Analyse gemaakt door ds. Bart Trouwborst voor Kerk en Israël Overijssel-Flevoland
Inleidende exegese van de teksten voor Israëlzondag 7 oktober 2018
In Marcus 10:1-16 is Jezus in gesprek met de Farizeeën (en later ook met zijn leerlingen), naar
aanleiding van de Hem gestelde vraag of het een man vrij staat zijn vrouw los te laten.
In dit gesprek komen drie teksten uit de Tenach aan de orde: Gen. 1:27, Gen. 2:24 en Deut.24:1.
Samengevat verloopt het eerste deel van dit gesprek als volgt:
- Farizeeën vragen Jezus of het een man vrij staat zijn vrouw los te laten
(Gr. apoluo – loslaten/laten gaan/heenzenden).
- Jezus antwoordt via een wedervraag: wat Mozes hen op dit vlak geboden heeft.
(Hij legt het balletje terug: nu mogen zíj eerst verklaren hoe zij de Tora op dit punt uitleggen,
ipv dat Hij degene is die zijn positie moet verantwoorden).
- De Farizeeën hanteren Deuteronomium 24: 1 als uitgangspunt, en zeggen: ‘Mozes heeft
toegelaten een brief van afstand te schrijven en haar los te laten’.
(opmerkelijk is het verschil tussen het werkwoord dat beiden hanteren: Jezus spreekt over
‘gebieden’ (Gr. entello), de Farizeeën over ‘toelaten’ (Gr. epitrepo).
- Jezus verlegt de focus. Hij denkt niet vanuit het ‘toelaten’, maar vanuit het beginsel. Hij stelt
dat de ‘toelating’ een uitzondering betreft vanwege een specifieke factor. Bij het beschrijven
van deze factor tilt Hij Mozes over tijd en ruimte heen, alsof deze rechtstreeks (en vrij
confronterend) schreef voor Jezus’ gesprekspartners:
met het oog op úw hardheid van hart heeft hij voor ú dit gebod (!) geschreven,... vs. 5
Naar mijn mening moeten we deze tekst niet algemeen, maar in de context lezen en
uitleggen. Jezus spreekt deze woorden niet in het algemeen (alsof iedere echtscheiding met
‘hardheid van hart’ te maken zou hebben), maar in de toenmalige patriarchale samenleving
tot déze mannen in een machtspositie, die onderling bezig waren uit te zoeken wanneer zij
een vrouw (die een zeer kwetsbare positie had en zomaar weggezonden kon worden van
haar man) wel of niet weg konden zenden. Déze groep vragers verwijt hij hardheid van hart.
En Hij maakt déze groep mannen duidelijk dat Mozes, gegeven deze zo harde willekeur van
de man, hem opdracht had gegeven om, ter wille van de toekomst van de door hem
heengezonden vrouw, haar een scheidbrief mee te geven: een document waarmee zij kon
hertrouwen.
Na dit gesteld te hebben deelt Jezus zijn gesprekspartners vervolgens zijn eigen uitgangspunt
in deze thematiek mee, waarbij Hij Genesis 1:27 verbindt met Genesis 2:24:
…maar sinds het begin, de schepping vs.6
‘heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt’ (Gen. 1:27)
‘daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, vs. 7
en de twee zullen tot één vlees zijn’ (Gen.2:24) vs. 8
zodat zij niet meer twéé zijn, maar één vlees.
Wat God dan heeft samengevoegd vs. 9
moet een mens niet scheiden.
Genesis 1:27 (enkel de woorden die Jezus citeert)
אתם ברא ונקבה זכר - mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
Enkele opmerkingen hierbij:
- זכר) zachar - mannelijk)
Afkomstig van het gelijkluidende werkwoord met betekenis: prikken, doorboren.
Een aanduiding voor de man in zijn specifieke geslachtelijke geschapenheid.
(Terzijde - een belangrijke afgeleide betekenis is: ‘herinneren’, namelijk: iets
inprenten/vastprikken in het geheugen).
