Een dienst van mens en dier
'Een dienst van mens en dier'. Zo werd de dienst aangekondigd, toen we op vakantie een mededelingenbord bij een protestantse kerk bekeken. 'U wordt hartelijk uitgenodigd uw huisdieren mee te nemen'. Nieuwsgierig geworden besloten we die zondag naar de kerk in Winsen te gaan, vlakbij Hamburg.
We kwamen tien minuten voor aanvang bij de kerk aan. De stoelen waren buiten gezet op het kerkplein. Het was een 'zomerdienst' en voor de gelegenheid werd de dienst in de open lucht gehouden. De eigenaren van huisdieren zaten al klaar. Ik telde een stuk of zeven honden. Daartussen door liepen twee pastores, die de dienst leidden. Ze droegen beide een zwarte toga, de één had een rode, de andere een veelverfige stola. De geluidsinstallatie werd getest, een gospelkoor geïnstalleerd en uiteindelijk waren er zo'n zeventig mensen bij elkaar toen de dienst begon.
'Als ik rondkijk zie ik alleen honden als huisdier, op weg naar de kerk kwam ik nog een jongen met een haan tegen, maar die heeft blijkbaar een andere afslag genomen', opende de predikante de viering. Daarna mochten we zingen: 'Trek er op uit, oh hart van mij, en zoek vrede in deze zomertijd'; 'an deines Gottes Gaben schau an der schönen Gärtenier'.
Ik was benieuwd naar de invulling van de dienst. Ik was eerder gevraagd voor een Hubertusviering in het Twentse Beckum en stond toen ook voor de opgave de aanwezigheid van diverse honden in te borduren in de dienst. Hoe doe je dat zonder je eigen protestantse achtergrond geweld aan te doen? Ik nam de vraag in het achterhoofd mee, toen ik naar de viering van de Duitse collegae keek.
Het thema was ook op een andere manier bij ons in Nederland voorbij gekomen. Nog maar kort geleden hadden we met een voorbereidingsgroep 'Kerk en Landbouw' nagedacht over de huidige landbouwcrisis. Iemand zei: 'We hebben een traditie in het conciliair proces, waarin het thema van het behoud van de schepping een belangrijke rol speelt, maar het zou goed zijn verder door te denken over een theologie van de dieren'. Misschien kan de dienst daar wel een aanzet voor geven, dacht ik bij mezelf, toen ik me neerzette op een stoel aan de rand van het kerkplein.
Al vrij snel na de opening volgden de lezingen uit de Bijbel. Als schriftlezing in deze dienst kozen de 'Pastorinnen' psalm 104 uit, die in wisselspraak met de gemeente werd gelezen en de tweede lezing was Lukas 15: 3-7, over het verloren schaap. 'De zorgvuldigheid voor de natuur is opmaat voor de verhouding van God en mensen', legde de lector uit.
Daarna volgde een eerste meditatie. 'We hebben een torenvalk in de toren van de kerk', vertelde de voorgangster. 'Zo'n valk kan stilstaan in de lucht alvorens een prooi te grijpen. Met een webcam kan je ze zien broeden. Na een week of vier vliegen de jongen uit. Ze doen in hun nest denken aan de geborgenheid die we mensen zoeken. Herinnert u zich nog uw eigen 'nestbouwfase'? We hebben geborgenheid nodig. Er zijn in de buitenwereld die volgt al genoeg kritische ogen die je volgen'.
De predikante maakte een volgende vergelijking: 'Je herkent ook het gedrang van de jonge vogels als één van de ouders hen komt voeden. Er is 'Futterneid' in de wereld, er zijn voortdurend mensen die voordringen. Jakob en Ezau maken dat mee in hun leven. Je herkent het in het verhaal met de linzensoep. Je herkent het in het verhaal met het wildgebraad'.
In het laatste deel van de overdenking maakte de predikante een toepassing naar de theologie: 'Jakob moet dat zelf ook herkennen als hij later terugkijkt op zijn leven. Hij herkent God als een adelaar die zijn jongen opvangt als ze uit het nest zijn gesprongen of geduwd en ze zelf nog onvoldoende kunnen vliegen. Zo mogen wij het beleven. Dat God ons behoedt, omdat wij zijn oogappel zijn'.
Na een tussenzang 'Gott gab uns Atem, damit wir leben' vertelde de tweede voorgangster een spiegelverhaal. Het ging over een project dat plaatsvindt in een naburig dorp. 'Men heeft er alles goed voor elkaar, maar er is wel eenzaamheid. Het ontbreekt aan een 'met elkaar' van de generaties. Men heeft er over gesproken en het idee is ontstaan om daarin verandering te brengen door het bouwen van gezamenlijke stallen voor dieren'.
Er kwamen konijnen. Ze kregen namen, 'Murmel' en 'Flokken Pepperone'. De ouderen gaven hun kennis over flora en fauna door aan de kinderen. Jonge kinderen wilden aanvankelijk plastic voedsel geven, omdat ze voedsel voor dieren alleen kenden uit de boekjes en niet wisten dat voedsel nooit van plastic kan zijn. Er kwam een boerencafé. Allochtone mensen namen Eritrees brood mee en cake. Iemand ging zingen met de kinderen. Er ontstond gaandeweg een heel gemeenschapsleven, dat cirkelde rond de dieren.
In de voorbeden stonden de dieren centraal. Er was dank voor de trouw die dieren ervaren van mensen en trouw die dieren aan mensen geven, genegenheid zonder voorwaarden vooraf te stellen. En er was plaats voor een schuldbelijdenis over het leed dat mensen dieren kunnen aandoen.
De slotzang was herkenbaar, omdat de Nederlandse tekst ook opgenomen is in het liedboek van 1973 en het liedboek 2013. 'Lobe den Herren, der alles so herrlich regieret, der wie auf Flügeln des Adlers dich sicher gefühnet'. Bij de zegen was ik nieuwsgierig, of er een zegen speciaal voor de dieren zou zijn. Die was er. 'God zegene de dieren in wat ze nodig hebben, dat ze ons tot vreugde zijn en God tot lof'. Daarna klonk de zegen voor de mensen. Een gospelkoor bekrachtigde de zegen met de Ierse zegen van St. Patrick.
Vind je het leuk andere vakantieervaringen te lezen?
Klik hier voor een beschrijving van kerkdiensten in Zweden
Klik hier voor een beschrijving van een bijbels museum in Münster Duitsland.