Identiteit van ‘samen’

Joep de Hart, onderzoeker voor het Sociaal Cultureel Planbureau, sloot zijn inleiding bij de dienstenorganisatie in Utrecht op 26 februari af met een anekdote. Hij verwees naar zijn jeugd in IJsselmuiden. Hij groeide op in een rooms-katholiek gezin. Zijn vader was een kennis van Piet Oud. ‘Piet de Vogelaar’ werd hij in de stad genoemd, omdat hij een liefhebber was van de vogels en regelmatig de dieren spotte in de natuur. Zijn vader vroeg of hij een keer mee mocht met Piet. Dat was goed. Ze gingen op een mooie zaterdag naar de Ramspol, op de grens van Overijssel en Flevoland. Ze hadden nog maar net een voet op een van de schiereilanden gezet of er streek een ongelooflijk grote zwerm van zwarte vogels neer met een rood, oranje bek. ‘Wat is de naam van die vogel’, vroeg de vader van Joep. En Piet antwoordde met de kijker voor zijn ogen: ‘Dat kan ik niet zien, want die zitten te dicht bij’.

Joep de Hart vatte de moraal samen met: ‘Vanzelfsprekendheden gaan vaak in schutkleuren gehuld’. Een relativerend woord dus van de onderzoeker die juist een kei is in het interpreteren van de statistiek. Als hij een inleiding houdt bij de werknemers van de dienstenorganisatie worden er toch al gauw operationele vragen gesteld in de zin van: welke activiteiten moeten we opzetten, welke insteek moeten we kiezen om aan te sluiten bij de grondtonen van de samenleving? Voor Overijssel-Flevoland is de vraag misschien interessant naar de spiritualiteit van samen. Dat thema heeft het breed-moderamen vastgesteld voor een pastoresontmoeting op 17 juni in Dalfsen. Joep de Hart raakte aan het thema toen hij iets vertelde over het onderzoek dat het SCP zal publiceren in de zomer. Het gaat om een onderzoek onder 5700 mensen, van migrant tot expat. Voor het eerst heeft het Planbureau onderzoek gedaan naar de identiteit van de Nederlander. Wat maakt iemand tot een Nederlander? Wat vinden Nederlanders belangrijk voor hun identiteit? Wat is de mystieke band die hen onderling verbindt? Waar ligt de identiteit van het samen, om het in termen van de pastoresontmoeting te zeggen. Toegegeven: Het gaat hier om het burgerperspectief, waar de ontmoeting op 17 juni gaat over het kerkelijke perspectief. Toch is het interessant kennis te nemen van de resultaten.


Joep de Hart sprak van twee wegen in de elementen die een gemeenschapsgevoel geven bij Nederlanders. En hij waarschuwde: Buiten de kerk, in het maatschappelijk leven, speelt de christelijke identiteit slechts een marginale rol. Je kan hoogstens zeggen dat protestanten iets meer de neiging hebben om zich aan te sluiten bij de ‘smalle weg’ en niet bij de ‘brede weg’ van het gemeenschapsgevoel. Bij de brede weg, dat wat mensen verbindt, moet je allereerst aan de taal denken. Van 185 kenmerken blijken de Nederlanders met stip de Nederlandse taal als belangrijkste kenmerk van hun identiteit te zien. Andere elementen die worden genoemd bij de brede weg zijn: de vlag, het volkslied, de kleur oranje, de dodenherdenking en bevrijdingsdag, de elfstedentocht, pakjesavond, oliebollen, fietsen, ijspret, het landschap. Als symboolfiguren kiest men niet Spinoza, niet Abraham Kuyper, maar Anne Franks en Johan Cruijff. En ook Maarten van der Weide kwam even om de hoek kijken. Joep de Hart noemde het opvallend dat een zaak als het Placcaat van Verlatinghe uit 1581 zelden wordt genoemd en bij 63 procent van de mensen zelfs helemaal onbekend is. In het algemeen blijkt het historisch besef, tot groot verdriet van de onderzoekers met een historische achtergrond, compleet afwezig. ‘Je kan de vraag stellen of de geschiedenis nog wel toekomst heeft’, aldus Joep de Hart.

De smalle weg, waar Joep de Hart over sprak, heeft meer te maken met politieke, rechtskundige structuren. Het gaat dan om begrippen als vrijheid, gelijkheid, algemeen kiesrecht, burgerlijke vrijheden. De zaken die mensen als wezenlijk voor de democratie zien. De gezamenlijkheid krijgt dus uitdrukking in symbolen en in waarden. En het meest nog in de symbolen. Je merkt dat uit de emotie die naar voren komt bij het invullen van enquêtes. Daar zijn interessante trucjes voor om de emoties op het spoor te komen. Als er bijvoorbeeld een dubbele ontkenning staat is dat een krachtige emotie. ‘Ik weet niet of ik niet werkeloos word’ geeft meer emotie weer dan de uitdrukking ‘Ik krijg misschien een baan’. Of je nu kijkt bij de christenen of bij het algemene publiek: de christelijke identiteit komt niet naar voren als men de identiteit van het samen moet benoemen. De Hart gaf toe dat daarin wens en werkelijkheid een rol spelen. Nederlanders zien zichzelf zelden als ‘bot’, maar liever als ‘eerlijk’ waar de rest van de wereld de woordkeus anders zou laten uitvallen. En als uitingen van de gemeenschap noemt men bij voorkeur respectabele zaken als de Deltawerken en de artisticiteit van Rembrandt.