- נקבה) nqevah - vrouwelijk)
Letterlijk: doorboord, uitgehold.
Een aanduiding voor de vrouw in haar specifieke geslachtelijke geschapenheid (waarbij de
betekenis ‘uitgehold’ bovendien op de baarmoeder kan wijzen, waar ruimte is voor het kind.
Terzijde – ook deze woordstam vinden we op diverse terug in het hedendaags Hebreeuws,
bijv. ‘niqvah-tunnel, doorgang’.
Zo wordt op deze bijna plastische wijze van het ‘pars pro toto’ het lichamelijke verschil tussen
man en vrouw weergegeven (overigens geschiedt dit ook in andere Oosterse talen zoals bv. het
Ugaritisch, het Akkadisch en het Arabisch).
Echter, met deze begrippen voor ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ is niet alleen het ultieme verschil
tussen de geslachten weergegeven, maar ook het complementaire en daarmee de ultieme
eenheid. Beide geslachten hebben weliswaar hun unieke fysieke gegevenheid, maar bezitten
tevens de mogelijkheid om tot een eenheid te komen in de daad van de geslachtsgemeenschap.
Binnen de Joodse traditie wordt dit ook wel in bredere zin beschouwd als een fundamenteel
gegeven in Gods schepping: dualiteit op allerlei manieren, waarbij de beide polen zich sterk tot
elkaar dienen te verhouden, zonder hun eigenheid te verliezen:
hemel-aarde, God-mens, heilig-profaan, sabbat-werkdag, Israël-volkeren etc.
Maar ook tussen personen/broeders geldt dit (denk bijv. aan Jakob-Esau etc.).
God heeft het leven volgens deze visie zo bedoeld dat de ene pool zich op de goede wijze tot de
andere verhoudt. Hoewel het in de verhouding tussen de polen soms geweldig mis kan gaan, is
en blijft het zoeken naar de vreugde van de ‘eenheid binnen de diversiteit’ het doel.
Een vreugde die ook zeker het doel is van het huwelijk wanneer beide partners in een goede en
gelijkwaardige dynamiek zowel elkaars eigenheid respecteren, als de vreugde van de eenwording
beleven, zowel in mentaal als fysiek (seksueel) oogpunt.
Excurs: de Hebreeuwse woorden voor man (איש (en vrouw (אשה (worden ook wel in dit verband geduid.
Beide woorden hebben twee gelijke letters (א en ש – aleph en shin), maar ook verschillende: de man heeft de י (jod) en de vrouw heeft de ה) hé). Deze beide letters vormen samen de korte aanduiding van de heilige Naam Gods (יה .(Zo duiden deze woorden voor ‘man’ en ‘vrouw’ aan dat beiden iets van Gods beeld bezitten (vgl. Gen.1:27: ‘Naar het beeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’). Waar twee mensen in liefde en eenheid samenkomen, komen de י en ה bij elkaar. Daar is iets van God Zelf bij! Maar wat gebeurt er, zo schetst dit woordspel, als beide letters weggenomen worden bij man en vrouw? Als mensen door hun zijn Gods beeld onzichtbaar maken? Als de liefde ontbreekt? Dan blijft er אש over. Vuur…
Die vreugde van de goede ‘tweeheid en eenheid tegelijk’ tussen twee mensen, waar iets van God
Zelf bij is: dát is Gods doel, zo lijkt ook Jezus te stellen, als Hij in één adem (na over ‘mannelijk’ en
‘vrouwelijk’ gesproken te hebben) vervolgt door Genesis 2:24 te citeren:
Daarom zal een mens/man* zijn vader en moeder verlaten
zich hechten aan zijn vrouw
en de twee zullen tot één vlees zijn.
*het Griekse woord ‘anthropos’ kan zowel door ‘mens’ als ‘man’ vertaald worden, al zal, in de
lijn van Gen.2:24 het woordje ‘man’ bedoeld zijn.
