We bidden voor de bevolking in Oekraïne,
zij die geliefden verloren,
zij die gehandicapt raakten.
Voor Russen bidden we,
nu na de dood van Navalny,
om helderheid van geest en vrede, vrijheid en menselijke zorgvuldigheid.
Voor de situatie in het Midden-Oosten bidden we,
voor Israël, voor gijzelaars en hun familie,
voor mensen in Gaza, slachtoffers en hun familie,
alles wat na 7 oktober is losgewoeld.
Geef dat wij mensen elkaar iets gunnen.
Voor een veilige schepping bidden we,
voor schoonheid en de natuur,
voor zorgvuldigheid naar dieren en planten,
een eerlijke prijs voor boeren en tuinders,
besef van gezamenlijke verantwoordelijkheid als consumenten.
Wij bidden voor eenzame mensen,
zij die lijden, de dood in ogen zien.
Uw Zoon gaf uit liefde Zijn leven;
Hij overwon zonde en dood,
stond op uit de doden op de derde dag.
Dat Hij onze vrede mag zijn, onze hoop, onze verwachting.
Onze Vader…..
Amen