Cijfers kerksluiting in classis Overijssel-Flevoland
Statistiek geeft wel het begin van een redenering, maar is zelden in zichzelf voldoende als sleutel om een ontwikkeling te begrijpen. In tien jaar tijd kreeg twintig procent van de kerkgebouwen een andere bestemming becijferde Trouw op basis van diverse bestaande cijfers, onder meer verzameld in het kader van kerkenvisies, waarvoor het breed-moderamen van de classis Overijssel-Flevoland campagne voert, zodat plaatselijke gemeenten daarin participeren.
De provincie Overijssel heeft nog 80 procent van de kerkgebouwen in gebruik van voor 1970 en Flevoland heeft 72 procent in gebruik. Maar wat zeggen die cijfers? Trouw zelf is zich al bewust dat de cijfers niet eenduidig zijn. Want in regio’s waar relatief veel secularisatie is, is het aantal kerksluitingen niet per definitie hoger. En in een provincie als Friesland is het cijfer van sluitingen juist wel hoog (70 procent is nog in gebruik), terwijl de provincie bekend staat als protestant en betrokken. Dat er toch zoveel sluitingen zijn heeft dan weer te maken met het grote aantal kerkgebouwen, die in het verleden zijn gebouwd dankzij de goedgevigheid van diezelfde protestanten en het verlangen om in ieder dorp een eigen kerk te hebben.
De cijfers voor Overijssel en Flevoland hebben iets atypisch. Want als je de statistiek leest van de PKN over het aantal zielen per kerkgebouw - Trouw heeft die cijfers niet geraadpleegd overigens, misschien omdat ze zich breder richten en ook de rooms-katholieke ontwikkelingen bij het geheel betrekken - dan zie je dat Flevoland verreweg de meeste zielen per kerkgebouw telt en Overijssel op afstand maar met voorsprong op de derde plaats de tweede positie inneemt. Met andere woorden: Er zijn veel mensen in zowel Overijssel als in Flevoland die de schouders onder een kerkgebouw zetten en dus zou het logisch zijn dat hier de cijfers lager uitpakken.
Dat je dat niet terugziet in Overijssel heeft mogelijk met twee ontwikkelingen te maken. Aan rooms-katholieke zijde valt Overijssel onder het bisdom Utrecht. Kardinaal Eijk staat er om bekend dat hij zich sterk concentreert op eucharistische kerken. Hij doet dus veel kerken in de verkoop. In het bisdom Limburg (Roermond officieel) voerde Wiertz jarenlang een ander beleid: hij probeerde juist de parochiekerken open te houden.
Aan protestantse zijde zie je in Overijssel een ontwikkeling in enkele grote kernen, die het cijfer omlaag haalt. Steden als Enschede en Hengelo concentreren zich op één enkel kerkgebouw in de stad. Ze stoten de wijkkerken af onder het motto, dat ze de kosten willen drukken en de gemeenschap toekomstproef willen maken. Het afstoten van de wijkkerken drukt op het cijfertotaal van protestants Overijssel.
Het hoge aantal sluitingen in Flevoland (28 procent) moet vanuit de specifieke geschiedenis van Flevoland worden verstaan. Toen de Noordoostpolder werd ontgonnen (vanaf 1940 was dat) gebruikte men als basisgedachte het idee dat er één kern moest zijn (Emmeloord) met een ring van kleine dorpen daaromheen. De Noordoostpolder kreeg dus veel meer dorpen dan Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. En ieder dorp kreeg een hervormde kerk, een gereformeerde kerk en een rooms-katholieke kerk, soms ook nog een gereformeerd vrijgemaakte kerk. Met de latere planologische ideeën waarbij de dorpen niet meer mochten groeien en er wel sprake was van een fusie op protestants erf slinkte de behoefte aan kerkgebouwen snel. Zo kon het afstoten van kerkgebouwen in de Noordoostpolder als oorzaak worden gezien van de relatief hoge terugloop in de provincie Flevoland.
Je moet daarbij bedenken dat de provincie Flevoland relatief jong is. Er zijn geen Middeleeuwse kerken. En er is een grote instroom van mensen die geen kerkelijke binding hebben. Met andere woorden: er zijn relatief gezien weinig kerken van voor 1970, en de kerken die er zijn, staan in de klein blijvende dorpen. Dat vergroot het effect van sluitingen als je je in percentages gaat uitdrukken. Zou je kijken naar absolute aantallen, dan zou Flevoland minder prominent in beeld zijn.
Trouw constateert dat er ooit een prognose was waarin een veel hoger aantal kerksluitingen werd voorzien. De relatief meevallende teruggang van 6900 kerken naar 5500 kerken in tien jaar tijd heeft onder meer te maken met het inventief vermogen van kerkbestuurders. Verschillende kerkbestuurders weten hun gebouw multifunctioneel in te zetten en daarmee de financiële spankracht te vergroten.
Foto: per provincie het aantal kerken voor 1970 gebouwd dat nog open is voor kerkelijke erediensten (alle denominaties, foto Trouw)