Genesis 2:24
על-כן יעזב-איש את-אביו ואת-אמו ודבק באשתו והיו לבשר אחד
Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten
zich hechten aan zijn vrouw
en ze zullen tot één vlees worden.
Het ‘daarom’ waarmee deze tekst begint, verwijst naar het daaraan voorafgaande verhaal over het
ontstaan van de vrouw, genomen uit de zijde van de mens (hier overigens wél het woordje mens:
‘האדם – ha-adam: de mens’), waarbij ‘de mens’ een intens diepe eenheid met zijn levenspartner
ervoer (‘Eindelijk: vlees van mijn vlees!’).
Daarom, omdat die oorspronkelijke eenheid (die er was voordat God de tweeheid in de mens
creëerde) telkens weer opgezocht en beleefd mag worden: daarom zullen ‘die twee’ ‘één vlees’ zijn.
Opmerkelijk is ook het woordje דבק) hechten). Dat duidt op iets onlosmakelijks.
In het moderne Hebreeuws betekent het woordje דבק) devek): lijm.
Ook de volgorde in de tekst is veelzeggend:
- eerst loslaten van de eigen vader en moeder
- vervolgens het hechten aan de ander
- en als resultaat van deze ontstane hechting: één vlees worden.
Zit hier ook iets in van: loslaten van je eigenheid, zoals die van huis uit, in de kring bij vader en
moeder, gegroeid is; en vervolgens samen met je partner in een voortdurende wederkerigheid
beiden gaandeweg een aan en door elkaar gevormde nieuwe identiteit aannemen?
Overigens kan uiteraard ook in het tweede regeltje (het hechten) reeds de geslachtsgemeenschap
gelezen worden. De seksuele daad tussen beide partners helpt immers eveneens de hechting te
verstevigen, (ook in mentaal opzicht). Je wordt samen helemaal één (één vlees).
Er is in de Joodse traditie tenslotte nog een bijzondere uitleg bij dit alles.
De uitdrukking: ‘één vlees worden’ wordt nl. ook gelezen met het oog op het kind, dat – heel
concreet lichamelijk/vleselijk gedacht - het ‘resultaat’ kan zijn van de seksuele eenwording. De
hechting wordt binnen deze lezing uitgelegd als de daad van de geslachtsgemeenschap. Na de deze
‘hechting’ vindt de versmelting van zaadcel en eicel plaats en wordt er letterlijk ‘één vlees’ geboren.
In het kind zijn man en vrouw in één vlees voorgoed samengekomen.
Deze eenheid in de fysieke gegevenheid van het kind is nooit meer te scheiden.
Laat Jezus’ conclusie in Markus 10:9 zich misschien ook in dit licht lezen? Hij zegt nl.:
Wat God heeft samengevoegd, moet de mens niet scheiden
en gaat kort hierna in de pericoop (vs.16) over op het zegenen van de kinderen.
Zij zijn het kostbare resultaat van de hechting tussen man en vrouw.
Zij zijn door God gezegend!
Zij dienen, zoals ook Tomson aangaf, beschermd te worden, juist als zij het kind van de rekening zijn.
Hoe dan ook, Jezus geeft glashelder aan dat het diepe uitgangspunt is: een door God bedoelde
eenheid van liefde en trouw, die de mens in principe niet dient te ontrafelen.
Met deze woorden beëindigt Jezus het gesprek met de Farizeeën.
Op weg naar ‘het huis’
Dan gaat Hij naar ‘het huis’, samen met de leerlingen (Mk.10:10).
In het Grieks staat er: ‘eis tèn oikiav’, vertaalbaar als: ‘in het huis’.
In de Naardense Bijbel wordt dit echter vertaald als: ‘Óp naar het huis’, aangezien ‘eis’ ook deze
betekenis kan hebben. Wellicht dat deze betekenis verkieslijker is.
