Ds. Czongor Keleman deelt een hand-out uit aan collegae, hier rechts de voormalige pastor van Rutten Guus Doorn en links zijn opvolger in Rutten pastor Linda Wind
Non-verbale communicatie als vehikel van voorganger
Al eeuwenlang wordt er in de kerk gepreekt, er is veel reflectie over homiletiek, maar merkwaardig genoeg is daarbij de non-verbale communicatie onderbelicht gebleven. Die ontdekking deed ds. Czongor Keleman, predikant van de gereformeerde kerk op Urk, toen hij zijn promotie-onderzoek ging uitzetten. Hij vertelde er over op 26 februari in de werkgemeenschap van de Noordoostpolder en Urk.
Hij gaf aan zijn onderzoek de titel mee ‘The flesh becoming word’ (Het vlees werd woord). De titel kwam op, toen twee Nederlandse predikanten Roemenië bezochten en een academische kerkdienst bijwoonden, waar Czongor als student ook aanwezig was. De dienst was in het Hongaars, dus eigenlijk niet te volgen voor de Nederlanders. Toen ze desondanks de vraag kregen na afloop wat ze van de dienst vonden, reageerde één van de gasten: ‘Ik heb er geen woord van begrepen, maar ik zag aan de voorganger dat het vlees Woord is geworden’. De manier waarop de predikant voorging sprak blijkbaar boekdelen. Je kon veel uit zijn houding aflezen. De eerbied voor het Woord en de toewijding naar de hoorders. ‘Dat heeft me aan het denken gezet’, vertelde Czongor aan zijn collegae tijdens de werkgemeenschap.
Hij gaf vervolgens een idee van zijn studie. Er blijkt een duidelijk verschil te zijn bij sommige predikanten tussen hoe zij op de kansel communiceren en hoe zij dat doen in het dagelijkse leven. Er kan incongruentie zijn. De Urker theoloog stelde zich de vraag waar dat verschil tussen houding en tekst vandaan komt. In zijn studie komt hij tot drie factoren die de prediker beïnvloeden: het godsbeeld (de theologie: ‘ik preek zo, omdat het betamelijk is zo over God te spreken’), het zelfbeeld (‘ik preek zo, omdat deze houding mij past’) en het kerkbeeld (‘ik preek zo, omdat dit past bij de vorm van de eredienst’).
De predikant analyseerde tien case studies van collegae-predikanten, waarin hij ze bevraagd op deze drie factoren. Daarnaast onderzoekt hij aan de hand van concepten vanuit de communicatiewetenschappen hun non-verbale communicatie en vergelijkt ze met elkaar. Het kost hem misschien minder moeite dan anderen, omdat hij ook theaterwetenschappen heeft gestudeerd. Hij interviewde daarnaast 110 gemeenteleden en heeft hen gevraagd naar hun waarnemingen. Het blijkt dat de non-verbale elementen een belangrijke rol spelen in de overdracht.
Tijdens de werkgemeenschap kwam de vergelijking met Albert Mehrabian, die in 1972 met een studie kwam waaruit blijkt dat slechts 7 procent van de sympathie tussen mensen puur op tekst is gebaseerd. Czongor vertelde dat het hem er om te doen is, dat mensen zich bewust zijn van de impact van non-verbale communicatie. Hij reflecteert verder op de verschillen en onderscheidt drie typen: de heraut (met accent op het Woord), de herder (met accent op het luisteren) en de dichter-priester (met accent op de kerkelijke context). Bij acteurs is er steeds weer de opdracht zich echt in te leven in de rol die ze hebben te vertolken. Leidende vraag is: Hoe kan je je schikken in het verhaal? Het is nuttig dat je je als voorganger daarin oefent. Je kan dat besef namelijk verder ontwikkelen.
Tijdens de ontmoeting kwam er ook een theologische duiding naar voren. De non-verbale inbreng kan worden verbonden met de scheppingsorde, met de christologie (incarnatie) en met de pneumatologie (denk aan Bohren en Van Ruler). Verschillende collegae gaven aan dat ze de spanning tussen een liturgische houding (de priester) en die van de verkondiger (de herder en heraut) herkennen.