Er zijn vier werken van het Sociaal Cultureel Planbureau die bij elkaar horen. Joep de Hart publiceerde een eerste werk over de islam in Nederland. Hij ging tijdens de bijeenkomst in Utrecht in op het tweede rapport ‘het christendom in Nederland’; een derde rapport dat dit najaar verschijnt (dus een ander rapport dan dat over de Nederlandse identiteit) gaat over de zoekenden. Ze zijn er in twee soorten: de alternatieve spirituelen en de expliciet-niet-gelovigen. Over die laatste groep is nagenoeg niets bekend. Het vierde deel van De Hart zal een soort slotbeschouwing geven over de religie in Nederland en vormt als zodanig weer het opstapje voor vervolgonderzoek.

Samenhang geloof en kerk

Joep de Hart schetste nogmaals de hoofdlijnen van zijn tweede rapport. Hij schilderde de doorlopende leegloop bij de grote kerken. Per dag verlaten er 267 mensen de kerk. Per jaar wordt de gemiddelde leeftijd in de kerk opgehoogd met 4,5 maanden. Er blijkt samenhang te zijn tussen een breuk met de kerk en een breuk met het geloof. In een halve eeuw blijkt 50 procent van de mensen de kerk te hebben verlaten; tegelijk blijkt 70 procent geen persoonlijk Godsgeloof meer te hebben; 75 procent kent geen bijzonder gezag toe aan de bijbel; 60 procent geloof niet in een leven na de dood. Er is een correlatie. Vanuit de dienstenorganisatie waren hier vragen over. Of de vragen niet te veel vanuit het oude kerkelijke jargon waren geformuleerd en je geen nieuwe formules zou moeten bedenken om het geloofsgoed van mensen buiten de kerk beter te benoemen. Joep de Hart maakte daar ernstig bezwaar tegen en verwees naar de rapporten ‘God in Nederland’ waarin dat wel gebeurt. Op het moment dat de definities worden aangepast kan je dus geen tendensen per jaar meer vergelijken met de tendensen van vorige jaren.

Het onderzoek van Joep de Hart gaat uitvoerig in op de groei van de migrantenkerken. In de periode 1996-2015 zijn er 546.000 moslims als immigrant naar Nederland gekomen en 1,2 miljoen christenen. Er zijn maar weinig mensen die die cijfers kennen. Als je de Nederlanders vraagt naar hun perceptie van religie zien ze vooral de moslims. De islam, zo concludeerde Joep de Hart, bepaalt in belangrijke mate het beeld dat de gemiddelde Nederlander heeft van religie. Als je spontaan aan mensen om een percentage vraagt van moslims in Nederland kom je gemiddeld uit op 19 procent, terwijl het feitelijke percentage slechts 5 procent is. Mensen denken dus dat de gemeenschap veel groter is dan feitelijk juist is.

Common sense spiritualiteit

Inmiddels heeft de spiritualiteit buiten de kerk zich zo ver ontwikkeld dat je van een zekere common sense kan spreken over de spiritualiteit. Algemeen aanvaard is het idee dat er een soort authentieke kern in ieder van ons te vinden is die niet verandert. ‘Naast Joep is er dus een soort oorspronkelijk Joepje aan te wijzen’, zei hij met gevoel voor beeldende impressies. Er is een soort onbedorven kern in ieder van ons. Het is van belang goed naar dat innerlijke leven te luisteren. De zin van het leven ligt in jouw unieke ervaring. Er is ook een soort collectief besef dat je zelf de zin van het leven uit de diverse religies bij elkaar moet zoeken. De verhouding tussen woonspiritualiteit en zoekspiritualiteit is veranderd; zoekspiritualiteit is sterker geworden.

Onder woonspiritualiteit verstaat Joep de Hart het verlangen naar nestgeur, de vaste grond, de vaste rollen, het grote tijdloze verhaal. Onder zoekspiritualiteit verstaat hij de inspiratie, de nieuwsgierigheid, de vrijheid, de noodzaak te kiezen uit de eigen ervaring, de poreuze grenzen, de openheid; het besef dat het niet gaat om wat het is, maar om wat het doet met je.

Joep de Hart ziet groei bij de atheïsten. Hij spreekt van een stijging van 16 naar 30 procent. Het gaat dan om mensen die geen enkele religieuze opvoeding hebben en die alle oriëntatie vanuit het verleden in religieuze vragen kwijt zijn. Hij acht de kans klein dat die groep ooit nog weer aansluiting bij een religieuze gemeenschap zal vinden. ‘Van een omelet kan je geen doosje eieren meer maken’.

Medusa

De godsdienstonderzoeker was allerminst pessimistisch gestemd. Hij sloot af met een anekdote, zoals hierboven beschreven. De toekomst ligt open. Hij noemde het opvallend dat veel van de niet-kerkelijke Nederlanders toch betrokkenheid laten zien met het christendom als het gaat over de toekomst. Zeker de helft van hen wil graag dat hun kinderen de christelijke feestdagen vieren en dezelfde groep betreurt het als er geen kerkgebouw zou zijn in de directe omgeving van waar hun kinderen wonen. ‘Het gaat bij secularisatie niet om een natuurverschijnsel’. Er liggen menselijke keuzes aan ten grondslag. ‘Kijk naar de klassieke muziek. Die blijft. Maar elke tijd heeft wel zijn eigen uitvoering en zijn eigen interpretatie’. Joep de Hart waarschuwde voor het Medusa-syndroom. Medusa is de klassieke figuur die door te kijken met haar oog, datgene wat zij ziet in steen laat veranderen, of zoals een andere versie zegt: een ieder die naar haar kijkt versteent. Hoe dan ook: het is de valkuil van het fundamentalisme, dat zaken in een obsessie verharden. Joep de Hart pleitte voor fijngevoeligheid en het meedoen in de vragen van de tijd.

Foto: Joep de Hart (links) naast Burret Olde, organisator van de ontmoeting