Immers, in het Hebreeuws kan de uitdrukking: ‘ha-bait’ (hét huis) duiden op: het huis bij uitstek, het
huis Gods, de tempel. Ook Bauer laat in zijn woordenboek NT-Grieks ruimte voor deze
overdrachtelijke betekenis bij ‘oikos’ (huis), in de zin van ‘tempel’.
Vers 32 bevestigt dat men opgaat naar Jeruzalem. En een hoofdstuk later (Mk.11) verhaalt de
evangelist over de intocht in Jeruzalem, en Jezus’ opgaan naar de tempel (de tempelreiniging).
Zou er dus mogelijk sprake van kunnen zijn dat hier alles in het kader geplaatst wordt van het opgaan
naar de tempel?
Dan gaat bijv. Psalm 24 resoneren, waar het eveneens gaat over het opgaan naar de tempel,
en waar gezegd wordt dat dit zich niet verdraagt met breuk van eed/trouw (Ps.24:4).
In dat licht kan dan Markus 10:11 gelezen worden, en wordt er dus mogelijk een koppeling gelegd
tussen het belang van zuiver leven ten opzichte van de partner en het al dan niet kunnen deelnemen
aan de eredienst in de tempel.
Of mogen we ook denken aan het slot van Psalm 24, waar van de ‘Koning der ere’ (God/Jezus?)
gezegd wordt, dat Hij wél in kan gaan?
Zegt het iets over Gods onverbrekelijke betrouwbaarheid jegens zijn volk Israël?
Op (weg) naar het huis vs.10
hebben de leerlingen Hem hierover weer vragen gesteld.
Hij zegt tot hen: vs. 11
wie zijn vrouw zal loslaten
en een andere zal huwen,
pleegt trouwbreuk tegen haar;
en als zij haar man loslaat vs. 12
en een ander zal huwen,
breekt zij de trouw.
(N.B. In de handreiking is opgemerkt dat vers 12 verstaan dient te worden vanuit Markus’ Griekse
gehoor. In de Griekse cultuur hadden vrouwen immers rechten om zich los te maken van hun man.)
Opmerkelijk is dat Jezus zijn leerlingen met bovenstaande woorden niet in de directe rede
aanspreekt (zoals Hij wel deed bij de Farizeeën), maar nu wél meer in zijn algemeenheid een
glashelder basisprincipe weergeeft als het over echtscheiding gaat: als er een ander in het spel is, is
er sprake van echtbreuk.
Daarmee hebben we twee gegevens vanuit Jezus’ woorden:
- Tot de Farizeeën en hun context: wees als man (en in dit geval dus als dominante partij) niet
bezig met het opzoeken van de grenzen van je macht over je vrouw, maar zoek het beginsel
voor je handelen juist in de onderlinge band en eenheid met je vrouw. Want zo heeft God de
mens geschapen: om samengevoegd te worden in plaats van uiteen te gaan.
- Tot de leerlingen: wanneer de ene mens zijn partner loslaat ter wille van een ander, heeft
hij/zij zijn/haar trouw jegens de ander gebroken, en is er sprake van echtbreuk.
Daarbij spreekt Jezus zich noch positief noch negatief uit over andere gronden voor
echtscheiding.
Kortom, Jezus’ positie kan wellicht als volgt samengevat worden:
- (huwelijks)partners moeten beide gericht zijn op onderlinge eenheid en trouw, elkaars eigenheid
(de tweeheid) tegelijk respecterend.
- echtscheiding met als grond het willen verkrijgen van een ander in plaats van de eigen partner,
wordt door Hem als echtbreuk beschouwd
- tegelijk lijken Jezus’ woorden te impliceren dat er ook andere gronden kunnen zijn voor
echtscheiding, al blijven deze buiten beschouwing.
Deuteronomium 24:1-4
Het is goed om ons ook nader te verdiepen in Deut.24:1-4, de tekst die de Farizeeën in het gesprek
inbrachten.
Een waardevol uitgangspunt bij de beschouwing van deze tekst lijkt de opmerking van Richard E.
Friedman in zijn Commentary on the Torah (p.639) dat de Tora geen wet voor huwelijk of
echtscheiding kent. Nergens lezen we voorschriften hoe een en ander dient te geschieden en
vormgegeven moet worden. Deut. 24:1-4 moet dan ook niet als algemene wetgeving rond
echtscheiding gelezen worden, maar als een nadere toespitsing bij een nu eenmaal bestaande
praktijk, ter bescherming van de vrouw.
Waar gaat het om in Deut.24:1-4?
Kort samengevat: om een specifiek scenario, waarin de vrouw in bescherming werd genomen (zeker
in de patriarchale samenleving van toen), als er sprake was van echtscheiding (heenzenden van de
vrouw).
Haar man diende haar dan namelijk een scheidbrief mee te geven: een document waardoor zij
ruimte kreeg om te kunnen hertrouwen.
Wanneer haar tweede man haar eveneens wegzond (of wanneer deze kwam te overlijden), mocht zij
niet naar haar éérste man teruggezonden worden. Dat is de tweede bepaling die de Tora hier stelt
om de vrouw te beschermen. Het heen en weer laten gaan van een vrouw tussen twee mannen komt
immers zeer respectloos en als sollend met haar over.
Deut.24 gaat uit van deze grond voor echtscheiding: dat een man zijn vrouw kon wegzenden wegens
een schande van haar kant:
Wanneer een man een vrouw neemt vs. 1
en haar meester wordt,
geschieden zal het
als ze geen genade vindt in zijn ogen
omdat hij haar heeft aangetroffen in een zaak van schande
schrijven zal hij voor haar een akte van scheiding
haar die in de hand geven
en haar heenzenden uit zijn huis.
Maar: wát was zo’n ‘schande’ bij de vrouw? Mozes specificeert dit niet nader.
Hierover bestonden binnen het toenmalige Jodendom verschillende opvattingen, en dat vormde
mede de achtergrond van de vraag van de Farizeeën.
Mishna Gittin 9:10 geeft de diverse posities weer:
De school van Sjammai gaf aan: enkel bij overspel.
De school van Hillel stelde: het laten aanbranden van de maaltijd was reeds voldoende.
Maar rabbi Akiva gaf toch wel de meest opmerkelijke opvatting weer:
Zelfs als hij een ander mooier vond dan haar,
want er staat geschreven (in Dt.24:1, red.):
‘als zij geen genade vindt in zijn ogen’.
We zagen reeds: Jezus distantieert zich ver van dit zoeken naar mogelijkheden om de vrouw weg te
zenden. Uitgangspunt was dat de man zich veeleer diende te hechten aan zijn vrouw, haar daarmee
toekomst gevend.
Deuteronomium 24 en Jeremia 3
In zijn reeds genoemde commentaar legt Friedman de vinger bij een bijzonder verband tussen
Deuteronomium 24 en Jeremia 3.
In Jeremia 3 wordt Deut.24 (waar terugkeer van de vrouw naar de eerste man tot een
onmogelijkheid wordt verklaard) immers in herinnering geroepen:
Indien een man zijn vrouw verstoot Jer. 3: 1
en zij gaat van hem weg
en wordt de vrouw van een andere man,
zal hij dan nog tot haar terugkeren?
Alles is hier overigens van een nog andere orde dan in Deut.24. Daar was het de mán die zijn vrouw
wegzond, waar geen mogelijkheid van terugkeer op bestond. Maar in het beeld van Jeremia is de
vrouw (Israël) overspelig en dus viel er nog minder enige grond voor terugkeer te verwachten:
Maar gij hebt ontucht gepleegd met vele minnaars Jer. 3: 1
– en dan tot Mij terugkeren? luidt het woord des HEREN.
Deze vraag wordt dus gesteld: wat nu als Israëls weg bij die andere levenspartner dood zou lopen, en
het volk tot God terug zou willen keren?
Volgens Gods eigen Tora zou dat ondenkbaar zijn. Maar, zegt Jeremia, niet in dit geval!
God wil Israël ontvangen met open armen (Jeremia 3:12,14,22)!
Keer weder, Afkerigheid, Israël Jer. 3: 12
luidt het woord des HEREN,
Ik zal u niet donker aanzien,
want ik ben genadig, luidt het woord des HEREN.
Friedman concludeert: God gaat liever in tegen de bepalingen uit zijn eigen Tora op dit punt , dan
Israël los te laten.
Deze lijn van Gods trouw door alles heen jegens Israël (en in Israël ook jegens ons, de volkeren) zou
ook een waardevolle insteek kunnen zijn op de Israëlzondag.
De man die zich hecht aan zijn vrouw, haar niet loslaat.
De Bruidegom en de bruid.
Israëls God: trouw tot in eeuwigheid.
De kinderen uit Markus 10
In dit licht stelt Christus die de kinderen zegent wellicht een heel diep symbool:
dezen staan immers voor de onscheidbaarheid van wat God heeft samengevoegd.
Het verbond tussen God en Israël, dat door de mens gebroken kon zijn, hield dankzij Góds trouw toch
stand tot in eeuwigheid.
Of zoals Paulus het stelt:
Niets zal ons (Israël, en in Israël ook de volkeren) scheiden van de liefde van Christus.
Excurs: Was Mozes gescheiden?
Hoe zat het eigenlijk met Mozes zelf? In de Joodse traditie zijn er namelijk stromingen die stellen dat
hij gescheiden was van Zippora.
Het woord dat in Dt.24:2 gebruikt wordt voor heenzenden is שלח.
Uitleggers is opgevallen dat dit woord ook gebruikt wordt in Exodus 18:2,3:
ויקח יתרו חתן משה את צפרה אשת משה אחר שלוחיה ואת שני בניה
(‘’Jetro, Mozes’ schoonvader, nam Zippora, Mozes’ vrouw, nadat zij was weggezonden, en haar twee
zonen’’)
Bovendien suggereert de uitdrukking ‘haar zonen’ (ipv ‘zijn zonen’ of ‘hun zonen’) iets dergelijks als
bij de geschiedenis van Hagar die met haar zoon Ismaël door Abraham werd weggezonden.
In de Talmoed vinden we de volgende passage:
Yevamoth 62a:
Mozes scheidde (of: onthield zich) van zijn vrouw.
Mozes sprak (een zgn. qal vechomer argument, red.):
‘Als de Tora m.b.t. Israël,
met wie God slechts een kort moment sprak,
en voor wie God een specifiek moment had vastgesteld,
het volgende zei:
‘Nader niet tot een vrouw’ (Exodus 19:15),
hoeveel te meer moet ik,
die ben aangewezen om het Goddelijke Woord voortdurend te ontvangen,
en voor wie God hiervoor geen specifieke tijd heeft afgegrensd,
mij scheiden van mijn vrouw.’
Deze gedachte van Mozes was in overeenstemming met het denken van de Alomtegenwoordige.
NB Het gaat hier dus over de openbaring op de Sinaï, waar het volk zich van seksuele omgang diende
te onthouden, omdat God tot hen zou spreken.
--
Bovenstaande uitleg wordt mede ingegeven door Numeri 12:1, waar zware kritiek van Mirjam en
Aäron op Mozes klinkt, omdat hij een Cushitische vrouw had genomen. Naar aanleiding hiervan
betwisten zij Mozes’ exclusieve recht om met God te spreken.
Naast dit alles zijn er ook stemmen in de Joodse traditie die deze gedachte van een scheiding bij
Mozes verwerpen, mede vanuit een verdere ‘plain-reading’ van Exodus 18, waar Zippora juist weer
tot Mozes gebracht werd (vs.6), waarmee de verwijdering dus hoogstens tijdelijk was. Zie hiervoor
bijv. Tamara Eskenazy / Andrea Weiss, The Torah - A Women’s Commentary.
Bart Trouwborst
Voor liturgisch materiaal: Klik hier.